E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBDHA:2021:1609
Rechtbank Den Haag, NL20.22013

Inhoudsindicatie:

Vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw .

Verweerder heeft de maatregel formeel opgeheven op 31 december 2020, maar eiser is feitelijk in vrijheid gesteld op 4 januari 2021. Niet in geschil is dat eisers vrijheid vanaf de formele opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel tot de feitelijke invrijheidstelling op 4 januari 2021 zonder geldige titel is ontnomen en dat eiser op grond hiervan recht heeft op schadevergoeding. Verweerder is bereid om de schade te vergoeden voor de periode van 31 december 2020 tot 4 januari 2021, zijnde 4 x € 80,- voor het verblijf in een huis van bewaring. De rechtbank is het met eiser eens dat het normbedrag van € 80,- per dag, niet passend is in dit bijzondere geval. Er was namelijk geen enkele juridische basis voor de feitelijke voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel en verweerder was daarvan (naar de rechtbank begrijpt) ook al op 31 december 2020 op de hoogte. Door verweerder is verder niet voldoende duidelijk gemaakt dat er, ter bescherming van de volksgezondheid, geen andere mogelijkheden waren dan de vrijheid van eiser (onrechtmatig) te ontnemen. Daarbij is van belang dat verweerder ter zitting niet heeft gesteld dat de gevangenismedewerkers ook in quarantaine moesten binnen het Justitieel Complex Schiphol. Daarom begrijpt de rechtbank niet waarom eiser niet in vrijheid is gesteld met een quarantaineplicht voor hem buiten het Justitieel Complex Schiphol. Eiser wijst er daarbij ook terecht op dat op 3 januari 2021 al een negatieve uitslag van zijn coronatest was ontvangen, maar dat verweerder hem pas aan het einde van de volgende dag in vrijheid heeft gesteld. Voor zover verweerder stelt dat er voor hem geschikt verblijf geregeld moest worden op een COA locatie, is niet duidelijk gemaakt door verweerder dat eiser niet op een andere plaats (bijvoorbeeld bij familie) in quarantaine kon. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, acht de rechtbank een schadevergoeding ter hoogte van 150% van het geldende normbedrag (wat neerkomt op €120,-) passend voor de onrechtmatige (voortduring van de) vrijheidsontneming vanaf 31 december 2020 tot en met 4 januari 2021. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling van 30 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT6991). De rechtbank zal aan eiser daarom een schadevergoeding toekennen ten laste van de Staat voor 5 dagen onrechtmatige (voortduring van de) vrijheidsontnemende maatregel tot een bedrag van € 600,- (5 dagen x € 120,- per dag). Anders dan verweerder telt de rechtbank zowel de eerste dag (31 december 2020), als de laatste dag (4 januari 2021) mee.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie