Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Asiel / statushouder Italië / zorgvuldig gehoor / gehoor bewust gefrustreerd

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: NL21.18746 (beroep) en NL21.18747 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser en verzoeker, hierna: eiser

[v]

(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

Procesverloop

Met het besluit van 25 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het onderzoek op de zitting van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter, hierna: rechtbank, heeft op 21 december 2021 plaatsgevonden. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk in de taal Engels is verschenen L. Totosashvili. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure

1.1.

Eiser is geboren op [geboortedatum] 2000 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft op 22 september 2021 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Uit Eurodac blijkt dat hij eerder in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.

1.2.

Naar aanleiding van eisers asielaanvraag in Nederland heeft op

22 september 2021 een aanmeldgehoor Dublin plaatsgevonden. Vervolgens is op dezelfde datum bij Italië een terugnameverzoek op grond van de Dublinverordening neergelegd dat door Italië op 10 november 2021 is geweigerd, omdat eiser een beschermde status in Italië heeft die geldig is tot 29 november 2023. Omdat eiser in Italië al internationale bescherming geniet, heeft op 23 november 2021 een gehoor bescherming EU plaatsgevonden. Dit gehoor is vroegtijdig gestaakt.

Het bestreden besluit

2. Met het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 , omdat eiser internationale bescherming geniet in Itali ë. Zo is gebleken dat door Italië aan eiser een verblijfsvergunning is verstrekt die geldig is tot 29 november 2023. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser vanwege zijn Italiaanse asielstatus een zodanige band heeft met Italië dat het voor hem redelijk is om terug te gaan. Uit het verlenen van die status blijkt volgens verweerder de intentie van de Italiaanse autoriteiten om eiser te beschermen en in het geval van problemen kan eiser zich dan ook tot die autoriteiten wenden. Eiser moet zich onmiddellijk naar Italië begeven.

Gronden eiser

3. Eiser voert – samengevat – aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en daarom niet gehandhaafd kan blijven. Het bestreden besluit is gebaseerd op het gehoor van 23 november 2021. Omdat dit gehoor onzorgvuldig tot stand is gekomen geldt dit ook voor het bestreden besluit. Bij het gehoor was ten onrechte een tolk Pidgin Engels aanwezig, er had een tolk Engels moeten zijn gelet op het verzoek van eiser. Verweerder had het gehoor dan ook naar een andere datum moeten verplaatsen met de juiste tolk. Verder voert eiser aan dat verweerder het gehoor had moeten stoppen toen de tolk kenbaar maakte dat hij het gehoor niet wilde voortzetten. Daarnaast heeft verweerder geen gebruik gemaakt van een registertolk. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd wat hier de reden voor was. Tot slot voert eiser aan dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat eiser geen bezwaren heeft tegen terugkeer naar Italië. Het gehoor bij verweerder is de aangewezen plaats om eventuele bezwaren kenbaar te maken en verweerder heeft nagelaten eiser daartoe in de gelegenheid te stellen.

Beoordeling rechtbank

4. De rechtbank stelt vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of verweerder eiser zorgvuldig heeft gehoord voorafgaand aan het bestreden besluit. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.

5.1.

De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van verhoor van

22 september 2021, het verhoor dat heeft plaatsgevonden in het Aanmeldcentrum te Budel, op de vraag welke talen eiser spreekt hij heeft geantwoord: ‘ik spreek Pidgin Engels en een beetje Engels’. Daarnaast heeft eiser op de vraag welke taal zijn voorkeur heeft voor het verdere verloop van de asielprocedure geantwoord: ‘Pidgin Engels’. Op 9 oktober 2021 heeft een aanmeldgehoor Dublin plaatsgevonden. Dit gehoor heeft plaatsgevonden met een registertolk in de taal Pidgin Engels. Uit het rapport van dit gehoor blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij de tolk heel goed verstaat. Op 23 november 2021 is eiser nogmaals gehoord. Bij dit gehoor heeft verweerder wederom een tolk Pidgin Engels ingeschakeld. De rechtbank overweegt dat uit het rapport van dit gehoor blijkt dat eiser vanaf aanvang van het gehoor boos en geïrriteerd reageert richting de tolk. Bij aanvang van dit gehoor zegt eiser ineens dat hij een tolk in de Engels taal wenst. Op de vraag waarom eiser nu Engels wenst te spreken geeft hij geen antwoord. Uit het rapport van dit gehoor blijkt verder dat eiser geïrriteerd blijft reageren en de tolk blijft onderbreken bij de vertaling. Tijdens dit gehoor is eiser meerdere keren op zijn gedrag aangesproken. Op enig moment tijdens het gehoor verklaart de tolk dat hij zich niet comfortabel meer voelt als tolk en het gehoor niet wil voortzetten. Na een korte onderbreking van het gehoor, kiest de tolk ervoor om door te gaan met vertalen en het gehoor wordt voortgezet. Eiser wordt erop gewezen dat als hij het gehoor vervolgt zoals voor de onderbreking het gehoor gestaakt zal worden, omdat hij het gehoor frustreert en niet meewerkt aan het gehoor. Eiser wordt nog een laatste kans geboden. Eiser verklaart dat hij wil meewerken en dat hij graag Pidgin Engels wil spreken. De gehoorambtenaar deelt eiser vervolgens mee dat hij gebroken Engels mag spreken, Engels of Pidgin Engels en dat de keus aan hem is, waarop eiser reageert met ‘U bent de tolk, u stelt mij een vraag en ik reageer erop. U gaat het vertalen aan haar, wat wilt u nog?’ Eiser blijft de tolk en de gehoorambtenaar onderbreken en laat hen niet uitpraten, waarop door de gehoorambtenaar het gehoor wordt gestaakt omdat eiser niet wil meewerken aan het gehoor en hij zich niet houdt aan de afgesproken voorwaarden.

5.2.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld door het gehoor te laten plaatsvinden en voort te zetten met een tolk in de taal Pidgin Engels. Uit het verslag van het gehoor blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser het gehoor bewust wilde frustreren. In die omstandigheden is het niet aan verweerder om daarin mee te gaan en het gehoor te verplaatsen naar een ander moment. Dat verweerder het gehoor heeft laten doorgaan nadat de tolk in eerste instantie kenbaar maakte dat hij het gehoor niet wilde voortzetten maakt evenmin dat het gehoor onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser heeft gewezen op pagina vijf van Werkinstructie 2020/5, waarin staat ‘Het is ook mogelijk dat de tolk aangeeft niet verder te willen gaan. In dat geval zal de

tolk verzoeken om een pauze om dit kenbaar te kunnen maken. Deze wens dient

gerespecteerd te worden, als blijkt dat een andere oplossing (door een toelichting of

anderszins) geen soelaas biedt.’ In dit geval heeft de gehoorambtenaar het gehoor onderbroken omdat de tolk aangaf zich niet comfortabel te voelen. De tolk heeft vervolgens reden gezien om zijn werk toch voort te zetten. Dat uit het rapport van het gehoor van

23 november 2021 niet nadrukkelijk blijkt dat de tolk, ondanks het gedrag van eiser, toch wenste door te gaan met tolken doet hier niet aan af.

5.3.

Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder met de motivering in het gehoor van 23 november 2021 en in het bestreden besluit genoegzaam heeft gemotiveerd waarom verweerder heeft afgeweken van de verplichting om van een beëdigde tolk gebruik te maken. Ook uit de zienswijze en de beroepsgronden van eiser komt niet naar voren dat eiser in zijn belangen is geschaad doordat niet van een registertolk gebruikt is gemaakt.

5.4.

De rechtbank overweegt verder dat verweerder voor Italië in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. Anders dan eiser betoogt heeft verweerder niet nagelaten eiser daartoe in de gelegenheid te stellen. Uit het rapport van het gehoor dat op 9 oktober 2021 heeft plaatsgevonden blijkt dat eiser niet naar Italië wil terugkeren omdat hij in een Engels sprekend land wil wonen. Hij vindt het leven in Italië niet leuk en wil daar niet wonen. Er wordt geen Engels gesproken. Verder verklaart hij geen bezwaren te hebben. Dat de gehoorambtenaar eiser deze vraag niet nogmaals in het gehoor van 23 november 2021 heeft kunnen stellen maakt het voorgaande niet anders. Zoals hiervoor is gebleken is dit gehoor vroegtijdig gestaakt vanwege het gedrag van eiser. Ook in de zienswijze heeft eiser geen bezwaren tegen terugkeer naar Italië kenbaar gemaakt. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij niet terug wil keren naar Italië, maar op de vraag waarom gaf eiser geen antwoord. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het geval van eiser dan ook kunnen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie

7. Het beroep is ongegrond.

8. Omdat op het beroep is beslist, bestaat geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen, zodat dit verzoek wordt afgewezen.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep met zaaknummer NL21.18746 ongegrond;

wijst het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL21.18747 af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van

J.G.J. Geerlings, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarmee op het beroep is beslist, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Verordening (EU) nr. 604/2013.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature