Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

verweerder heeft onvoldoende onderzocht en gemotiveerd dat eiser in Sri Lanka bescherming kan krijgen en hij daarom geen gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting naar Sri Lanka een reëel risico loopt op ernstige schade - gegrond

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: NL21.1986

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. Derksen),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Aan eiser is tevens een terugkeerbesluit opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.P. Shanthan.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1989 en heeft de Sri Lankaanse nationaliteit.

Op 23 oktober 2020 heeft eiser een asielaanvraag ingediend, waaraan hij ten grondslag heeft gelegd dat hij problemen heeft in Sri Lanka omdat hij een relatie heeft met een meisje dat uit een hogere kaste afkomstig is. De broers van dit meisje hebben de Ava-groep op eiser afgestuurd en ook nadat eiser enige tijd was weggeweest uit Sri Lanka, werd hij nog steeds gezocht door de broers van het meisje, omdat eiser nog contact met haar had.

2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

 identiteit, nationaliteit en herkomst;

 relatie en de problemen ten gevolge hiervan.

Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. Verweerder acht het tevens geloofwaardig dat eiser een relatie heeft met een meisje uit een hogere kaste en dat eiser ten gevolge hiervan problemen heeft ondervonden. Eiser komt volgens verweerder echter niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000).

Verweerder wijst gelet hierop de asielaanvraag af als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 , omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe aan dat verweerder ten onrechte overweegt dat de geloofwaardig geachte relevante elementen niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (hierna: het Verdrag). Eiser stelt dat een kaste een sociale groep is en hij, nu sprake is van een vervolgingsgrond en van daden van vervolging, daarom wel degelijk onder de reikwijdte van het Vluchtelingenverdrag valt. Verweerder stelt voorts ten onrechte dat eiser geen reëel risico loop op ernstige schade omdat hij bescherming kan inroepen bij de autoriteiten in Sri Lanka. Er heeft reeds een poging plaatsgevonden tot een aanslag op zijn leven, waaruit blijkt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder voorziet zijn standpunt met betrekking tot een reëel risico op ernstige schade ten onrechte pas in het bestreden besluit van een kenbare motivering en daarnaast blijkt uit het algemeen ambtsbericht Sri Lanka van oktober 2014 dat niet geconcludeerd kan worden dat in Sri Lanka sprake is van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade opleveren, zoals is vereist volgens artikel 7, tweede lid, van de Definitierichtlijn. Hierbij verwijst eiser naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 21 januari 2021, O.A. t. Verenigd-Koninkrijk (C-225/19). Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder voornoemde beoordeling heeft gemaakt en daarom is het bestreden besluit onvoldoende daadkrachtig gemotiveerd. Ook heeft verweerder niet dan wel onvoldoende onderbouwd dat in het algemeen in Sri Lanka bescherming wordt geboden aan personen die een relatie onderhouden met iemand van een hogere kaste en dat vervolging en bestraffing plaatsvindt in dit kader, zodat verweerder niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Verweerder heeft eisers persoonlijke achtergrond, hij behoort tot de Tamil bevolkingsgroep en is eerder vervolgd, en het gegeven dat eisers schoonfamilie banden heeft met de Ava-groep die in verband wordt gebracht met de autoriteiten, niet kenbaar in de beoordeling betrokken. Eiser stelt dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de Ava-groep is opgezet door de veiligheidsdienst onder het Rajapaksa regime (2005-2015) en deze Rajapaksa sinds november opnieuw president van het land is. Ook verwijst eiser naar een steekincident dat op 24 oktober 2020 heeft plaatsgevonden, waarbij de Ava-groep meerdere leden van een gezin heeft verwond. De aanval zou zijn uitgevoerd als vergelding voor het feit dat de zoon des huizes de politie had geïnformeerd over de betrokkenheid van de Ava-groep bij een eerder incident. Ook blijkt uit het facebookaccount van het Ava-lid Sanna, die betrokken was bij de moord op eisers vriend, dat deze in juni 2020 gewoon in vrijheid zijn verjaardag vierde. Eiser voert tevens aan dat in het beleid van verweerder ten aanzien van LHBT's en vrouwen afkomstig uit Sri Lanka is vermeld dat verweerder aanneemt dat het voor hen niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen, hetgeen eisers vrees – ook al behoort hij niet zelf tot deze groep – ondersteunt dat hij geen bescherming zal kunnen krijgen van de autoriteiten in Sri Lanka. Ook heeft eisers broer al eerder problemen ondervonden vanwege de autoriteiten en is hij door Frankrijk in het bezit gesteld van een asielvergunning.

4. Ingevolge paragraaf C7/25.5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) neemt verweerder in ieder geval voor de volgende categorieën aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen:

• LHBT’s; en

• vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor (seksuele) geweldpleging.

5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder het relevante element met betrekking tot eisers relatie en de problemen ten gevolge hiervan geloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij wordt gezocht door de Ava-groep en dat deze groepering mensen lastig vallen en vermoorden. Hij heeft verder verklaard dat de Ava-groep door de broer van zijn vriendin op hem af is gestuurd en deze groep hem heeft opgezocht bij het huis van zijn vriend. Daarbij heeft de Ava-groep, aldus eiser, zijn vriend meerdere malen op verschillende plekken gesneden waarna deze vriend in het ziekenhuis is overleden. Eiser beschrijft dat het ging om drie mannen met twee motoren en dat zij een zwaard trokken, wat maakte dat hij wist dat het de Ava-groep was. Hij heeft hierover verklaard: “Als iemand met een zwaard en op een motor komt, dan is het herkenbaar, dan is het de Ava groep. Dat gebeurt al jaren, de volgende dag stond het ook in de krant dat de Ava groep dit had gedaan”. Uit eisers verklaringen blijkt verder dat de Ava-groep na dit incident, maar ook na zijn terugkeer uit Colombo, eiser bij zijn (ouders) huis heeft opgezocht. Op de vraag of hij in dit verband bescherming kan vragen van de autoriteiten of hogere autoriteiten van zijn land heeft eiser geantwoord: “Kijk, Ava groep en de regering zijn twee handen op een buik, als je een klacht indient over de Ava groep dan gaan ze ze oppakken en ook meteen vrijlaten. De autoriteiten gaan ons niet beschermen tegen de Ava, als burger weet ik ook niet wanneer zij mijn huis komen binnenvallen. Ik kan niet zomaar de Ava groep herkennen, ze kunnen overal aanwezig zijn”. Ten aanzien van de Ava-groep heeft eiser verklaard: “Zij ontvoeren mensen en ze beroven mensen en vermoorden en bedreigen. Ze vallen mensen lastig. Dat doen ze ook in opdracht van andere mensen, als je geld betaalt en zegt je moet die en die afmaken, dan doen ze dat”.

6.1

De rechtbank constateert dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4016), volgt dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen, eerst door verweerder moet worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient hij informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Indien verweerder die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien hij dat laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden. Gelet hierop zal de rechtbank allereerst beoordelen of verweerder aan deze op hem rustende bewijslast heeft voldaan.

6.2

De rechtbank stelt vast dat verweerder zijn standpunt dat de autoriteiten in Sri Lanka in het algemeen bescherming bieden, baseert op het algemeen ambtsbericht Sri Lanka van oktober 2014 van de minister van Buitenlandse zaken (hierna: het ambtsbericht).

Op pagina 14 van het ambtsbericht staat:

“Aangifte bij de politie

In Sri Lanka kan ieder individu aangifte van een misdrijf doen bij een willekeurige politiebeambte. […] Of de politie een zaak in behandeling neemt is afhankelijk van de aard van de aanklacht en de persoon in kwestie. Niet-politieke zaken zouden doorgaans worden opgepakt. Klachten over kleine overtredingen of misdrijven zouden ook eerder worden onderzocht, omdat deze geen bedreiging zouden kunnen vormen voor de politiebeambte. Aangiftes werden dan ook niet allemaal voortvarend behandeld, ook niet als bijvoorbeeld een advocaat regelmatig rappeleert. De politie zou volgens een bron niets ondernemen als paramilitaire groeperingen mensen bedreigen die uit rehabiliteringscentra komen en telefonische bedreigingen werden volgens betrokkene evenmin onderzocht. Ook wangedrag van militairen leidde zelden tot onderzoek. Tevens kwam het voor dat onderzoeken op last van hogerhand werden gestopt. Volgens meerdere bronnen nam in de verslagperiode de straffeloosheid toe, en kan het in het hele land voorkomen dat geen onderzoek wordt gedaan en geen bestraffing volgt. Nationale toezichthouders, die gepolitiseerd en niet onafhankelijk zijn, zouden alleen nog pro forma worden ingeschakeld, omdat men zich anders niet tot een internationale toezichthouder kan wenden, aldus een bron.”

Op pagina 15 van het ambtsbericht staat:

“Wanneer in het noorden aangifte wordt gedaan van bijvoorbeeld verdwijningen, ontvoeringen of verkrachtingen heeft dit vaak intimidatie en bedreiging tot gevolg. Wanneer degene die aangifte heeft gedaan niet tevreden is over het politieoptreden of het uitblijven van optreden, kan hij of zij hierover een klacht indienen op districtsniveau, maar ook op het hoofdkwartier van politie, bij het hoofd van de politie, de Inspector General (IGP). De IGP geeft de klachten door aan de Superintendent of Police (districtsniveau) met het verzoek de zaak met de lokale politie op te nemen en hen deze te laten afhandelen. Het is onbekend of en hoe de klachten dan worden onderzocht en afgehandeld. Als het de aangifte van een mensenrechtenschending betreft en de politie in gebreke blijft, bestaat de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Ook kan men de National Human Rights Commission inlichten. Deze heeft onder andere een inlichtingen- en onderzoeksafdeling. Het zou echter in de praktijk geen zin hebben om naar de Human Rights Commission te stappen. Zie ook 3.2.3 ‘Human Rights Commission’. Voor klachten met betrekking tot religieuze spanningen en discriminatie op basis van geloof is in april 2014 een speciale politieafdeling opgericht die onder het Ministry of Buddha Sasana and Religious Affairs valt en uit vijftien medewerkers bestaat. Mensen die niet tevreden zijn met de afhandeling van de klacht door de lokale politie kunnen zich tot deze afdeling richten. In Sri Lanka zijn niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) actief op het gebied van rechtsbescherming zoals Home for Human Rights (HHR) en Centre for Policy Alternatives (CPA).”

6.3

Eiser stelt dat de autoriteiten in Sri Lanka in het algemeen geen bescherming kunnen bieden en stelt dat verweerder ten onrechte niet in de beoordeling heeft betrokken dat de autoriteiten niet genegen zijn om op te treden bij kasteproblematiek en dat de Ava-groep in verband wordt gebracht met de autoriteiten. Eiser verwijst allereerst naar pagina 14-15 van het hiervoor genoemde algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van oktober 2014. Eiser verwijst tevens naar het rapport ‘In Caste Discrimination and social Justice in Sri Lanka: An Overview’, waar op pagina 6 wordt vermeld:

“The caste system among Sri Lankan Tamils in Jaffna can be seen as the most rigid and the one with clearly defined patterns of inequality, discrimination and social rejection driven by a religiously articulated notion of untouchability.”

Op pagina 15 staat vermeld:

“The Constitution of Sri Lanka (1978), under Article 12 (2), prohibits discrimination against persons by reason of his/her caste, work or decent to any disadvantage with regard to access to shops, public restaurants and places of public worship of his/her own religion. Partly influenced by the temple entry struggles by Panchmar castes in Jaffna, the Prevention of Social Disabilities Act was passed by the Colombo Government in 1957. This Act made it an offence for any person to discriminate against another on the ground of his/her caste in the matter of access to places of worship, shops, public eating houses and hostels, public wells, hairdressing salons, laundries, and cemeteries or for purposes of education and employment. In 1971, the Act was amended to strengthen its effectiveness and impose heavier punishment. Initially, there were some prosecutions under this Act in the Northern Sri Lanka but there was a tendency for the police not to take action against violations and it is said to have had limited impact in terms of safeguarding the rights of depressed caste communities (Silva and Hettihewage 2001).

Eiser verwijst in dit kader verder naar het rapport 'Caste Discrimination: A Global concern' van september 2001 van Human Rights Watch voor de the United Nations World Conference Against Racism, Racial Discrimination, Xenophobia and Related Intolerance waarin wordt vermeld:

“In 1957 the government of Sri Lanka passed the Prevention of Social Disabilities Act

making it an offense to deny access to various public places to persons by reason of their

caste. A 1971 amendment imposed stiffer punishments for the commission of offenses

under the 1957 act. According to the U.N. Subcommission’s working paper: Initially

there were some prosecutions in the North but there was a tendency for the police not to

take action against violations”.

Ook merkt eiser op dat The International Movement against all forms of discrimination and racism op 15 augustus 2016 aan de VN als volgt bericht:

"Caste-based discrimination is deep-rooted in public and private spheres. The lack of State measures including the prosecution of caste-based attacks and human rights education to combat the specific discrimination has affected many aspects of life such as marriage and religious briefs”.

Eiser verwijst voorts voor wat betreft de Ava-groep naar pagina 12 van het ambtsbericht waar onder meer staat:

“Paramilitaire groeperingen waren -soms samen met criminele bendes- actief in het hele land maar met name in gebieden waar hoofdzakelijk Tamils wonen, zoals in het noorden en oosten. Deze groeperingen zouden regeringsgezind zijn en nauwe banden hebben met de veiligheidstroepen. Zij worden in verband gebracht met mensenrechtenschendingen als moord, ontvoering, aanranding, mishandeling, corruptie en intimidatie van burgers”.

en

“Eén bron geeft aan dat er geen paramilitaire groeperingen meer actief zijn maar dat het om criminelen en bendes gaat die wapens bezitten”.

Eiser verwijst verder naar een bericht op de website UK Tamil News ‘Gang in Jaffna is linked to military intelligence’ van 26 oktober 2016, waarin onder meer staat:

“Law and Order Minister Sagala Rathnayake walks Out of Press Meet When Asked Whether "AAVAA” Gang in Jaffna is Linked to Military Intelligence

Ava Group was created by Mai. Gen. Mahinda Haturusinghe!

It has now been revealed that the Ava Group, the gang of criminals in motorcycles in Jaffna, was secretly created during the Rajapaksa regime by the then north’s security forces commander Mai. Gen. Mahinda Haturusinghe, sources say. […] Sources say that several other gangs too, are operating in the north since the end of the war. In the style of South Indian films, these sword and kris-knife wielding gangsters in motorcycles are carrying out attacks. […]”.

Ook verwijst eiser naar een bericht van de Tamil Guardian ‘Former defence secretary created gangs in Jaffna - Sri Lankan minister’ van 4 november 2016 waarin staat:

“Sri Lanka's Health Minister stated that former defence secretary Gotabhaya Rajapksa masterminded the creation of Tamil gangs in Jaffna, in a press conference earlier this week.

Speaking to the media Rajitha Senaratne said the gang was created by Mr Rajapaksa during the armed conflict in order to battle against the LTTE. He went on to state that the group had acted with the full knowledge of the Sri Lankan military. “Why it is active in the peace time?,’’ he questioned. “What they expect by creating a fear psychosis among the civilians in the North?’’ Mr Rajapaksa meanwhile dismissed the minister’s claims, saying, “such statements will only increase the allegations against the Sri Lanka Army”. “Now Tamil politicians are also trying to make allegations, taking advantage of those statements,” he

said, adding “there is no need to refute Minister Senaratne, because the answers to such questions should be given by President Maithripala Sirisena, the present Defence Secretary and the Commanders of the Armed Forces”.

Tevens verwijst eiser naar een soortgelijk bericht in de Sri Lanka Guardian ‘Jaffna's Ava group was formed by military officer’ van 26 oktober 2016. Ten slotte heeft eiser gewezen op verschillende recente berichten waaruit volgt dat de Ava-groep nog altijd actief is.

6.4

Daarnaast beroept eiser zich op zijn individuele relaas waaruit niet kan worden afgeleid, zo stelt eiser, dat de autoriteiten hem bescherming kunnen bieden. Weliswaar is door de politie vastgesteld dat de Ava-groep achter de aanslag op zijn leven zat, waarbij abusievelijk zijn vriend Piranavan is gedood, maar nadien is niet gebleken van vervolging en bestraffing van de daders of de opdrachtgevers.

6.5

Ter zitting heeft verweerder in de reactie op de overgelegde stukken het standpunt in het bestreden besluit gehandhaafd en herhaald dat uit pagina 14 van het ambtsbericht blijkt dat eiser wel hulp van de autoriteiten kan inschakelen en hij meerdere beroepsmogelijkheden heeft als de autoriteiten onvoldoende actie ondernemen. Het is aan eiser om aan te tonen dat dit in zijn geval niet mogelijk is, waarin hij niet is geslaagd. Met betrekking tot de nadere gronden van 26 februari 2021 is volgens verweerder van belang dat uit de bronnen met betrekking tot het steekincident van 24 oktober 2020 naar voren komt dat de politie onderzoekt of het om vergelding gaat en de politie dus wel degelijk wat doet.

6.6

Gelet op de door verweerder geloofwaardig geachte problemen die eiser stelt te hebben ondervonden met de broers van zijn vriendin en de Ava-groep vanwege zijn relatie met een meisje uit een hogere kaste, is de rechtbank met eiser van oordeel dat verweerder zich in het licht van de voormelde landeninformatie en de overige informatie uit openbare bron onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser in Sri Lanka bescherming kan krijgen en de autoriteiten in Sri Lanka in het algemeen bescherming bieden. Weliswaar vermeldt het ambtsbericht dat iedereen in beginsel aangifte kan doen, maar het ambtsbericht geeft eveneens aan dat het sterk afhankelijk is van het feit waarvan aangifte wordt gedaan en van wie het betreft, of de politie de aangifte in behandeling neemt. Het is gelet op de hierboven weergegeven informatie niet zonder meer aannemelijk dat de geloofwaardig geachte aanslag van de Ava-groep op eiser waarbij een vriend van eiser is omgekomen, in de categorie zaken valt die opgepakt wordt door de politie en waarvoor van eiser kan worden gevergd dat hij eerst de bescherming van de autoriteiten in Sri Lanka inroept. Dit geldt temeer nu eiser naar openbare bronnen heeft verwezen die (de oprichting van) de Ava-groep in verband brengen met de huidige president van Sri Lanka. Deze informatie komt weliswaar uit krantenartikelen en niet kan worden vastgesteld hoe betrouwbaar de daarin aangehaalde bronnen zijn, maar in het licht van het algemene beeld dat naar voren komt uit het ambtsbericht (zie het hierboven aangehaalde citaat van pagina 12) kan het evenmin zonder meer terzijde worden geschoven.

6.7

Onder deze omstandigheden kan dan ook niet aangenomen worden dat door de autoriteiten in Sri Lanka het algemeen bescherming wordt geboden dan wel dat van eiser gevergd kan worden dat hij eerst die autoriteiten aanzoekt alvorens hij in aanmerking kan komen voor internationale bescherming. De enkele stelling van verweerder dat kennelijk ook tegen leden van de Ava-groep wordt opgetreden door de politie gelet op de in de nieuwsberichten genoemde incidenten, maakt dit niet anders. Hierbij is van belang dat verweerder daarmee geen onderbouwd standpunt heeft gegeven – in het licht van hetgeen daarover uit openbare bron bekend is – over de vraag hoe aannemelijk het is dat de Ava-groep een criminele bende is zoals genoemd in het ambtsbericht die van oudsher regeringsgezind is dan wel banden had of heeft met bepaalde autoriteiten en of dit al dan niet gevolgen heeft voor de bereidheid van de autoriteiten bescherming te bieden tegen de geloofwaardig geachte problemen van eiser.

6.8

Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht en gemotiveerd dat eiser in Sri Lanka bescherming kan krijgen en eiser daarom geen gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting naar Sri Lanka een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, aanhef en onder b, van de Vw 2000 . Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht .

7. Nu de vraag of de Sri Lankaanse autoriteiten in het algemeen bescherming kunnen bieden aan eiser eveneens van belang is ten aanzien van het beroep van eiser op artikel 29, aanhef en onder a, van de Vw 2000 en het traumatabeleid, kan naar het oordeel van de rechtbank een afzonderlijke beoordeling van deze gronden op dit moment achterwege blijven.

8. Gelet op het geconstateerde motiveringsgebrek is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Verweerder dient met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen opnieuw op de aanvraag van eiser te beslissen.

9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature