U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Beroep tegen afwijzing asielaanvraag. Veilig land van herkomst. Georgië. Verzoek om aanhouding afgewezen. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.14511

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. R.H.T. van Boxmeer), en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F.M.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is aan eiser onder meer een vertrektermijn onthouden, waardoor eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en is eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.14512, op 27 september 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Georgische nationaliteit en is geboren op [1990] . Eiser is omstreeks juli 2021 Nederland ingereisd en heeft op 31 augustus 2021 een asielaanvraag ingediend.

2. Eiser heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Voor het opstarten van zijn bedrijf dat kinderverjaardagspartijtjes organiseert heeft eiser een bedrag van

€ 18.000 dollar geleend van [A] . Eiser heeft [A] via zijn moeder leren kennen. [A] heeft eiser diverse malen (in persoon) met de dood bedreigd, omdat hij geen rente meer kon betalen. De laatste bedreiging was in oktober 2020. Zijn moeder werd ook door [A] en zijn vrouw bedreigd, maar dan met berichten via de berichtenbox en Whatsapp. Eiser heeft geen aangifte bij de politie gedaan, omdat [A] daar connecties heeft. Eiser is op

4 of 5 december 2020 uit Georgië vertrokken en in juli 2021 Nederland ingereisd. Eisers

moeder heeft na zijn vertrek uit Georgië aan een man ( [B] ) gevraagd of hij kon bemiddelen in de kwestie met [A] . Zijn moeder is toen een poos met rust gelaten. Later is [A] naar de politie gegaan en werd zijn moeder opgepakt voor het inhuren van een crimineel. Vervolgens is zij vastgezet en voorgeleid. Nadat eiser dit hoorde heeft hij de huidige asielaanvraag ingediend. Op 17 september 2021 heeft de strafrechtelijke zitting van

zijn moeder plaatsgevonden. Eiser vreest bij terugkeer naar Georgië dat [A] hem niet met rust zal laten of hem zal doden.

Over eisers verzoek om aanhouding

3. Eiser heeft op 23 september 2021 onvertaalde stukken (10 pagina’s) aan het digitale dossier gevoegd. Eiser stelt dat deze stukken betrekking hebben op het strafdossier van zijn moeder. Kort voor de behandeling ter zitting heeft eiser de rechtbank verzocht om de behandeling van de zaak voor één week aan te houden. Daarbij heeft eiser alleen toegelicht dat de originele stukken met Engelse vertaling op 17 september 2021 vanuit Georgië per post zijn verzonden en dat hij uit de Track and Trace niet kan afleiden of en wanneer de stukken in Nederland zullen aankomen.

4. De rechtbank overweegt dat uit eisers verzoek van 27 september 2021 niet valt af te leiden dat de aangekondigde stukken er over één week daadwerkelijk zullen zijn. Daarnaast heeft eiser in dit verzoek niet toegelicht welke stukken uit het strafdossier van zijn moeder naar Nederland zijn gestuurd en wat er in deze stukken staat. Naar het oordeel van de rechtbank had dit wel van eiser mogen worden verlangd. Immers, eiser heeft tijdens het gehoor van 7 september 2021 al verklaard dat hij via de advocaat van zijn moeder aan deze stukken kon komen. In het voornemen heeft verweerder ook tegengeworpen dat in redelijkheid van eiser mag worden verwacht dat hij – in het contact met de advocaat in Georgië – om een nadere toelichting vraagt over de redenen van de aanhouding van zijn moeder en de inhoud van documenten die worden opgestuurd. Eiser heeft hier in de zienswijze, de gronden van beroep en in het verzoek niet op gereageerd of helderheid over verschaft. Verder valt – zonder enige toelichting van eiser – niet in te zien waarom hij op

23 september 2021 uitsluitend de onvertaalde stukken en niet tevens de Engelse vertaling heeft geüpload. Daarmee zou in ieder geval de inhoud van de stukken bekend zijn geworden. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook onvoldoende aanleiding om de behandeling van de procedure aan te houden. De rechtbank overweegt dat eiser hierdoor niet in zijn belangen wordt geschaad, omdat hij de originele stukken en de vertaling daarvan in een opvolgende aanvraag kan inbrengen. Ter zitting heeft verweerder ook verklaard dat het eiser dan niet zal worden tegengeworpen dat hij deze stukken niet eerder heeft overgelegd. De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding af en gaat over tot een inhoudelijke bespreking van het beroep.

Asielrelaas eiser

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

identiteit, nationaliteit en herkomst;

geldlening afgesloten bij [A] en de daaruit voortvloeiende problemen. Verweerder volgt eiser in de door hem opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder gelooft ook dat eiser geld van [A] heeft geleend. De door eiser gestelde problemen met [A] , vindt verweerder niet geloofwaardig.

Het bestreden besluit

6. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vw . Daarbij stelt verweerder zich op het standpunt dat Georgi ë als een veilig land van herkomst is aangemerkt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Georgië in zijn geval niet veilig is (b-grond). Daarnaast heeft eiser zich zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk na aankomst in Nederland aangemeld en kenbaar gemaakt dat hij internationale bescherming wenst (h-grond).

Gronden beroep

7. Eiser voert in beroep aan dat de door hem geschetste tijdslijn van de gebeurtenissen/problemen in Georgië voldoende concreet is. In april/mei 2018 heeft hij geld van [A] geleend en vanaf augustus 2020 werd hij door [A] bedreigd, omdat hij geen rente meer kon betalen. De laatste dreiging was in oktober 2020 en in december 2020 heeft hij Georgië verlaten. Volgens eiser heeft hij ook voldoende uitgelegd waarom hij in Georgië geen bescherming kon/kan krijgen. [A] heeft hem altijd in persoon bedreigd. Tijdens een gesprek met [A] was ook een politieagent aanwezig die zijn politie-identiteitskaart aan hem had getoond. Uit de context van zijn gesprekken met [A] was het duidelijk dat [A] connecties had met de politie. De omstandigheid dat zijn moeder is gearresteerd en [A] nog steeds op vrije voeten loopt, onderbouwen volgens eiser dat [A] connecties heeft bij de politie/hogere autoriteiten in Georgië.

Toetsingskader

8. Tussen partijen is niet geschil dat Georgië in zijn algemeenheid als een veilig land van herkomst moet worden beschouwd. Er bestaat dan ook een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit dat land geen internationale bescherming nodig hebben. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het in dat geval aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat dat land, in zijn specifieke omstandigheden, toch niet veilig is. De vreemdeling zal daartoe moeten onderbouwen waarom hij in zijn geval niet naar dat land kan terugkeren. Door het rechtsvermoeden dat de vreemdeling uit een veilig land van herkomst afkomstig is, zal daarbij een hoge drempel gelden. Dit laat onverlet dat verweerder hetgeen de vreemdeling aanvoert over zijn specifieke individuele omstandigheden zal moeten onderzoeken en zal moeten motiveren of dit er al dan niet toe leidt dat het betreffende land voor die vreemdeling niet veilig is.1

Oordeel rechtbank

9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daarbij heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser zijn asielrelaas niet met stukken heeft onderbouwd en dat van eiser redelijkerwijs verwacht mag worden dat hij dat doet. In dat verband heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser tijdens zijn gehoor heeft verklaard dat zijn bedrijf officieel staat ingeschreven, dat hij over stukken uit het strafdossier van zijn moeder kan beschikken en dat er een bericht met een dreigement naar zijn moeder is gestuurd dat bewaard is gebleven.

10. Voorts heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn asielrelaas ook niet met zijn verklaringen aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij mogen tegenwerpen dat eiser geen concrete tijdslijn heeft geschetst over zijn

1. ECLI:NL:RVS:2016:2474.

gestelde problemen. Zo heeft eiser alleen verklaard dat zijn problemen met [A] in juli/augustus 2020 zijn begonnen, dat de problemen vanaf september steeds heftiger werden en dat hij medio oktober 2020 voor het laatst was bedreigd. Over de problemen van zijn moeder heeft eiser alleen verklaard dat de bemiddeling ruim drie maanden geleden heeft plaatsgevonden. Tot slot heeft eiser ten aanzien van de arrestatie en de strafzaak van zijn moeder ook geen concrete data genoemd. De rechtbank onderschrijft verweerders standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij over deze problemen een concretere tijdslijn kan geven dan hij heeft gedaan, omdat deze voor eiser de reden waren om asiel aan te vragen en dus de kern van zijn asielrelaas betreffen. Wat eiser in beroep aanvoert is niet veel concreter dan wat hij eerder heeft verklaard, zodat dit de rechtbank niet tot een ander oordeel leidt.

11. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen de lening van [A] , de gestelde dreigementen en de strafzaak van zijn moeder. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij vanaf oktober 2020 tot zijn vertrek in december 2020 geen problemen heeft ondervonden en dat de dreigementen richting zijn moeder waren gestopt na de bemiddeling. In dat kader heeft verweerder het bevreemdend mogen vinden dat eiser geen nadere toelichting kan geven hoe het kan dat zijn gestelde problemen met [A] – die tussentijds zijn gesust – vervolgens ontaarden in een strafrechtelijk onderzoek waarin zijn moeder wordt verdacht van het inhuren van een crimineel. Verder heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Georgië geen aangifte tegen [A] kon doen. De enkele stelling van eiser dat dat bij voorbaat zinloos was, omdat [A] connecties heeft bij de politie dan wel de hogere autoriteiten, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden.

Eiser heeft deze stelling niet onderbouwd en ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt.

12. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de omstandigheid dat eiser ook in beroep geen concrete data noemt over de gestelde problemen, dat hij geen enkele toelichting geeft over de inhoud van de stukken uit het strafdossier van zijn moeder en dat eiser pas op 31 augustus 2021 een asielaanvraag indient, verder afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas en de noodzaak tot internationale bescherming. Dat eiser voor een periode van drie maanden visumvrij in Europa kan reizen, maakt dat niet anders en vormt geen toereikende verklaring voor het feit dat eiser zich niet onverwijld bij de betreffende autoriteiten in Europa (Duitsland, België en Nederland) heeft gemeld om bescherming te vragen.

13. Uit het bovenstaande volgt dat verweerder eisers aanvraag op grond van 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen. Omdat deze afwijzingsgrond het bestreden besluit al kan dragen, hoeft wat eiser over artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw is aangevoerd geen bespreking.

14. De rechtbank stelt verder vast dat eiser in beroep geen gronden heeft aangevoerd tegen het uitgevaardigde inreisverbod.

15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, griffier.

De uitspraak is uitgesproken op:

04 oktober 2021

en zal openbaar worden gemaakt via publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling

bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature