U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Uitleg begrip servicekosten in testament, opgenomen in legaat gebruik en bewoning

Uitspraak



proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/598985 / HA ZA 20-863

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 26 april 2021

in de zaak van

1 [eiser 1] , te [woonplaats 1] ,

2. [eiser 2], te [woonplaats 2] ,

3. [eiser 3], te [woonplaats 3] ,

eisers in conventie,

verweerders in reconventie,

advocaat mr. M. Boender-Radder te Den Haag,

tegen

[gedaagde] , te [woonplaats 4] ,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. M.C.G. Stut te Rotterdam.

Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 1 september 2020, met producties;

de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;

de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;

het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 april 2016, van de voortzetting van 16 april 2021 en van de voortzetting van 26 april 2021. Verschenen zijn [eisers] bijgestaan door hun advocaat en mr. I. Reidsma. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van de heer [X]

1.2.

Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Van het verhandelde tijdens de zittingen is apart proces-verbaal opgemaakt.

2 De beslissing

De rechtbank:

in conventie

2.1.

verklaart voor recht dat zolang [gedaagde] het recht van gebruik en bewoning heeft van de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] voor rekening van [gedaagde] komen:

de bijdragen aan de Vereniging van Eigenaars gebouw [adres gebouw] te [plaats 1] , voor zover deze niet betreffen de reserveringen voor het reservefonds als bedoeld in artikel 5:126 BW , welke reserveringen voor rekening van [eisers] komen;

alle belastingen en heffingen waaronder de onroerend zaakbelasting.

2.2.

compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

2.3.

wijst af het meer of anders gevorderde;

in reconventie

2.4.

wijst de vorderingen af;

2.5.

compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3 De beoordeling

in conventie en in reconventie 3.1.

[gedaagde] heeft gedurende twintig jaar een affectieve relatie gehad met de vader van [eisers] , [erflater] (hierna erflater). Erflater is op 23 januari 2019 overleden. [gedaagde] en erflater hadden een samenlevingsovereenkomst gesloten, waarin iedere gemeenschap van goederen was uitgesloten.

3.2.

In zijn testament heeft erflater [eisers] als erfgenamen benoemd. Aan [gedaagde] heeft hij twee legaten nagelaten: een recht van vruchtgebruik op twee appartementen aan de [adres 2] en [adres 3] te [plaats 2] (hierna de appartementen te [plaats 2] ) en het recht van gebruik en bewoning van een appartement aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna de woning te [plaats 1] ). Bij akte van 18 juni 2020 is het recht van vruchtgebruik gevestigd en het recht van gebruik en bewoning bevestigd.

3.3.

Voor de rechtbank is op basis van de overgelegde stukken voldoende duidelijk dat de erfenis van erflater is afgewikkeld en dat [eisers] derhalve bevoegd zijn de vorderingen tegen [gedaagde] in te dienen.

ten aanzien van de appartementen te [plaats 2]

3.4.

Over de kosten voor de appartementen te [plaats 2] bestaat tussen partijen geen geschil. Bij gebrek aan een belang is daarom dit gedeelte van de vordering van [eisers] afgewezen.

ten aanzien van de woning te [plaats 1]

3.5.

Ten aanzien van de woning te [plaats 1] verschillen partijen nog van mening over het antwoord op de vraag wie welk gedeelte van de VvE-bijdragen moet betalen en wie de onroerend zaakbelasting.

onroerend zaakbelasting

3.6.

De onroerend zaakbelasting moet [gedaagde] betalen. In het testament is bepaald dat titel 8 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is op het recht van gebruik en bewoning van de woning te [plaats 1] . Dit betekent dat op grond van artikel 3:226 BW in samenhang met artikel 3:220 BW gewone lasten en herstellingen voor rekening van [gedaagde] komen. De onroerend zaakbelasting is een gewone last als bedoeld in artikel 3:220 BW . Ook de gemeente [naam gemeente] belast degene met het recht van gebruik en bewoning met de onroerend zaakbelasting, zoals onder meer blijkt uit de omstandigheid dat voor het jaar 2021 [gedaagde] is aangeslagen voor deze belasting. [gedaagde] verwijst nog naar een uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2005:AT3486). Dit arrest betrof echter een recht van gebruik en bewoning waarbij de overeengekomen verdeling van onderhoudsplichten in grote lijnen overeenkwam met de (wettelijke) regeling van de onderhouds- en reparatieverplichtingen van de verhuurder en de huurder. Een dergelijke regeling is niet in het testament opgenomen. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om op dit punt bij de regels inzake huur aan te sluiten.

VvE-bijdragen

3.7.

In het testament is bepaald dat [gedaagde] , als aanvulling op en in afwijking van het verklaarde in titel 8 boek 3 BW, de servicekosten moet betalen. Tussen partijen is niet in geschil dat deze zin betrekking heeft op de VvE-bijdrage. Wel verschillen zij van mening over wat erflater hiermee heeft bedoeld. Aldus moet deze zin in het testament worden uitgelegd. Ingevolge artikel 4:46 lid 1 BW dient bij de uitleg van een testament te worden gelet op de verhoudingen die het testament kennelijk wenst te regelen en op de omstandigheden waaronder het testament is opgemaakt.

3.8.

[gedaagde] stelt primair dat het testament zo moet worden uitgelegd dat zij helemaal geen kosten voor de VvE hoeft te betalen. Dit standpunt volgt de rechtbank niet. De woorden van het testament zijn duidelijk en niet zonder betekenis. Dit was anders in de uitspraak van de Hoge Raad waarnaar de advocaat van [gedaagde] heeft verwezen. Deze uitspraak betrof een testament waarbij de notaris een fout had gemaakt bij het opschrijven van artikelen die moesten worden uitgesloten. De wel opgeschreven artikelen hadden geen betekenis en daarom moest het testament worden uitgelegd. Dit geldt echter niet voor de zinsnede dat [gedaagde] de servicekosten van de woning te [plaats 1] voor haar rekening moet nemen: deze passage heeft wel betekenis. De rechtbank sluit niet uit dat erflater voor zijn overlijden aan de zoon van [gedaagde] en aan vrienden heeft gezegd dat zijn kinderen de kosten voor de woning te [plaats 1] moeten betalen of dat [gedaagde] geen VvE-kosten hoeft te betalen, maar in het testament heeft hij opgenomen dat ze de servicekosten voor haar rekening moet nemen. Artikel 4:46 lid 2 BW bepaalt dat daden of verklaringen van de erflater buiten het testament slechts dan voor uitleg van een testament mogen worden gebruikt indien het testament zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft. Daar is voor wat betreft de vraag of [gedaagde] in ieder geval een deel van de VvE-bijdragen moet betalen geen sprake van.

De rechtbank kan de zin inzake de servicekosten dan ook niet uit het testament wegredeneren. Dit te minder omdat erflater in een eerder concept van een testament wel had opgenomen dat de eigenaar en daarmee [eisers] de gewone lasten, het gewone onderhoud en de gewone herstellingen voor hun rekening moesten nemen, maar die passage dus heeft veranderd.

3.9.

De zin blijft dus staan. Het is echter niet meteen duidelijk wat erflater heeft bedoeld met de term servicekosten. In veel VvE’s wordt met de term servicekosten de gehele bijdrage aan de VvE bedoeld. Dit lijkt, gelet op de stukken die zijn overgelegd, ook het geval te zijn geweest bij de VvE waartoe de woning te [plaats 1] behoort. Er zijn echter ook VvE’s die een onderscheid maken tussen servicekosten, exploitatiekosten en onderhoudskosten. De VvE waartoe de appartementen in [plaats 2] behoren en die bij zijn leven eigendom van erflater waren, maakte kennelijk tot voor kort ook dit onderscheid.

3.10.

[gedaagde] stelt dat, als zij al een deel van de VvE-bijdrage moet betalen, zij alleen de VvE-bijdrage verschuldigd is die de echte servicekosten betreft maar niet de bijdrage die de exploitatiekosten betreft en niet de bijdrage aan het reservefonds. Die kosten komen volgens haar voor rekening van [eisers]

3.11.

[eisers] vinden dat [gedaagde] de gehele VvE-bijdrage moet betalen. Zij hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij op grond van het testament en de daarin opgenomen verwijzing naar artikel 3:220 BW alleen aansprakelijk zijn voor de buitengewone herstellingen aan de woning en de buitengewone herstellingen via de VvE. De jaarlijkse VvE-bijdragen betreffen niet de kosten voor dergelijke buitengewone herstellingen, die komen namelijk amper voor. Bovendien vinden [eisers] dat zij, zo de VvE-bijdragen al bijdragen zijn voor buitengewone herstellingen, de kosten hiervoor niet hoeven voor te financieren. Pas bij het einde van het recht van gebruik en bewoning kunnen deze kosten voor buitengewone herstellingen op hen worden verhaald, zoals bepaald in artikel 5:123 BW .

3.12.

De rechtbank stelt voorop dat het legaat kennelijk ten doel heeft uitvoering te geven aan een verzorgingsgedachte. Erflater heeft [gedaagde] immers met de legaten willen voorzien van een woning om in te wonen en van inkomen. Ook de door [gedaagde] overgelegde verklaringen wijzen hierop. Erflater heeft tegenover de zoon van [gedaagde] en tegenover in ieder geval twee bekenden gezegd dat [gedaagde] in het appartement moet kunnen blijven wonen zo lang ze wil. Erflater wist op het moment dat hij zijn testament opstelde ook dat [gedaagde] geen ruim pensioen had waarvan zij haar kosten en uitgaven kon financieren.

3.13.

De door [eisers] en [gedaagde] overgelegde verklaringen spreken elkaar over en weer tegen: enerzijds helemaal geen kosten voor [eisers] en anderzijds geen VvE-kosten voor [gedaagde] . De overgelegde verklaring van de notaris biedt de rechtbank onvoldoende duidelijkheid. De notaris heeft verklaard dat erflater niet wilde dat zijn kinderen kosten zouden hebben ten aanzien van de woning te [plaats 1] , maar dit verklaart niet waarom erflater dan niet in zijn testament heeft bepaald dat alle lasten en herstellingen voor rekening komen van [gedaagde] , zoals hij wel heeft bepaald voor de appartementen te [plaats 2] .

3.14.

Het oude recht bepaalde voor wat betreft het vruchtgebruik dat grove reparaties ten laste van de hoofdgerechtigde kwamen. Artikel 841 BW (oud) bepaalde dat het dan ging om reparaties aan zware muren en gewelven, van herstelling van balken en gehele daken enzovoort. Deze laatste bepaling is in het nieuwe BW niet opgenomen. In de Parlementaire Geschiedenis bij boek 3 is daarover gezegd dat het huidige recht geen maatstaf geeft voor het onderscheid tussen gewone en buitengewone reparaties, omdat de beslissing te dier zake te veel afhangt van bijzondere omstandigheden.

3.15.

De begroting van de VvE van de woning te [plaats 1] voor 2019 bevat een aantal posten waaronder onderhoud voor een bedrag van € 24.154 en dotatie reservefonds voor een bedrag van € 21.047. Dit is het reservefonds als bedoeld in artikel 5:126 lid 1 BW : dit artikel bepaalt dat een VvE een reservefonds in stand moet houden voor de bestrijding van andere dan de gewone jaarlijkse kosten.

3.16.

De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat het testament in redelijkheid zo moet worden uitgelegd, dat erflater heeft bedoeld dat [eisers] de doteringen aan het reservefonds voor hun rekening moeten nemen en [gedaagde] de overige VvE-bijdragen, waaronder die voor onderhoud. Dit oordeel baseert zij op:

( i) de verzorgingsgedachte in het testament zoals toegelicht onder 3.12.;

(ii) de omstandigheid dat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat ze mogelijk niet in de woning te [plaats 1] kan blijven wonen als zij de gehele VvE-bijdrage moet betalen;

(iii) de omstandigheid dat erflater in het testament heeft opgenomen en daarmee heeft gewild dat [gedaagde] in ieder geval een deel van de kosten van de VvE voor haar rekening moet nemen;

(iv) de omstandigheid dat erflater in een eerder testament had bepaald dat alle gewone lasten, gewoon onderhoud en gewone herstellingen voor [eisers] kwamen, maar dit heeft gewijzigd in de bepaling dat [gedaagde] de servicekosten moet betalen: hieruit kan worden afgeleid dat erflater wilde dat [gedaagde] de gewone lasten, gewoon onderhoud en gewone herstellingen betaalt;

( v) de omstandigheid dat de meest gangbare uitleg van het begrip servicekosten is dat dit niet beperkt moet worden uitgelegd;

(vi) de ruimte die artikel 3:220 BW op basis van de parlementaire geschiedenis biedt om, op basis van de bijzondere omstandigheden, vast te stellen wat de buitengewone lasten en de buitengewone herstellingen zijn die voor rekening van de hoofdgerechtigde komen;

(vii) de omschrijving van het reservefonds in de wet, namelijk dat het betreft andere dan de gewone jaarlijkse kosten.

Bij dit oordeel weegt de rechtbank ook nog het volgende mee. Aan het recht van gebruik en bewoning komt een eind als [gedaagde] hiervan niet langer gebruik kan of wil maken. In dat geval profiteren [eisers] als eigenaar van het alsdan opgebouwde reservefonds. Mede gelet op de omstandigheid dat de woning te [plaats 1] pas eind 2018 is opgeleverd, is de kans reëel dat op dat moment nog weinig tot geen uitgaven uit het reservefonds betaald zullen zijn, zodat dit fonds aan [eisers] ten goede zal komen.

De rechtbank realiseert zich dat dit betekent dat [eisers] , anders dan is bepaald in artikel 3:220 BW, al gedurende het recht van gebruik en bewoning kosten voor hun rekening dienen te nemen voor de woning te [plaats 1] . Zij is niettemin van oordeel dat dit is wat erflater gewild moet hebben. Als erflater alleen toepassing van artikel 3:220 BW had gewild, had hij de zin inzake de servicekosten niet hoeven opnemen.

te verrekenen kosten

3.17.

Over de periode na het overlijden van erflater tot de notariële akte van juni 2020 hebben [eisers] kosten voor de woning te [plaats 1] en de appartementen te [plaats 2] betaald die zij willen verrekenen met de huur die zij over deze periode namens [gedaagde] hebben geïnd. [gedaagde] erkent dat deze bedragen kunnen worden verrekend. Een verklaring voor recht op dit punt is dan ook niet noodzakelijk.

Wat de bedragen precies zijn, op grond van de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de verdeling van de VvE-kosten voor de woning in [plaats 1] , kan de rechtbank echter niet vaststellen. Dit betekent dat de vorderingen van partijen over en weer op dit punt zijn afgewezen.

in reconventie

vorderingen ten aanzien van deur, serre en tuin

3.18.

Partijen hebben op dit punt tijdens de mondelinge behandeling op 9 april 2021 een schikking getroffen zodat de rechtbank hierover niet meer hoeft te oordelen.

in conventie en in reconventie

3.19.

Gelet op de relatie tussen partijen zijn de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.C. Bordes, rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 30 april 2021.

WAARVAN PROCES-VERBAAL


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature