Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

vergunning 'humanitair tijdelijk', slachtoffer mensenhandel, Richtlijn 2004/81/EG, beleid t.a.v. Dubilnclaimanten, artikel 8 van de richtlijn, beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 20/8781 en AWB 20/8782

uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 23 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] geboren [geboortedatum] 1993, van Nigeriaanse nationaliteit, eiser/verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),

en

de Staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder (ambtshalve) de aanvraag van eiser/verzoeker (hierna te noemen: eiser) voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het doel ‘humanitair tijdelijk’ afgewezen.

Bij besluit van 26 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser (kennelijk) ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw L. Pomper.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank wijst dit verzoek toe. Eiser hoeft daarom geen griffierecht te betalen.

Inleiding

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft op 5 april 2020 een asielaanvraag ingediend. Op 6 augustus 2020 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat België op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Het beroep tegen dit besluit is op 1 september 2020 door deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, ongegrond verklaard. Op 25 augustus 2020 heeft eiser als slachtoffer van mensenhandel aangifte gedaan. Naar aanleiding van de aangifte heeft de politie op 24 september 2020 een M55 kennisgeving verzonden aan verweerder. Verweerder heeft deze aangifte ambtshalve aangemerkt als een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op humanitaire gronden. Op 25 september 2015 is eiser door het Openbaar Ministerie (OM) per brief geïnformeerd over het feit dat zijn aangifte niet kan leiden tot een nader strafrechtelijke onderzoek en dat eisers aanwezigheid in Nederland voor het OM niet langer noodzakelijk is.

Standpunt van verweerder

3. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen, omdat het OM heeft besloten geen vervolging in te stellen naar aanleiding van eisers aangifte en eisers aanwezigheid in Nederland daarom niet langer noodzakelijk is. Gelet daarop wordt niet voldaan aan de voorwaarden uit artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en paragraaf B8/3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Met het (nieuwe) beleid per 1 augustus 2019, neergelegd in paragraaf B8/3.1, wordt op een correcte wijze uitvoering gegeven aan Richtlijn 2004/81/EG. Daarnaast kan ook in de verantwoordelijke lidstaat, in dit geval België, een beroep worden gedaan op Richtlijn 2004/81/EG. Weliswaar maakt verweerder in het beleid onderscheid in de voorwaarden voor verlening van een vergunning tussen Dublinclaimanten en niet-Dublinclaimanten, maar dit onderscheid is gerechtvaardigd. Ook de aangifte van een Dublinclaimant wordt onderzocht en bij voldoende opsporingsindicaties wordt een vergunning verleend, aldus verweerder.

Beroepsgronden van eiser

4. Eiser voert aan dat hij een verblijfsvergunning had moeten krijgen vanaf het moment dat hij verklaarde bereid zijn mee te werken aan het onderzoek naar mensenhandel. Eiser verwijst in dit verband naar artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 2004 /81/EG en het arrest Rantsev. Het beleid van verweerder, waarin aan Dublinclaimanten pas een verblijfsvergunning wordt verleend nadat het OM heeft bericht dat de aanwezigheid van de vreemdeling noodzakelijk wordt geacht in het belang van opsporing en vervolging, is in strijd met de genoemde Richtlijn. Verweerder geeft hiermee een te beperkte uitleg aan de Richtlijn en motiveert onvoldoende waarom het noodzakelijk was om het beleid alleen voor Dublinclaimanten aan te passen. Eiser betoogtverder dat artikel 6 van de Richtlijn niet behoorlijk is ge ïmplementeerd en dat alleen daaruit al blijkt dat het beleid van verweerder in strijd is met de Richtlijn. Eiser doet in dit verband een beroep op twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle. Eiser erkent dat verweerder hem geen bedenktijd hoefde te verlenen, maar stelt dat de inhoudelijke beschermingsbepalingen uit artikel 6 van de Richtlijn wel overeind blijven. Tot slot voert eiser aan dat hij in België geen aangifte kan doen, omdat daar sprake is van grote problemen met betrekking tot mensenhandel.

Het oordeel van de rechtbank

5. In geschil is of het beleid van verweerder, zoals deze geldt na inwerkingtreding van WBV 2019/10, in strijd is met Richtlijn 2004/81/EG.

6. De van belang zijnde bepalingen zijn opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

De beleidswijziging

7. Het beleid met betrekking tot slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel staat in paragraaf B8.3 van de Vc. Tot de wijziging van het beleid met WBV 2019/10 werd in dat beleid geen onderscheid gemaakt tussen Dublinclaimanten en andere vreemdelingen. Volgens de Vc besliste verweerder op een aanvraag om een verblijfsvergunning van een vermoedelijk slachtoffer van mensenhandel binnen een streeftermijn van 24 uur nadat de aanvraag door de politie of KMar aan verweerder is verzonden. Na de beleidswijziging WBV 2019/10 geldt dit niet meer voor Dublinclaimanten. Bij Dublinclaimanten is het moment van besluitvorming over het verlenen van een verblijfsvergunning sindsdien gekoppeld aan het bericht van het OM dat de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel al dan niet noodzakelijk is. Op het punt van de bedenktijd is het beleid niet gewijzigd. Dat betekent dat vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven geen bedenktijd krijgen.

Artikel 6 van de Richtlijn

8. Naar het oordeel van de rechtbank is de beroepsgrond over artikel 6 van de Richtlijn in deze procedure niet relevant. Zoals eiser heeft gesteld, hoefde verweerder aan hem geen bedenktijd aan te bieden, omdat hij al rechtmatig verblijf had als Dublinclaimant. Daarnaast merkt de rechtbank op dat eiser aangifte heeft kunnen doen. Verder is niet aannemelijk geworden dat eiser niet beschikte over dezelfde voorzieningen als waar een vreemdeling die in de bedenktijd zit, recht op heeft. Eiser had opvang en beschikte over medische voorzieningen. Of artikel 6 van de Richtlijn wel of niet correct ge ïmplementeerd is, laat de rechtbank daarom buiten deze beoordeling.

Artikel 8 van de Richtlijn

9. In artikel 8, eerste en tweede lid, van de Richtlijn is bepaald wanneer een vreemdeling die slachtoffer /aangever is van mensenhandel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Deze bepaling is geïmplementeerd in artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Vb . Een verdere uitwerking hiervan is terug te vinden in paragraaf B8/3.1 van de Vc.

10. Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 8, eerste lid van de Richtlijn deels ge ïmplementeerd in een algemeen verbindend voorschrift en deels in beleid. Artikel 8, tweede lid, van de Richtlijn is alleen in beleid ge ïmplementeerd. De rechtbank is van oordeel dat rechtstreeks getoetst kan worden aan artikel 8 van de Richtlijn, omdat het gaat om een richtlijn die rechten toebedeeld aan particulieren en omdat de bepaling voldoende duidelijk en nauwkeurig is. De rechtbank zal daarom rechtstreeks aan artikel 8 van de Richtlijn toetsen.

11. Vast staat dat het OM na de aangifte van eiser heeft laten weten dat de aanwezigheid van eiser voor het onderzoek niet nodig is. Uit artikel 8, eerste lid, in samenhang met het tweede lid, van Richtlijn 2004 /81/EG volgt dat de vergunning dan niet mag worden afgegeven. Dat betekent dat de weigering om aan eiseres een vergunning te verlenen in overeenstemming is met artikel 8 van Richtlijn 2004 /81/EG. Eiser komt niet in aanmerking voor de gevraagde verblijfsvergunning, niet vanaf het moment dat eiser aangaf aangifte te willen doen en ook niet vanaf de datum van de aangifte. Dat eiser op deze momenten blijk heeft gegeven van zijn bereidheid om mee te werken aan het onderzoek, is daarvoor onvoldoende, omdat hij daarmee aan slechts één van de voorwaarden uit artikel 8, eerste lid, van de Richtlijn heeft voldaan, namelijk voorwaarde b ). In zoverre slaagt het beroep niet.

12. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het met de beleidswijziging ontstane onderscheid tussen Dublinclaimanten en andere vreemdelingen gerechtvaardigd is. Voor de beleidswijziging verleende verweerder ook aan Dublinclaimanten direct na de aanvraag en voor de standpuntbepaling door het OM een vergunning. Dit is een gunstigere regeling dan in artikel 8 van Richtlijn 2004 /81/EG is opgenomen. Op grond van artikel 4 van Richtlijn 2004 /81/EG belet deze Richtlijn de lidstaten niet om voor personen die onder deze Richtlijn vallen, gunstigere bepalingen vast te stellen of te handhaven. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit Richtlijn 2004/81/EG niet worden afgeleid dat zo’n bepaling nadien niet mag worden gewijzigd in een minder gunstige regeling

Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de positie van een Dublinclaimant een andere is.

Als aan een Dublinclaimant binnen 24 uur na het doen van een aanvraag een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2004 /81/EG wordt verleend, wordt Nederland ook verantwoordelijk voor de inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag. Op dat moment kan overdracht op grond van de Dublinverordening niet langer plaatsvinden, terwijl het nog niet duidelijk is of daadwerkelijk wordt voldaan aan de vereisten voor het verlenen van de vergunning op grond van artikel 8 van Richtlijn 2004 /81/EG. Bij andere vreemdelingen doet zich dit niet voor. De rechtbank acht het dan ook niet onredelijk dat verweerder het beslismoment heeft verplaatst naar het moment dat het OM heeft geconstateerd dat de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel al dan niet noodzakelijk is. Deze beroepsgrond slaagt ook niet.

Situatie in België

13. De beroepsgrond van eiser over de situatie van België slaagt ook niet. Eiser heeft op geen enkele manier onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat hij in België geen aangifte kan doen van mensenhandel.

Hoorplicht

14. Eiser heeft verder aan aangevoerd dat het bezwaar niet kennelijk ongegrond is. Verweerder heeft ten onrechte afgezien van het horen in bezwaar.

15. Gelet op de afwijzingsgrond, dat eisers aanwezigheid voor een strafrechtelijk onderzoek in Nederland niet noodzakelijk is, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was in de zin van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht en dat eiser daarom niet gehoord hoefde te worden. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

16. Het beroep is ongegrond.

17. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.

18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

griffier (voorzieningen)rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Richtlijn 2004/81/EG

Artikel 3

Werkingssfeer

1. De lidstaten passen deze richtlijn toe op onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn of zijn geweest van strafbare feiten in verband met mensenhandel, ook als zij het grondgebied van de lidstaten illegaal zijn binnengekomen.

Artikel 4

Gunstiger bepalingen

Deze richtlijn belet de lidstaten niet om voor personen die onder deze richtlijn vallen, gunstiger bepalingen vast te stellen of te handhaven.

Artikel 6

Bedenktijd

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokken onderdanen van derde landen bedenktijd krijgen om te herstellen en zich te onttrekken aan de invloed van de daders van de strafbare feiten, zodat zij met kennis van zaken kunnen beslissen of zij bereid zijn met de bevoegde autoriteiten samen te werken.

Duur en aanvang van de in de eerste alinea bedoelde termijn worden overeenkomstig het nationale recht vastgesteld.

2. Tijdens de periode voor de bedenktijd hebben de betrokken onderdanen van derde landen, in afwachting van de beslissing van de bevoegde autoriteiten, toegang tot de behandeling waarin artikel 7 voorziet en mag geen enkele tegen hen genomen verwijderingsmaatregel ten uitvoer worden gelegd.

3. De bedenktijd geeft geen recht op verblijf uit hoofde van deze richtlijn.

4. (…).

Artikel 7

Behandeling die verleend wordt voorafgaand aan de afgifte van de verblijfstitel

1. De lidstaten waarborgen de betrokken onderdanen van derde landen die over onvoldoende middelen beschikken, een levensstandaard die hen in staat stelt in hun onderhoud te voorzien, alsmede toegang tot spoedeisende medische behandelingen. Zij voorzien in de bijzondere behoeften van de meest kwetsbare personen, zo nodig en indien het nationale recht hierin voorziet, in de vorm van psychologische bijstand.

2. De lidstaten houden bij de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn naar behoren rekening met de behoeften van de betrokken onderdanen van derde landen op het gebied van veiligheid en bescherming, overeenkomstig het nationale recht.

(…).

Artikel 8

Afgifte en verlenging van de verblijfstitel

1. Wanneer de bedenktijd verstreken is, of eerder indien de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat de betrokken onderdaan inmiddels heeft voldaan aan het in onder b) genoemde

criterium, bekijkt een lidstaat:

a. a) of het voor het onderzoek of de gerechtelijke procedure dienstig is het verblijf van de persoon in kwestie op zijn grondgebied te verlengen, en

b) of deze duidelijk blijk heeft gegeven van zijn bereidheid tot medewerking, en

c) of deze alle banden met de vermoedelijke daders van een of meer van de in artikel 2, onder b ) en c), omschreven strafbare feiten heeft verbroken.

2. Onverminderd redenen die verband houden met de openbare orde of de bescherming van de binnenlandse veiligheid mag de verblijfstitel alleen worden afgegeven als aan de in lid 1 genoemde voorwaarden is voldaan.

(…)

Vreemdelingenwet 2000

Artikel 8

De vreemdeling heeft in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf:

(…)

k. gedurende de periode waarin de vreemdeling door Onze Minister in de gelegenheid wordt gesteld aangifte te doen van overtreding van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht;

(…).

Vreemdelingenbesluit 2000

Artikel 3:4 8

1. De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden worden verleend aan de vreemdeling die:

a. slachtoffer-aangever is van mensenhandel, voor zover er sprake is van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit waarvan aangifte is gedaan;

b. slachtoffer is van mensenhandel, voor zover er sprake is van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit, bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht en het slachtoffer hieraan op andere wijze dan door het doen van aangifte medewerking verleent;

(…).

Vreemdelingencirculaire 2000

Paragraaf B8

3.1

Beleidsregels

(…)

Ad 1. De bedenktijd

Aan vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel wordt op grond van artikel 8, onder k Vw een bedenktijd van maximaal drie maanden gegund, waarbinnen zij een beslissing moeten nemen of zij aangifte willen doen van mensenhandel of op andere wijze medewerking willen verlenen aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van een verdachte van mensenhandel, of dat zij hiervan afzien. Reeds bij de geringste aanwijzing dat sprake is van mensenhandel en/of op voorspraak van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Opsporing (ISZW-DO), biedt de politie of KMar aan het vermoedelijke slachtoffer de bedenktijd aan. Gedurende de bedenktijd schort de IND het vertrek van het vermoedelijke slachtoffer van mensenhandel uit Nederland op. De periode van de bedenktijd is eenmalig en wordt niet verlengd. De bedenktijd staat uitsluitend open voor vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.

(…).

Ad 2. En 3. De verblijfsvergunning voor slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel

(…)

De IND beslist op een aanvraag van een vermoedelijk slachtoffer van mensenhandel op wie de Dublinverordening niet van toepassing is binnen een streeftermijn van 24 uur nadat de kennisgeving van een aangifte mensenhandel door een vreemdeling door de politie of KMar aan de IND is verzonden.

Vreemdelingen op wie de Dublinverordening van toepassing is

De IND verleent aan een vreemdeling op wie de Dublinverordening van toepassing is op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder a, c of g Vb louter een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als slachtoffer van mensenhandel dan wel als getuige-aangever nadat het OM heeft bericht dat de aanwezigheid van de vreemdeling noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel.

De IND beslist op een aanvraag ingediend door een vreemdeling op wie de Dublinverordening van toepassing is:

 binnen een streeftermijn van 24 uur nadat een bericht is ontvangen van het OM dat de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel; of

 zo snel mogelijk nadat een bericht is ontvangen van het OM dat de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland niet noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel.

Wanneer de aangifte niet is gedaan binnen een termijn van drie maanden na indiening van de eerste asielaanvraag in Nederland, kan de IND de aanvraag afwijzen zonder het bericht van het OM af te wachten.

Wanneer de vreemdeling te kennen geeft aangifte te willen doen van mensenhandel en geen aangifte heeft gedaan voorafgaand aan de overdracht, kan de DT&V besluiten de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat doorgang te laten vinden.

Verordening (EU) nr. 604/2013

ECLI:NL:RBNNE:2020:5040.

Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie.

Rantsev tegen Cyprus en Rusland, uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 7 januari 2010, nr. 25965/04; www.echr.coe.int.

WBV 2019/10.

Uitspraken van 9 maart 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:2085) en 29 januari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:727).

Zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 20 juli 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8646.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature