Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Opvolgende asielaanvraag, zijn documenten nieuwe feiten of omstandigheden, arrest HvJ EU van 10 juni 2021, beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11338

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian), en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. B. Kemalli).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.11339, op 3 augustus 2021 op zitting behandeld. De gemachtigde van verzoeker en verzoeker zijn, vanwege ziekte, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

[gemachtigde] .

De rechtbank heeft een nadere zitting gehouden op 12 augustus 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is afkomstig uit Irak. Hij heeft op 17 oktober 2015 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij besluit van 18 juli 2017 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Dit besluit staat vast.

2. Op 19 juni 2018 heeft eiser weer een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat zijn broer [broer] een hoge positie bekleedt bij Islamitische Staat (IS) en dat zijn familie naar aanleiding daarvan problemen heeft ondervonden. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser kopieën overgelegd van de nationaliteitsverklaring, de afgifte

identiteitsbewijs, de rantsoenkaart en de huwelijksakte van zijn gestelde broer [broer] . Verder heeft eiser een brief van de UNHCR overgelegd die ziet op het vestigen in Bagdad. Uit een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten (BD) volgt dat de documenten niet op echtheid kunnen worden gecontroleerd omdat het kopieën betreffen. Verweerder heeft bij besluit van 26 november 2018 de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Bij besluit van 14 december 2018 heeft verweerder het besluit van 26 november 2018 ingetrokken en op 12 april 2019 heeft verweerder een nieuw besluit genomen. Hierin overweegt verweerder dat er sprake is van nieuw beleid omtrent de veiligheidssituatie in Irak, en dat dit als zodanig als nieuw relevant element moet worden aangemerkt. Dit leidt volgens verweerder echter niet tot de verlening van een asielvergunning, aangezien de overgelegde kopieën van documenten niet aannemelijk maken dat [broer] de broer van eiser is. Verder vindt verweerder de verklaring van eiser over het verkrijgen van de documenten niet geloofwaardig. Evenmin heeft verweerder geloofwaardig gevonden dat [broer] een hooggeplaatste IS’er is. Verweerder heeft bij besluit van 5 maart 2019 de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard. Dit besluit staat inmiddels vast.

3. Eiser heeft op 19 april 2021 de huidige aanvraag ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. Ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft eiser de volgende documenten overgelegd:

een verklaring van een rechter,

een arrestatiebevel ten aanzien van [broer] ,

het originele identiteitsbewijs en certificaat burgerschap van [broer] ,

een verklaring woonplaats, |

een verklaring van vader [vader] ,

een verklaring met betrekking tot ontheemden, en

een bevestiging verblijfplaats [plaats] .

4. Eiser heeft aangevoerd dat uit deze stukken volgt dat hij de broer is van [broer] , dat zijn broer een hooggeplaatste IS’er is, en dat hij als gevolg daarvan gevaar loopt bij terugkeer naar Irak. Hij benadrukt dat het beschikken over de originele identiteitsdocumenten van [broer] een zeer duidelijke aanwijzing is dat het zijn broer is. Verder volgt uit het arrestatiebevel volgens eiser dat [broer] een gezochte terrorist is. Volgens eiser moeten deze nieuwe stukken in samenhang worden gezien met de documenten, video’s en foto’s die in de eerdere procedures zijn ingebracht.

5. Bij besluit van 15 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard. Dit omdat het een opvolgende aanvraag betreft waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft dit gedaan onder verwijzing naar de eerdere besluiten van 18 juli 2017 en van 5 maart 2019.

6. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat de ingebrachte stukken geen nieuwe elementen of bevindingen zijn. Volgens eiser volgt uit de originele overgelegde stukken de identiteit van [broer] , en wordt daarmee ook bevestigd dat hij zijn broer is. Eiser en [broer] hebben dezelfde achternaam en er is geen andere verklaring voor het feit dat eiser in bezit is van de originele documenten van [broer] . Verder stelt eiser zich op het standpunt dat de

originele documenten in het licht van de bewijsstukken uit de vorige procedures moeten worden beoordeeld. De videobeelden tonen, samen met de originele documenten, aan dat [broer] een terrorist is. Als verweerder niet gelooft dat de persoon op de video en de persoon van wie de originele documenten zijn, dezelfde persoon is, dan had verweerder daar op grond van de samenwerkingsverplichting nader onderzoek naar moeten doen.

7. In deze zaak staat de vraag centraal of de (originele) documenten die eiser ten grondslag heeft gelegd aan de huidige asielaanvraag als nieuwe elementen of bevindingen kunnen worden aangemerkt. Alleen als daarvan geen sprake is mag verweerder de aanvraag afwijzen als niet-ontvankelijk.

8. Zoals volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 juni 2021 in de zaak L.H.1 is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van een opvolgende aanvraag niet vereist dat verweerder reeds overtuigd moet zijn dat de overgelegde documenten tot een toekenning van bescherming leiden. Verweerder zal eerst feitelijk moeten vaststellen of eiser iets “nieuws” dat bij de eerdere procedure niet is betrokken aan zijn opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd. Vervolgens zal verweerder – nog steeds in het kader van de vraag naar de ontvankelijkheid – moeten beoordelen of dit “nieuws” ook de kans op bescherming aanzienlijk groter maakt.

9. De rechtbank overweegt over de door eiser ingebrachte, en door BD origineel bevonden, identiteitskaart en het certificaat Iraaks burgerschap van [broer] , als volgt. Deze documenten zijn aan te merken als nieuwe elementen, aangezien zij niet reeds in een eerdere procedure in authentieke vorm zijn overgelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat deze documenten de kans op bescherming niet aanzienlijk groter maken. De originele documenten maken niet dat het nu wel aangetoond is dat [broer] de broer van eiser is. Verweerder heeft in redelijkheid overwogen dat de informatie, zoals weergegeven in de documenten, reeds is beoordeeld in de eerdere asielprocedures, ondanks dat er toen sprake was van kopieën van deze documenten. De omstandigheid dat eiser nu beschikt over de originele documenten, maakt niet dat er nu van uit moet worden gegaan dat [broer] de broer van eiser is. Zoals door verweerder terecht is overwogen zijn er ook andere verklaringen voor het feit dat eiser over deze documenten beschikt. Dat eiser en [broer] dezelfde achternaam hebben, maakt verder naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder toch van de familierelatie moet uitgaan. Dat twee mensen dezelfde achternaam hebben maakt hen immers niet automatisch broers. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat de originele documenten van [broer] niet kunnen worden aangemerkt als nieuwe elementen en bevindingen. Verweerder heeft de stukken daarom ook (verder) niet inhoudelijk hoeven te beoordelen.

10. Ten aanzien van het overgelegde arrestatiebevel van 18 januari 2021 wat aan de familierechtbank van Mosul is gestuurd, overweegt de rechtbank als volgt. Ook dit stuk moet worden aangemerkt als een nieuwe element, in die zin dat het stuk niet eerder door eiser is overgelegd. De omstandigheid dat BD dit stuk niet op echtheid kan controleren wegens het ontbreken van relevant referentiemateriaal, maakt dat niet anders. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder ook ten aanzien van dit stuk in redelijkheid heeft overwogen dat het de kans op bescherming niet aanzienlijk groter maakt. Omdat het niet aannemelijk is dat [broer] de broer van eiser is, kan de eventuele vaststelling dat [broer]

1. In de zaak C-921/19, L.H. tegen Nederland, ECLI:EU:C:2021:478.

gezocht wordt in verband met terroristische misdrijven, ook niet bijdragen aan de onderbouwing van de stelling van eiser dat hij gevaar loopt bij terugkeer naar Irak vanwege het (hooggeplaatste) lidmaatschap van zijn broer bij IS. Verweerder heeft daarom ook ten aanzien van dit stuk niet ten onrechte overwogen dat het volgens het voorgenoemde arrest niet kan worden aangemerkt als nieuw element of bevinding. Verweerder heeft het stuk daarom ook (verder) niet inhoudelijk hoeven te beoordelen.

11. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat verweerder de overgelegde documenten in samenhang heeft beoordeeld met de documenten die eerder zijn overgelegd. Verweerder heeft daaruit terecht geconcludeerd dat de overgelegde documenten en kopieën van documenten niet aannemelijk maken dat sprake is van een familierechtelijke relatie tussen eiser en [broer] . De argumenten van eiser om aannemelijk te maken dat die relatie er wel is, heeft verweerder niet ten onrechte niet overtuigend gevonden. In het licht van de omstandigheid dat eisers asielmotief in de eerste procedure ongeloofwaardig is bevonden, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiser op het punt van de gestelde familierelatie tussen hem en [broer] het voordeel van de twijfel te geven.

12. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verweerder de opvolgende aanvraag van eiser, ook in het licht van het arrest van het HvJ van 10 juni 2021, niet-ontvankelijk heeft mogen verklaren. Dat wat eiser verder heeft aangevoerd heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven geven om nader onderzoek te verrichten.

13. Het beroep is ongegrond.

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier.

De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:

24 augustus 2021

en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Mr. J.J. Catsburg B.L. Meijer

Rechter Griffier

Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling

bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature