Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Beroep terugkeerbesluit niet-ontvankelijk. Beroep tegen inreisverbod gegrond vanwege motiveringsgebrek. Rechtsgevolgen blijven in stand.

Uitspraak



uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats

Bestuursrecht

zaaknummer: NL20.20914

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1992, van Albanese nationaliteit, eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Dogan),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Nadat partijen toestemming hebben gegeven om het beroep schriftelijk af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het terugkeerbesluit.

1. Gebleken is dat eiser op 23 november 2020 is uitgezet naar Albanië. De rechtbank is van oordeel dat eiser daardoor geen procesbelang meer heeft bij een rechtmatigheidstoets van het terugkeerbesluit. Het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit, is daarom niet‑ontvankelijk.

Ten aanzien van het inreisverbod.

2. Verweerder heeft aangenomen dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Om die reden heeft verweerder eiser terecht aangezegd om Nederland onmiddellijk te verlaten. Uit deze aanzegging vloeit voort dat verweerder eiser terecht een inreisverbod heeft opgelegd. In dit geval is de duur van het inreisverbod twee jaar. Deze termijn kan worden verkort als de vreemdeling bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd en onderbouwd.4

3. Eiser heeft aangevoerd aan dat verweerder bij het opleggen van het inreisverbod zijn belangen nadrukkelijk had behoren mee te wegen. Eiser heeft tijdens het gehoor verklaard dat hij vrachtchauffeur is en dat hij zowel in het binnenland (Albanië) als in het buitenland (waaronder het Schengengebied en Montenegro) vrachten moet bezorgen. Door het inreisverbod kan hij dit niet meer. Daarnaast heeft eiser ook gewezen op het feit dat zijn zwager, de broer van zijn vrouw met wie hij een goede band heeft, in Duitsland woont. Door het inreisverbod kan eiser hem niet meer bezoeken.

4. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit slechts heeft vermeld dat eiser tijdens het gehoor geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd en dat verweerder niet is gebleken dat afgezien zou moeten worden van het opleggen van het inreisverbod voor de duur van twee jaar. Naar het oordeel van rechtbank heeft verweerder er aldus geen blijk van gegeven dat hij de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd heeft meegewogen in zijn besluitvorming. Dit levert een motiveringsgebrek op. De beroepsgrond slaagt dus.

5. Verweerder heeft in het verweerschrift alsnog een motivering gegeven. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen deel van het bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

6. In de omstandigheid dat eiser als gevolg van het inreisverbod problemen krijgt bij het uitoefenen van zijn werk als vrachtwagenchauffeur, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om van het inreisverbod af te zien of om de duur daarvan te verkorten. Het inreisverbod is namelijk niet van toepassing op Montenegro, zodat dit in zoverre geen belemmering opwerpt. Verder heeft eiser niet onderbouwd dat hij voor zij werk ook in de Schengenlanden leveringen moet doen. Ook dit argument staat daarom niet in de weg aan het opleggen van het inreisverbod.

7. In de omstandigheid dat eiser een zwager in Duitsland heeft, heeft verweerder evenmin aanleiding hoeven zien om af te zien van het inreisverbod of om de duur ervan te verkorten. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eisers verklaringen over zijn zwager geen aanleiding geven voor het oordeel dat het inreisverbod een schending oplevert van artikel 8 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Daarbij heeft verweerder erop mogen wijzen dat eiser in het gehoor heeft verklaard dat hij zijn zwager in Albanië zou kunnen ontmoeten.

Proceskosten

8. Omdat het beroep gegrond is als gevolg van het onder 4 geconstateerde gebrek, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een wegingsfactor 1 en met een waarde per punt van € 534,-).

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover dat ziet op het terugkeerbesluit;

verklaart het beroep gegrond, voor zover dat ziet op het inreisverbod;

vernietigt het bestreden besluit in zoverre;

bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand blijven;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 534,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.

De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op

23 april 2021

Mr. R.J.A. Schaaf

Rechter

Rechtbank Midden-Nederland

N.R. Hoogenberk

Griffier

Rechtbank Midden-Nederland

en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ).

Op grond van artikel 66, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw .

Op grond van artikel 6.5a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 . 4 Zie paragraaf A4 /2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature