Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Mvv-aanvraag voor verblijf bij echtgenoot, rechtsgeldigheid huwelijk, Afghaans recht kennelijk onverenigbaar met de openbare orde, beroep gegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

Zaaknummer: NL22.2207

[v nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1998, van Afghaanse nationaliteit, eiseres

(gemachtigde: mr. D. Rezaie),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.G. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag namens eiseres tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [partner] ’ (referent) afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 januari 2022 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Op 10 februari 2022 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2022. Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het griffierecht

1. Eiseres heeft verzocht om vrijgesteld te worden van de verplichting tot het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht. De rechtbank stelt op basis van de bij het beroep overgelegde eigen verklaring omtrent de afwezigheid van vermogen en inkomen vast dat eiseres aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet. Eiseres hoeft dus geen griffierecht te betalen.

Ten aanzien van het beroep

Achtergrond

2. Referent is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Op 24 december 2020 heeft hij namens eiseres een mvv-aanvraag ingediend, waarmee haar verblijf bij hem in Nederland wordt beoogd.

Besluitvorming

3. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het tussen eiseres en referent gestelde huwelijk niet kan worden aangemerkt als een rechtsgeldig huwelijk, omdat dit naar het op grond van het internationaal privaatrecht van toepassing zijnde Afghaans recht niet als een rechtsgeldig huwelijk wordt aangemerkt. Daarnaast heeft eiseres volgens verweerder evenmin aangetoond dat tussen haar en referent sprake is van een duurzame en exclusieve relatie of van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.

Beoordeling rechtbank

4.1

Eiseres voert aan dat de toepassing van het Afghaanse recht in de onderhavige zaak op grond van artikel 10:6 van het BW kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Het toepasselijke Afghaanse recht verbiedt immers een huwelijk tussen personen met verschillende geloofsovertuigingen, terwijl een dergelijk huwelijk in Nederland wel rechtsgeldig is.

4.2

Op grond van artikel 3.14, aanhef en onder a, van het Vb wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ onder meer verleend aan de vreemdeling van 21 jaar of ouder die met de hoofdpersoon een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk is aangegaan. Tussen partijen is niet in het geschil dat in de onderhavige zaak het krachtens het Nederlands internationaal privaatrecht toepasselijke recht het Afghaanse recht is, omdat het gestelde huwelijk tussen eiseres en referent in Afghanistan is gesloten.

4.3

Eiseres heeft bij haar aanvraag een kopie van een huwelijksakte van de Afghaanse ambassade in Nederland overgelegd waarin staat dat zij op 2 september 2020 met referent in het huwelijk is getreden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, ondanks het bestaan van deze huwelijksakte, er geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen eiseres en referent omdat het Afghaanse recht een huwelijk tussen een moslima en een niet-moslimman niet toestaat. Verweerder baseert zich hierbij op een niet-officiële vertaling van het Afghaanse burgerlijke wetboek (de Civil Code uit 1997), in het bijzonder de volgende bepalingen:

Article 92:

(1) Marriage of Muslim woman with non-Muslim man shall be void. Muslim man, however, may marry woman believing in one of the four books.

(2) Marriage of a woman believing in one of the four books may be done by her guardian believing in her religion and witnessed by two persons of the same beliefs. In cases stated in this Article, children shall be considered of the father’s religion.

Article 95:

None of the effects of a valid marriage shall apply to void marriage, even if it is consummated.

4.4

In artikel 10:6 van het BW staat dat vreemd recht niet wordt toegepast, voor zover de toepassing ervan kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Bij het begrip ‘openbare orde’ gaat het om gevallen waarin sprake is van strijd met fundamentele waarden en beginselen van de Nederlandse rechtsorde. Hiervan kan onder meer sprake zijn indien het vreemd recht inbreuk maakt op een van de grondrechten die zijn verankerd in de Grondwet of mensenrechtenverdragen zoals het EVRM, het Verdrag betreffende de Europese Unie, het EU-Handvest en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

4.5

In de wetsgeschiedenis wordt vermeld dat bij de beoordeling of vreemd recht kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde onderscheid dient te worden gemaakt tussen de inhoud van het vreemd recht, en de gevolgen waartoe toepassing van dat recht in het concrete geval leidt. In het eerste geval gaat het om de vraag of het vreemd recht op zichzelf al naar zijn inhoud onaanvaardbaar is binnen de Nederlandse rechtsorde. Dit is het geval wanneer de grenzen van wat naar Nederlandse opvattingen voor een wetgever behoorlijk en geoorloofd is, worden overschreden. Deze maatstaf wordt ook wel het ‘buitengrenscriterium’ genoemd en heeft een absoluut karakter. Als voorbeeld van strijd met het buitengrenscriterium noemt de wetsgeschiedenis het geval dat het vreemd recht een op ras gebaseerd huwelijksbeletsel zou bevatten. Indien het vreemd recht op zichzelf naar zijn inhoud niet onaanvaardbaar is, dient het toch buiten toepassing worden gelaten als de toepassing van dit recht in het concrete geval tot gevolgen leidt die naar Nederlandse opvattingen niet kunnen worden geduld. Bij deze beoordeling spelen alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de betrokkenheid van de Nederlandse rechtsorde, een rol. Deze maatstaf wordt als het ‘binnengrenscriterium’ aangeduid.

4.6

De rechtbank overweegt dat uit de bewoordingen van de in rechtsoverweging 4.3 genoemde Afghaanse wetsartikelen kan worden afgeleid dat het huwelijk tussen een moslima en een man die geen moslim is naar Afghaans recht zonder meer nietig is. De rechtbank is echter van oordeel dat deze wetsbepalingen in de onderhavige zaak wegens strijd met het buitengrenscriterium niet kunnen worden toegepast. Toepassing daarvan leidt er immers toe dat het gestelde huwelijk tussen eiseres en referent niet rechtsgeldig wordt geacht op de enkele grond dat zij een verschillende geloofsovertuiging aanhangen. Dit vormt een forse inbreuk op het verbod op discriminatie gebaseerd op godsdienst. Dit discriminatieverbod vormt een van de fundamentele waarden van de Nederlandse rechtsorde en is verankerd in artikel 1 van de Grondwet en in diverse door de Nederlandse Staat geratificeerde mensenrechtenverdragen, waaronder artikel 21 van het EU-Handvest en artikel 14 van het EVRM . Naar het oordeel van de rechtbank is het verbieden van een huwelijk op basis van het enkele verschil in geloofsovertuiging tussen partijen een inbreuk op de Nederlandse rechtsorde die van een vergelijkbare aard en ernst is als het in de parlementaire geschiedenis genoemde voorbeeld van een op ras gebaseerd huwelijksbeletsel. De rechtbank overweegt verder dat het Afghaanse recht naar zijn inhoud eveneens indruist tegen het gelijkheidsbeginsel tussen man en vrouw. In de omgekeerde situatie – een huwelijk tussen een niet-moslima en een moslimman – wordt een huwelijk blijkens de door verweerder overgelegde vertaling van het Afghaanse burgerlijk wetboek immers wél rechtsgeldig geacht. De rechtbank is van oordeel dat het toepasselijke Afghaanse recht ook om deze reden een ernstige inbreuk vormt op de fundamentele waarden en beginselen die aan het Nederlandse recht ten grondslag liggen.

4.7

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het toepasselijke Afghaanse recht naar zijn inhoud een dusdanige inbreuk vormt op de fundamentele waarden en opvattingen van de Nederlandse rechtsorde dat toepassing van dit recht in de onderhavige zaak kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Nu tussen partijen vaststaat dat eiseres en referent op 2 september 2020 in Afghanistan in het huwelijk zijn getreden, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er tussen eiseres en referente desondanks geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk.

5. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres en/of referente in bezwaar. Van horen in bezwaar mag op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb slechts worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd over de rechtsgeldigheid van het huwelijk, is de rechtbank van oordeel dat zich een dergelijke situatie niet voordoet.

Conclusie

6. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:2 en 7:12 van de Awb . De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.

7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518 ,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. F.W. Victoor, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Burgerlijk Wetboek.

Vreemdelingenbesluit 2000.

Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

Zie de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 19 november 2011, ECLI:NL:HR:2021:1721.

Kamerstukken II 2009-2010, 32 127, 3, p. 13-14.

Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

Algemene wet bestuursrecht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature