Uitspraak
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5783
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2021 in de zaak tussen
[eiseres 1] , V-nummer [V-nummer 1] , eiseres
wettelijk vertegenwoordigd door haar moeder, [eiseres 2] , V-nummer [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).
Inleiding en procesverloop
1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 2013 en haar moeder op [geboortedatum 2] 1978. Zij hebben allebei de Peruaanse nationaliteit. Eiseres heeft, kort gezegd, een ontwikkelingsachterstand en een afwijkende stand van haar voeten. Eiseres krijgt daarom een medische behandeling van de kinderarts, huisarts en fysiotherapeut.
1.2.
De moeder van eiseres heeft eerder, ook namens eiseres, asiel gevraagd. In het besluit van 16 maart 2021 heeft verweerder deze asielaanvraag afgewezen. In dit besluit heeft verweerder aan eiseres en haar moeder wel uitstel van vertrek gegeven voor maximaal 6 maanden, omdat verweerder nog moest beoordelen of eiseres en haar moeder uitstel van vertrek krijgen vanwege de medische situatie van eiseres. Het besluit van 16 september 2021 staat in rechte vast.
1.3.
In het besluit van 30 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat eiseres en haar moeder geen uitstel van vertrek krijgen vanwege de medische situatie van eiseres.
1.4.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft ook aan de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.5.
Bij besluit van 10 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.6.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening, dat eiseres heeft ingediend bij het bezwaar, is nu een verzoek om een voorlopige voorziening tijdens het beroep.
1.7.
In het besluit van 12 oktober 2021 (het terugkeerbesluit) heeft verweerder beslist dat eiseres en haar moeder Nederland en de Europese Unie binnen 4 weken moeten verlaten en dat zij moeten terugkeren naar Peru.
1.8.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.9.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 december 2021. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Namens verweerder was zijn gemachtigde aanwezig.
1.10.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gericht tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit ongegrond.
Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
het beroep tegen het terugkeerbesluit
2. De rechtbank stelt vast dat eiseres belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over het terugkeerbesluit, omdat verweerder bij dit besluit niet tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. Eiseres en haar moeder krijgen namelijk nog steeds geen uitstel van vertrek vanwege de medische situatie van eiseres. Dit betekent dat het beroep van eiseres niet alleen is gericht tegen het bestreden besluit, maar ook tegen het terugkeerbesluit.
3. Maar de rechtbank stelt vervolgens vast dat eiseres niet heeft gezegd dat zij het niet eens is met het terugkeerbesluit. Zij heeft dus geen beroepsgronden aangevoerd tegen het terugkeerbesluit. Het beroep tegen het terugkeerbesluit is daarom niet-ontvankelijk.
het beroep tegen het bestreden besluit
4. In het bestreden besluit heeft verweerder beslist dat eiseres en haar moeder geen uitstel van vertrek krijgen vanwege de medische situatie van eiseres. Verweerder heeft namelijk advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA) over de situatie van eiseres en het BMA heeft op 30 juni 2021 advies gegeven (het BMA-advies). In dit advies staat dat eiseres medisch gezien wel kan reizen. Ook staat hierin dat er geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, als eiseres geen medische behandeling meer zou krijgen.
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt dat verweerder had moeten beoordelen of de medische behandeling in Peru in het algemeen beschikbaar is én of eiseres persoonlijk feitelijk toegang heeft tot deze behandeling. Eiseres vindt dat verweerder dit had moeten beoordelen, omdat: (1) de behandeling die zij op dit moment krijgt nog lang zal duren; (2) haar klachten zonder behandeling niet zullen verbeteren; (3) verweerder niet kan garanderen dat het niet mogelijk is dat er een medische noodsituatie op korte termijn kan ontstaan, als de behandeling in Peru niet beschikbaar en toegankelijk is.
6. De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk.
6.1.
Het is vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken dat een BMA-advies een deskundigenadvies is waar verweerder in principe vanuit mag gaan, tenzij eiseres concrete aanknopingspunten aanvoert waarom het advies niet zou kloppen. Die concrete aanknopingspunten zijn er in deze zaak niet.
6.2.
Er is alleen sprake van een medische noodsituatie als iemand, wanneer hij of zij geen medische behandeling meer krijgt, binnen 3 maanden overlijdt, invalide wordt, of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade krijgt. In het BMA-advies staat dat naar verwachting bij eiseres geen medische noodsituatie op korte termijn ontstaat, wanneer zij geen behandeling meer krijgt. Eiseres heeft gesteld dat haar klachten zonder behandeling niet zullen verbeteren en dat de behandeling van de ontwikkelingsklachten waarschijnlijk langdurig is. Dit staat ook in het BMA-advies. Maar dit is onvoldoende om te spreken van een medische noodsituatie.
6.3.Het BMA moet beoordelen of, naar alle waarschijnlijkheid, een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan, als eiseres geen medische behandeling meer krijgt. In het BMA-advies staat dat er in het geval van eiseres naar verwachting géén noodsituatie zal ontstaan. Deze verwachting is voldoende. De stelling van eiseres dat verweerder moet garanderen dat er geen medische noodsituatie zal ontstaan, klopt dus niet.
6.4.
De stellingen van eiseres zijn dus geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan het BMA-advies. Verweerder mocht er daarom vanuit gaan dat het BMA-advies klopt en dat er naar verwachting op korte termijn geen medische noodsituatie ontstaat als eiseres geen medische behandeling meer krijgt.
6.5.
Verweerder kan eiseres alleen uitstel van vertrek vanwege haar medische situatie geven, als sprake is van een medische noodsituatie op korte termijn. Daarvan is geen sprake. Verweerder hoefde daarom niet meer te beoordelen of de medische behandeling in Peru beschikbaar is en ook niet of eiseres feitelijk toegang heeft tot die behandeling.
7. Eiseres vindt dat haar belang bij het - zonder onderbreking - voortzetten van de medische behandeling in Nederland groter is dan het belang van verweerder bij uitzetting van eiseres en haar moeder.
8. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres wenselijk is dat zij medisch wordt behandeld en dat deze behandeling wordt voortgezet. Maar eiseres voldoet niet aan de voorwaarden om uitstel van vertrek te krijgen vanwege haar medische situatie. De belangenafweging valt daarom uit in het voordeel van verweerder. Verweerder mocht dus beslissen dat eiseres geen uitstel van vertrek krijgt.
Conclusie
9. De conclusie is dat het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk is en dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.
10. Eiseres en verweerder zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan. Hoe zij dat kunnen doen, staat op de laatste pagina van deze uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2021 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Zie de uitspraak van deze rechtbank van 14 september 2021, NL21.5384. Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is ongegrond verklaard.
Artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ).
Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht .
Artikel 6:5, eerste lid, onder d, in samenhang met artikel 6:6, onder a, van de Awb .
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Paragraaf A3/7.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
Zie voetnoot 6.