U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

VK, art. 64 Vw , moeder en zoon, aanhoudingsverzoek afgewezen, uit BMA advies blijkt geen medische noodsituatie, geen concrete aanknopingspunten om daaraan te twijfelen, beschikbaarheid behandeling in land v. herkomst niet van belang, beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht

Locatie Amersfoort

Bestuursrecht

zaaknummers: NL21.17195 en NL21.17197

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] en [eiser] , eisers

V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]

(gemachtigde: mr. L.M.E. Embregts),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

In de besluiten van 10 juni 2021 (primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers om hen uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) afgewezen.

Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar in zijn uitspraak van 18 oktober 20211 afgewezen.

In de besluiten van 28 oktober 2021 (bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eisers kennelijk ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep, samen met de verzoeken om een voorlopige voorziening (NL21.17196 en NL21.17198), op 15 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

1 ECLI:NL:RBMNE:2021:5077.

Overwegingen

Inleiding

1. Eisers zijn moeder en zoon van Iraakse nationaliteit en ze zijn geboren op [geboortedatum] 1987 respectievelijk [geboortedatum] 2014. Eisers hebben vanaf 2015 meerdere asielaanvragen ingediend die zijn afgewezen. Ook heeft eiseres op 7 december 2018 eerder een aanvraag ingediend om uitstel van vertrek te krijgen op grond van artikel 64 van de Vw . Deze aanvraag is buiten behandeling gesteld omdat de gevraagde bewijsmiddelen niet waren aangeleverd.

Aanhoudingsverzoek

2. Eisers hebben op 11 februari 2022 een verzoek om aanhouding ingediend in afwachting van een contra-expertise in het kader van de medische situatie van eisers. Een medisch deskundige is namelijk bereid om naar het dossier te kijken en een advies te schrijven dat met het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) vergeleken kan worden.

3. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af. De reden hiervoor is dat het verzoek pas twee werkdagen voor de zitting is ingediend, zonder dat daar een afdoende verklaring voor is gegeven. Eisers hebben namelijk onvoldoende gemotiveerd waarom er pas een jaar na het eerste BMA advies (15 februari 2021) een contra-expertise kon worden gevraagd. Daarom levert het aanhoudingsverzoek een onevenredige vertraging van de procedure op. Daarnaast blijkt uit de stukken die bij het aanhoudingsverzoek zijn ingediend niet welke specifieke opdracht er is gegeven aan de medisch deskundige en dus valt niet te bezien in welke mate die opdracht relevant is voor de weerspreking van de conclusie van het BMA advies.

BMA adviezen

4. Verweerder heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat eisers niet in aanmerking komen voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw . Verweerder baseert zich hierbij op de adviezen van het BMA.

5. Ten aanzien van de medische situatie van eiseres heeft het BMA op 15 februari 2021 advies uitgebracht. Uit dat advies blijkt dat sprake is van psychische klachten die verklaard worden vanuit een depressieve stoornis van matige ernst en een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Eiseres krijgt daarvoor behandeling en medicatie. Het BMA concludeert in het advies dat het geen medische noodsituatie op korte termijn bij het uitblijven van de behandeling verwacht, omdat daarvoor vanuit het toestandsbeeld zelf en de voorgeschiedenis onvoldoende aanwijzingen zijn. Daarnaast is eiseres niet psychotisch of suïcidaal (geweest) en is er geen vermelding van relevante incidenten als een gedwongen opname of gedocumenteerde suïcidepoging. Verder blijkt uit het advies dat eiseres in staat is om te reizen.

6. Ten aanzien van de situatie van eiser heeft het BMA op 2 maart 2021 en op 9 juni 2021 een advies en een aanvullend advies uitgebracht. Uit het advies van 2 maart 2021 blijkt dat verzoeker bekend is met doofheid/slechthorendheid met daarmee samenhangend een

taalontwikkelingsprobleem. Hij staat daarvoor onder behandeling van een logopedist en een GZ-psycholoog/orthopedagoog. Bij het uitblijven van de behandeling zal de taal in ontwikkeling achterblijven en zal eiser niet leren communiceren. Zonder hoortoestellen is eiser slechthorend. Het BMA verwacht geen medische noodsituatie op korte termijn bij het uitblijven van de behandeling. Verder blijkt uit het advies dat eiser in staat is te reizen. Uit het aanvullend advies van 9 juni 2021 blijkt dat de medische informatie die na het advies van 2 maart 2021 is overgelegd geen relevante nieuwe informatie bevat, zodat het advies van 2 maart 2021 gehandhaafd kan blijven.

Het bestreden besluit

7. Verweerder stelt zich onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)2 op het standpunt dat er uitgegaan mag worden van het BMA advies en dat de aanvragen van eisers terecht zijn afgewezen. Het advies is namelijk op een onpartijdige en objectieve wijze tot stand gekomen en verweerder ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de volledigheid en juistheid ervan. Hierbij verwijst verweerder ook naar de uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak van eisers3, waarin werd geconcludeerd dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen had en de voorlopige voorziening hangende bezwaar werd afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 oktober 2021 geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

Eiseres (moeder)

8. Eiseres voert aan dat het BMA-advies onvoldoende inzichtelijk is. Er is namelijk ten onrechte geen rekening gehouden met de (on)mogelijkheden van behandeling in het land van herkomst en de gevolgen hiervan voor de toekomst van eisers. Hierbij verwijst eiseres naar een uitspraak van rechtbank Den Haag van 20 november 20204. Daarnaast worden de psychische klachten van eiseres onderschat door verweerder. Verder is er in het BMA- advies uitgegaan van een verouderd medicatieoverzicht. In het BMA-advies is niet meegewogen of deze medicatie in het land van herkomst beschikbaar is. Ter zitting wijst eiseres er nog op dat er in het BMA advies wordt geconcludeerd dat eiseres niet suïcidaal is terwijl uit het stuk van de GGZ van 11 november 2021 blijkt dat zij wel suïcidale gedachten heeft gehad. Aangezien dit niet is meegenomen in het BMA advies is het dus onvoldoende inzichtelijk.

9. De rechtbank oordeelt als volgt. Er is alleen sprake van een medische noodsituatie als iemand, wanneer hij of zij geen medische behandeling meer krijgt, binnen drie maanden overlijdt, invalide wordt, of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade krijgt.5 In het BMA-advies staat dat naar verwachting bij eiseres geen medische noodsituatie op korte termijn ontstaat, wanneer zij geen behandeling meer krijgt. Als het BMA advies zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is mag verweerder daar bij de beoordeling van de aanvraag op grond van artikel 64 van de Vw van uit gaan. Dit mag alleen niet als er concrete aanknopingspunten aanwezig zijn voor twijfel aan de juistheid of

2 ABRvS, 29 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:272.

3 Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, 18 oktober 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:5077.

4 ECLI:NL:RBDHA:2020:12156.

5 Paragraaf A3/7.1.3 van de Vreemdelingencircula ire 2000 (Vc).s

volledigheid van het advies. Het is aan eisers om concrete aanknopingspunten te verschaffen voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het BMA-advies.6

10. De rechtbank is van oordeel dat de stellingen van eiseres geen concrete aanknopingspunten bevatten die maken dat er getwijfeld moet worden aan het BMA-advies. Het enkele feit dat eiseres een nieuw medicatieoverzicht heeft overgelegd is hiertoe onvoldoende. Eiseres heeft namelijk niet gespecificeerd op welke manier de verandering in medicatie maakt dat de conclusie in het BMA advies ten aanzien van de medische noodsituatie onjuist is. Aan de vraag of de medicatie beschikbaar is in het land van herkomst komt de rechtbank niet toe, omdat niet blijkt van een medische noodsituatie als de medicatie uitblijft. Verweerder mocht er daarom vanuit gaan dat het BMA-advies klopt en dat er naar verwachting op korte termijn geen medische noodsituatie ontstaat als eiseres geen medische behandeling meer krijgt.

11. Ten aanzien van de beroepsgrond over de suïcidale gedachten van eiseres oordeelt de rechtbank als volgt. Uit het stuk van de GGZ waar eiseres naar verwijst, blijkt dat er sprake is van recidiverende gedachten aan de dood met een frequentie van drie tot vier keer per maand, dat er geen concrete plannen zijn en dat het gezin hier een beschermende factor is. Daarnaast blijkt uit hetzelfde stuk dat de diagnose van eiseres, een matige depressieve stoornis en een posttraumatische stressstoornis, niet is veranderd. Ook acht de rechtbank van belang dat er geen diagnose van een behandelaar ten aanzien van suïcidaliteit uit het stuk blijkt, maar dat het uitsluitend gaat om een opmerking van mevrouw zelf. Ten aanzien van suïcidaliteit is in het BMA advies overwogen dat eiseres niet psychotisch of suïcidaal is (geweest) en dat er geen vermelding is van relevante incidenten als een gedwongen opname of een gedocumenteerde suïcidepoging. Het enkele feit dat mevrouw gedachten heeft aan de dood is onvoldoende om het BMA advies niet meer juist of onvoldoende inzichtelijk te achten.

12. Verweerder kan eiseres alleen uitstel van vertrek vanwege haar medische situatie geven, als sprake is van een medische noodsituatie op korte termijn. Daarvan is geen sprake. Verweerder hoefde daarom niet meer te beoordelen of de medische behandeling (waaronder de medicatie) in Irak beschikbaar is en ook niet of eiseres feitelijk toegang heeft tot die behandeling.7 Op dit punt verschilt de situatie van eiseres ook met de uitspraak van rechtbank Den Haag waar zij naar verwijst. Uit die uitspraak blijkt namelijk dat in het BMA advies was geconcludeerd dat er wel sprake was van een medische noodsituatie.8

Eiser (zoon)

13. Eiser voert aan dat er, anders dan het BMA advies concludeert, wel degelijk sprake is van een medische noodsituatie. Eiser is namelijk doof/slechthorend en heeft daardoor taalontwikkelingsproblemen. Hij is voor zowel taalbegrip als ook taalproductie volledig afhankelijk van het Nederlands met ondersteunende gebaren en de Nederlands gebarentaal. Dit klemt temeer nu zijn ouders het Nederlands en zeker de Nederlandse gebarentaal onvoldoende beheersen en dus niet met hem kunnen communiceren. Bovendien blijkt uit het meertaligheidsonderzoek van 24 januari 2022 dat eiser het Kermandji en/of het Arabisch

6 ABRvS 5 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2709.

7 Zie voetnoot 5.

8 Zie rechtsoverweging 2.

niet meer zal kunnen verwerven op een niveau dat nodig is om voldoende toegang te hebben tot onderwijs in Irak. Uit het BMA-advies blijkt bovendien dat er geenszins rekening is gehouden met het feit dat eiser vanwege onbegrip gefrustreerd zal raken waardoor zijn gedragsproblemen, het hoofdbonken en het zich terugtrekken in een eigen wereld, zullen verergeren, zoals blijkt uit het cliëntverslag van Kentalis van 10 mei 2021. Bovendien zal eiser vanwege het feit dat hij de Arabische taal niet machtig is, niet althans onvoldoende instaat zijn om aan te geven wanneer hij medische klachten heeft. Het gevaar bestaat dat zijn ouders niet tijdig onderkennen dat eiser medische hulp nodig heeft waardoor er een medische noodsituatie kan ontstaan. Uit dit alles kan worden geconcludeerd dat de kans bestaat dat er binnen een termijn van drie maanden wel degelijk sprake zal zijn van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.

14. De rechtbank oordeelt dat hetgeen eiser aanvoert geen concrete aanknopingspunten biedt om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de BMA adviezen. Eiser heeft in beroep ook geen medische stukken overgelegd die niet zijn meegenomen door het BMA en waaruit blijkt dat de conclusie van het BMA niet klopt en dat er dus wel een medische noodsituatie zal ontstaan. Het cliëntverslag van Kentalis van 10 mei 2021 waar eiser naar verwijst is namelijk hetzelfde document als het stuk onder punt 6 in het aanvullend BMA advies van 9 juni 2021.9 De inhoud van dit verslag is dus wel meegenomen bij het BMA advies en het heeft niet geleid tot een andere conclusie. De enkele stelling dat er wellicht in de toekomst een gevaar bestaat dat zijn ouders het niet tijdig zullen kunnen onderkennen als eiser medische hulp nodig heeft, is daarvoor onvoldoende. Ook het feit dat eiser het Kermandji en/of Arabisch niet meer voldoende kan leren om toegang te hebben tot onderwijs in Irak maakt niet dat er binnen drie maanden sprake zal zijn van overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.

15. Verweerder heeft dus op basis van het BMA advies terecht geconcludeerd dat er geen sprake is van een medische noodsituatie. Ten aanzien van eiser hoefde verweerder daarom ook niet te beoordelen of de medische behandeling in Irak beschikbaar is en of eiser feitelijk toegang heeft tot die behandeling.

16. Eiser voert verder aan dat er sprake is van schending van de artikelen 23 en 24 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Daarnaast beroepen eisers zich op het arrest Paposhvili van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).10

17. De rechtbank oordeelt dat de verwijzing naar artikel 23 en 24 van het IVRK en de geschetste omstandigheden van eisers niet maakt dat aan hen uitstel van vertrek moet worden verleend. In een procedure over de toepassing van artikel 64 van de Vw ligt namelijk niet ter beoordeling voor in welk land sprake is van de best mogelijke behandeling voor eisers, maar gaat het er uitsluitend om of uitzetting achterwege moet blijven omdat het wegens de gezondheidstoestand van de vreemdeling niet verantwoord is om te reizen.11 Dit is overigens ook al geoordeeld in de uitspraak van de voorzieningenrechter in deze zaak.12

9 Onder de naam: ‘Medische gegevens van de behandelaar R.W.M. Lerou d.d. 10-05-2021’.

10 EHRM, Paposhvili v. België, 13 december 2016, nr. 41738/10.

11 Zie de uitspraak van de ABRvS van 20 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:265.

12 ECLI:NL:RBMNE:2021:5077.s

18. Ten aanzien van de verwijzing van eisers naar het arrest Paposhvili volgt de rechtbank de redenering van de ABRvS in haar uitspraak van 28 september 201713. Hierin is geoordeeld dat de beoordelingswijze van verweerder, namelijk het aan de hand van het door het BMA uitgebrachte medische advies vaststellen of het uitblijven van behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, in overeenstemming is met de maatstaf van het EHRM in het arrest Paposhvili. Daarnaast hebben eisers verder niet geconcretiseerd op welke manier verweerder niet heeft gehandeld in lijn met het arrest.

Conclusie

19. Het beroep is ongegrond.

20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.

13 ECLI:NL:RVS:2017:2627 en ECLI:NL:RVS:2017:2629.

De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:

04 maart 2022

en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [nummer]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature