E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBDHA:2021:157
Rechtbank Den Haag, NL20.14056

Inhoudsindicatie:

Dublinverordening, minderjarige vreemdeling in Griekenland, beroep op art. 8 DV ivm oom in Nederland, Nederland heeft overnameverzoek Griekenland afgewezen, rechtsmiddel, 47 Handvest

Eiser 1 heeft op 23 december 2019 een asielverzoek in Griekenland gedaan. Toen was hij nog minderjarig. Eiser is inmiddels (op 2020) meerderjarig geworden. Zijn oom, eiser 2, verblijft rechtmatig in Nederland. Eiser 1 heeft bij de Griekse autoriteiten aangegeven dat hij graag verenigd wenst te worden met eiser 2 in Nederland gedurende zijn asielprocedure. Eiser 2 heeft hiermee ingestemd. De Griekse autoriteiten hebben daarom op 10 maart 2020 een overnameverzoek ingediend bij de Nederlandse autoriteiten op grond van artikel 8, tweede lid, van de Dublinverordening. Verweerder heeft dat verzoek en het latere verzoek om heroverweging, afgewezen. Eisers hebben hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat verweerder niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De rechtbank verzoekt het Hof bij wijze van prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het VWEU antwoord te geven op de volgende vragen:

I. Moet artikel 27 van de Dublinverordening zo worden uitgelegd dat het de aangezochte lidstaat verplicht om, al dan niet in samenhang met artikel 47 van het Handvest, de verzoeker die in de verzoekende lidstaat verblijft en overdracht wenst op grond van artikel 8 (dan wel artikel 9 of 10) van de Dublinverordening, dan wel het familielid van de verzoeker als bedoeld in artikel 8, 9 of 10 van de Dublinverordening, in een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie te voorzien tegen de afwijzing van het overnameverzoek?

II. Indien de eerste vraag negatief wordt beantwoord en artikel 27 van de Dublinverordening geen grondslag biedt voor een effectief rechtsmiddel, moet artikel 47 van het Handvest zo worden uitgelegd - in samenhang met het fundamentele recht op de eenheid van de familie en het belang van het kind (zoals neergelegd in artikelen 8 tot en met 10 en overweging 19 van de Dublinverordening ) - dat het de aangezochte lidstaat verplicht om de verzoeker die in de verzoekende lidstaat verblijft en overdracht wenst op grond van de artikelen 8 tot en met 10 van de Dublinverordening, dan wel het familielid van de verzoeker als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 10 van de Dublinverordening, in een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie te voorzien tegen de afwijzing van het overnameverzoek?

III. Indien vraag I of vraag II (tweede deel) bevestigend wordt beantwoord, op welke wijze en door welke lidstaat dient de weigeringsbeslissing van de aangezochte lidstaat en het recht om daartegen een rechtsmiddel in te dienen kenbaar gemaakt te worden aan de verzoeker, dan wel het familielid van de verzoeker?

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie