Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verzoek tot teruggeleiding naar Spanje en daaraan voorafgaande voorlopige voogdij toegewezen.

Verzoek van vader tot voorlopige voogdij is na de behandeling bij de MK bij tussenbeschikking toegewezen ivm de vrees dat de moeder zich aan de tenuitvoerlegging van een mogelijk uit te spreken teruggeleiding van de minderjarige naar Spanje zal onttrekken.

Beroep moeder op weigeringsgrond ex art 13 lid 1 onder b HKOV faalt.

De rechtbank stelt voorop dat Spanje een land is waar de rechtsgang in beginsel met voldoende waarborgen is omkleed en waar voldoende hulpverlening voorhanden is om zo nodig maatregelen te treffen om de veiligheid van de minderjarige te kunnen waarborgen.

De moeder heeft haar zorgen omtrent het vermeend seksueel misbruik van de minderjarige kenbaar gemaakt bij de Spaanse autoriteiten. Naar aanleiding hiervan en ook naar aanleiding van het handelen van de moeder zijn verschillende procedures gevoerd in Spanje waarin het belang van de minderjarige door de Spaanse rechter is gewogen en beoordeeld. Voor zover de moeder in die procedures niet is gehoord, is dat een gevolg geweest van haar keuze om met de minderjarige naar Nederland te vertrekken. Het is de rechtbank in ieder geval niet gebleken dat de Spaanse rechter beginselen van hoor en wederhoor zou hebben geschonden, of zonder deugdelijk onderzoek een beslissing heeft genomen.

Waar de moeder in de overtuiging verkeert dat zij niet naar Spanje kán terugkeren, ook niet als de rechtbank zou bevelen tot teruggeleiding van de minderjarige naar Spanje, is de rechtbank daarvan niet, althans onvoldoende gebleken. Het is niet waarschijnlijk dat de moeder, wanneer zij met naar Spanje zal terugkeren door een eventuele aanhouding en arrestatie gedurende langere tijd van de minderjarige gescheiden zal worden. Gelet op de verklaringen van de vader ter zitting gaat de rechtbank ervan uit dat de co-ouderschapsregeling onverminderd van kracht zal blijven en dat er geen sprake van zal zijn dat het contact van de moeder met de minderjarige wordt verbroken. Net als de moeder wenst de vader in de onderhavige situatie Spanje de inschakeling van de daartoe bevoegde Spaanse instanties ter bescherming van de minderjarige en hulp en begeleiding. De rechtbank gaat er vanuit dat de vader zijn verklaring zoals hij die ter zitting heeft geuit, in het belang van de minderjarige gestand zal doen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummer: FA RK 21-6732

Zaaknummer: C/09/618861

Datum beschikking: 13 december 2021

Internationale kinderontvoering

Beschikking in het kader van het op 6 oktober 2021 ingekomen verzoek van:

[Y]

de vader,

wonende te [woonplaats] , Spanje,

advocaat: mr. A.H. van Haga te ‘s-Gravenhage.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X 2]

de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres in Nederland,

advocaat: mr. I. Rosier te Amsterdam.

Procedure

Bij beschikking van 28 oktober 2021 van deze rechtbank is [bijz. curator] benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] , Spanje (hierna: [minderjarige] ).

De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder:

het verzoekschrift, met producties 1 tot en met 11, van de zijde van de vader;

de brief van 20 oktober 2021, met bijlagen, van de zijde van de moeder;

- de brief van 8 november 2021 van de zijde van de vader;

- de brief van 8 november 2021 van de zijde van de moeder;

- een e-mailbericht van 19 november 2021 van de zijde van de moeder;

- het F9-formulier van 22 november 2021, met bijlagen (producties 12 tot en met 16) van de zijde van de vader;

- het verslag van 22 november 2021 van de bijzondere curator;

het verweerschrift van de moeder;

het F9-formulier van 23 november 2021, met de producties 1 tot en met 12 bij het

verweerschrift, van de zijde van de moeder;

- het F9-formulier van 24 november 2021, met productie 13, van de zijde van de

moeder;

- het F9-formulier van 26 november 2021, met producties 17 tot en met 22, van de

zijde van de vader;

- het op 26 november 2021 ingekomen verslag van de Raad voor de

Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Op 29 november 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij zijn verschenen:

de vader, vergezeld van een tolk in de Spaanse taal en bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Voorts zijn verschenen: de bijzondere curator, [bijz. curator] en [medewerker RvdK] namens de Raad.

Van de zijde van de vader en de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Bij beschikking van 29 november 2021 van deze rechtbank is de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring, belast met de voorlopige voogdij over voornoemd minderjarig kind, zulks van 29 november 2021 tot het moment – voor zover het verzoek van de vader tot teruggeleiding van [minderjarige] zal worden toegewezen – dat die beslissing tot teruggeleiding ten uitvoer zal zijn gelegd. Een beslissing ten aanzien van het verzoek tot teruggeleiding en de proceskosten is daarbij aangehouden tot 13 december 2021.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 2017 tot [echtscheidingsdatum] 2020.

- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:

- [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2017 te

[geboorteplaats] , Spanje (hierna: [minderjarige] ).

- Op 27 januari 2020 zijn de ouders een zorgregeling overeengekomen die is vastgelegd in een schriftelijke, door beide ouders ondertekende, overeenkomst (regulatory agreement document). Op basis van deze overeenkomst is er sprake van een co-ouderschap waarbij [minderjarige] op maandag en dinsdag bij de moeder, woensdag en donderdag bij de vader, en van vrijdag tot maandag afwisselend bij elk van de ouders verblijft. In deze overeenkomst is ook opgenomen dat de ouders het gezamenlijk gezag uitoefenen (Patria Potestad). Verder is overeengekomen dat de ouders dagelijks telefonisch, of via videobellen of facetime, contact kunnen hebben met [minderjarige] .

- Aan voormelde regeling werd tot 23 juni 2021 uitvoering gegeven.

- De moeder is kort na 23 juni 2021 in Spanje een procedure gestart tot het treffen voor voorlopige maatregelen ter bescherming van [minderjarige] op grond van vermeend seksueel misbruik van [minderjarige] door de vader en/of de grootvader-vaderszijde. Hierop is afwijzend beslist.

- De vader is kort na 23 juni 2021 in Spanje een procedure gestart tot nakoming van de zorgregeling. Zijn verzoek daartoe is toegewezen.

- De vader heeft kort na 23 juni 2021 in Spanje aangifte gedaan van kinderontvoering door de moeder.

- Bij beslissing van 19 juli 2021 van de Spaanse rechtbank is de intrekking van het paspoort van [minderjarige] bevolen en is bepaald dat [minderjarige] het land niet mocht verlaten.

- Door de moeder is in Spanje aangifte gedaan van seksueel misbruik van [minderjarige] door de vader en/of de grootvader-vaderszijde.

- De moeder is op of omstreeks 27 juli 2021 met [minderjarige] naar Nederland vertrokken.

- Tegen de moeder is een Europees opsporingsbevel uitgevaardigd.

- Op 1 september 2021 heeft de moeder bij de politie Oost-Nederland aangifte tegen de vader gedaan ter zake van een gepleegd zedendelict, gepleegd te Valencia tussen 1 september 2020 en 23 juni 2021.

- Bij beschikking van 16 september 2021 van de Spaanse rechter is een verzoek van de moeder om schorsing van het gezag van de vader en schorsing van communicatie, bezoek en contact van [minderjarige] met vader afgewezen.

- De vader heeft de Spaanse nationaliteit, de moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en [minderjarige] heeft de Nederlandse en de Spaanse nationaliteit.

- De vader heeft zich gewend tot de Spaanse Centrale Autoriteit, die zich heeft gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de CA geregistreerd onder IKO nr. [nr.] .-

Verzoek en verweer

De vader heeft verzocht de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige] naar de vader in Spanje te bevelen uiterlijk op 1 november 2021, dan wel op een datum en wijze door de rechtbank in goede justitie te bepalen, en te bepalen dat als de moeder nalaat om [minderjarige] binnen de door de rechtbank te stellen termijn terug te laten keren naar Spanje, de moeder [minderjarige] op de genoemde datum met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven, zodat hij [minderjarige] zelf mee terug kan nemen naar Spanje, met veroordeling van de moeder in de reële proceskosten opkomend zijdens de vader, alsmede in de kosten verband houdende met de het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige door de vader daaronder begrepen de door hem betaalde bijdrage, alsook het verschuldigde griffierecht, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, welk verweer hierna

– voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling(alleen opnemen indien kostenveroordeling is verzocht)

De rechtbank handhaaft alles wat in de beschikkingen van en 28 oktober 2021 en

29 november 2021 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.

Het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Spanje zijn partij bij het Verdrag.

Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.

Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag

Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of

gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag ).

Niet in geschil is dat [minderjarige] onmiddellijk voor haar overbrenging naar Nederland haar gewone verblijfplaats in Spanje had.

Evenmin in geschil is dat het gezagsrecht gezamenlijk daadwerkelijk werd uitgeoefend op het tijdstip van de overbrenging, dan wel zou zijn uitgeoefend, indien de overbrenging niet had plaatsgevonden.

Omdat verder niet in geschil is dat de vader geen toestemming heeft gegeven voor de overbrenging naar Nederland en dat de overbrenging van [minderjarige] naar Nederland is geschied in strijd met het gezagsrecht van de vader naar Spaans recht, komt de rechtbank tot het oordeel dat de overbrenging van [minderjarige] naar Nederland aangemerkt dient te worden als ongeoorloofd in de zin van artikel 3 van het Verdrag.

Onmiddellijke terugkeer in de zin van artikel 12 van het Verdrag

Ingevolge artikel 12 lid 1 van het Verdrag wordt de onmiddellijke terugkeer van een kind gelast wanneer er minder dan één jaar is verstreken tussen de overbrenging of het niet doen terugkeren van een kind en het tijdstip van indiening van het verzoek bij de rechtbank.

Omdat er minder dan één jaar is verstreken tussen de overbrenging van [minderjarige] naar Nederland en het tijdstip van indiening van het verzoek, komt de rechtbank niet toe aan de vraag [minderjarige] in Nederland is geworteld en dient in beginsel de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige] te volgen, tenzij er sprake is van één of meer weigeringsgronden als bedoeld in artikel 13 van het Verdrag.

De moeder heeft betoogd dat er sprake is van de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag. De rechtbank overweegt als volgt.

Weigeringsgrond ex artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag

Op grond van artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag is de rechter van de aangezochte Staat niet gehouden de terugkeer van het kind te gelasten, indien de persoon die zich tegen de terugkeer verzet, aantoont dat er een ernstig risico bestaat dat het kind door zijn terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand wordt gebracht.

De moeder voert ter onderbouwing van haar beroep op deze weigeringsgrond het volgende aan. De moeder stelt dat sprake is van duidelijke aanwijzingen van seksueel misbruik van [minderjarige] door de vader en/of de grootvader-vaderszijde in Spanje en dat [minderjarige] daardoor bij een terugkeer naar Spanje lichamelijk en geestelijk gevaar loopt. De moeder verwijst hierbij naar een door haar ingediend verslag van een Spaanse kinderarts en een evaluatierapport van de Spaanse politie naar aanleiding van haar aangifte van seksueel misbruik van [minderjarige] door de vader en/of de grootvader-vaderszijde. Uit deze stukken blijkt volgens de moeder de kwetsbaarheid van [minderjarige] en een grote kans op herhaling van het seksueel misbruik. De door de moeder ingediende verzoeken bij de Spaanse rechter tot het treffen van beschermende maatregelen voor [minderjarige] hebben echter tot niets geleid. Zodoende voelde de moeder zich gedwongen om met [minderjarige] in Spanje onder te duiken en vervolgens (35 dagen later) naar Nederland te vluchten. De moeder heeft voor het eerst kennis genomen van de door de vader in Spanje aanhangig gemaakte procedures toen zij al in Nederland was. In die procedures is het principe van hoor- en wederhoor geschonden. Daardoor zijn de beslissingen van de Spaanse rechter tot nu toe alleen in het voordeel van de vader, aldus de moeder. De moeder voert ook aan dat zij niet met [minderjarige] naar Nederland zou zijn gevlucht, als er in Spanje oog zou zijn geweest voor haar vrees ten aanzien van het seksueel misbruik van [minderjarige] , als daarnaar in Spanje onderzoek zou zijn verricht en er om die reden met de vader in Spanje voorlopig een begeleide omgang zou zijn gestart (in plaats van de co-ouderschapsregeling).

Daarnaast voorziet de moeder dat [minderjarige] bij terugkeer naar Spanje van haar, en daarmee van haar primaire hechtingsfiguur, wordt gescheiden, omdat tegen de moeder een Europees opsporingsbevel is uitgevaardigd en er in Spanje tegen haar een strafrechtelijke procedure ter zake van kinderontvoering is aanhangig gemaakt. De moeder vreest dat zij bij haar terugkeer naar Spanje zal worden aangehouden en gearresteerd. Zij meent dat dat [minderjarige] in een ondragelijke toestand zal brengen die schadelijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige] .

De moeder vreest verder dat in nog te voeren gerechtelijke procedures in Spanje de gewone verblijfplaats van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald en dat zij geen contact meer met [minderjarige] mag hebben. De moeder acht het in het belang van [minderjarige] dat zij in Nederland kan blijven en dat wordt onderzocht wat er precies met [minderjarige] in Spanje is gebeurd. De moeder heeft in Nederland aangifte gedaan bij de politie ter zake van seksueel misbruik van [minderjarige] door de vader, dan wel de grootvader. Op dit moment vindt de omgang van de vader met [minderjarige] in Nederland onder begeleiding plaats, dat loopt goed, en de moeder wenst de omgang op die wijze voort te zetten.

De vader voert gemotiveerd verweer. De vader betwist de stelling van de moeder ten aanzien van het vermeende misbruik van [minderjarige] en dat er in Spanje geen sprake zou zijn geweest van een eerlijke rechtsgang. Hoewel de moeder en hij tot 23 juni 2021 altijd een goed contact met elkaar hadden en zij zaken [minderjarige] aangaande altijd met elkaar bespraken, heeft de moeder nooit aan hem melding gedaan van haar vermoeden van seksueel misbruik van [minderjarige] . Van het voornemen om te vertrekken heeft de moeder hem nooit op de hoogte gesteld, en haar verblijfplaats (en die van [minderjarige] ) is hem tot op heden onbekend.

De vader is het met de moeder eens dat in Spanje professionele hulp moet worden ingeschakeld, zodat [minderjarige] , en zo nodig ook beide ouders, hulp wordt geboden. Dat is in Spanje zeer goed mogelijk. Ter zitting van 2 december 2021 heeft de vader verklaard dat, bij een terugkeer van de moeder met [minderjarige] naar Spanje, sprake zal blijven van het tussen de ouders overeengekomen co-ouderschap. Volgens informatie van zijn Spaanse advocaat zal er volgens de vader ook geen sprake van zijn dat de moeder in het kader van het Europees opsporingsbevel wordt aangehouden en/of gearresteerd. De vader wenst niet dat de moeder in Spanje wordt aangedaan wat hém overkomen is, namelijk gescheiden te worden van [minderjarige] . Van een scheiding van [minderjarige] van de moeder zal dan ook geenszins sprake zijn.

De bijzondere curator is niet gebleken van enige weerstand van [minderjarige] tegen contact met haar vader. [minderjarige] lijkt een warme en betrokken band te hebben met beide ouders.

Uit het verslag van de Raad blijkt dat [minderjarige] het fijn vindt om de vader te zien en bij hem te zijn en ook dat er een warme band tussen beiden bestaat. Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat gelet op hetgeen uit in de onderhavige procedure naar voren is gekomen, professionele hulp in Nederland, maar ook in Spanje, voor de ouders en voor [minderjarige] , dient te worden ingeschakeld, zodat [minderjarige] niet meer dan op dit moment wellicht het geval zou kunnen zijn, in haar ontwikkeling wordt geschaad.

De rechtbank overweegt als volgt.

Uitgangspunt is dat op de moeder de bewijslast rust dat sprake is van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag. Het doel en de strekking van het Verdrag brengen met zich dat deze weigeringsgrond restrictief moet worden uitgelegd en dat een beroep hierop slechts in extreme situaties wordt gehonoreerd. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van de moeder op de weigeringsgrond, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van de vader, niet slaagt en overweegt daartoe als volgt.

De rechtbank stelt voorop dat Spanje een land is waar de rechtsgang in beginsel met voldoende waarborgen is omkleed en waar voldoende hulpverlening voorhanden is om zo nodig maatregelen te treffen om de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen.

De moeder heeft haar zorgen omtrent het vermeend seksueel misbruik van [minderjarige] kenbaar gemaakt bij de Spaanse autoriteiten. Naar aanleiding hiervan en ook naar aanleiding van het handelen van de moeder zijn verschillende procedures gevoerd in Spanje waarin het belang van [minderjarige] door de Spaanse rechter is gewogen en beoordeeld. Voor zover de moeder in die procedures niet is gehoord, is dat een gevolg geweest van haar keuze om met [minderjarige] naar Nederland te vertrekken. Het is de rechtbank in ieder geval niet gebleken dat de Spaanse rechter beginselen van hoor en wederhoor zou hebben geschonden, of zonder deugdelijk onderzoek een beslissing heeft genomen.

Waar de moeder in de overtuiging verkeert dat zij niet naar Spanje kán terugkeren, ook niet als de rechtbank zou bevelen tot teruggeleiding van [minderjarige] naar Spanje, is de rechtbank daarvan niet, althans onvoldoende gebleken. Het is niet waarschijnlijk dat de moeder, wanneer zij met [minderjarige] naar Spanje zal terugkeren door een eventuele aanhouding en arrestatie gedurende langere tijd van [minderjarige] gescheiden zal worden. Gelet op de verklaringen van de vader ter zitting gaat de rechtbank ervan uit dat de co-ouderschapsregeling onverminderd van kracht zal blijven en dat er geen sprake van zal zijn dat het contact van de moeder met [minderjarige] wordt verbroken. Net als de moeder wenst de vader in de onderhavige situatie Spanje de inschakeling van de daartoe bevoegde Spaanse instanties ter bescherming van [minderjarige] en hulp en begeleiding. De rechtbank gaat er vanuit dat de vader zijn verklaring zoals hij die ter zitting heeft geuit, in het belang van [minderjarige] gestand zal doen.

Nu er geen sprake is van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 lid 1 sub b van het Verdrag en ook niet gebleken is dat er sprake is van een van de overige in artikel 13 van het Verdrag genoemde weigeringsgronden – de moeder heeft hierop ook geen beroep gedaan –, terwijl er minder dan een jaar is verstreken tussen de ongeoorloofde overbrenging van [minderjarige] en de indiening van het verzoekschrift, dient ingevolge artikel 12 lid 1 van het Verdrag de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige] te volgen.

Ingevolge artikel 13 lid 5 van de Uitvoeringswet schorst een eventueel hoger beroep de tenuitvoerlegging van de beschikking, tenzij de rechter in het belang van het kind op verzoek of ambtshalve anders bepaalt. De rechtbank acht het wenselijk dat [minderjarige] een eventuele uitspraak in hoger beroep in Nederland kan afwachten en zal het verzoek van de vader om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afwijzen. De rechtbank zal de terugkeer gelasten op uiterlijk 30 december 2021, zijnde de derde dag na afloop van de termijn waarbinnen hoger beroep tegen onderhavige beslissing kan worden ingediend.

Kosten

De vader heeft verzocht om de moeder te veroordelen in de daadwerkelijke proceskosten, en de moeder te veroordelen in de kosten die de vader heeft gemaakt en zal moeten maken met betrekking tot het verzoek tot teruggeleiding van [minderjarige] naar Spanje, daaronder onder meer begrepen reiskosten, verblijfkosten in Nederland, vertaalkosten en kosten in verband met de inschakeling van een tolk, alsook de eigen bijdrage die de vader verschuldigd is, kosten uittreksels en griffierecht. De vader stelt dat de moeder zich willens en wetens met har vertrek met [minderjarige] naar Nederland, heeft onttrokken aan de uitvoering van beslissingen van de Spaanse rechter.

De moeder heeft verweer gevoerd.

De rechtbank ziet, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure, aanleiding om de proceskosten compenseren.

Bijzondere curator

De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de bijzondere curator de uitspraak van de rechtbank (en eventueel de uitspraak van het Gerechtshof) met haar bespreekt. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de benoeming van de bijzondere curator, voor zover er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing, doorloopt tijdens de appelprocedure. Indien er geen hoger beroep wordt ingesteld dan beschouwt de rechtbank de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure één maand na datum van deze beschikking als beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:

gelast de terugkeer van de minderjarige:

- [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2017 te

[geboorteplaats] , Spanje,

naar Spanje uiterlijk op 30 december 2021, waarbij de moeder [minderjarige] dient terug te brengen naar Spanje en beveelt, indien de moeder nalaat [minderjarige] terug te brengen naar Spanje, dat de moeder [minderjarige] met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven uiterlijk op 30 december 2021, opdat de vader [minderjarige] zelf mee terug kan nemen naar Spanje;

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

beschouwt – voor zover er geen hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing – de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure met ingang van 13 januari 2022 als beëindigd.

Deze beschikking is gegeven door mrs. O.F. Bouwman, H. Dragtsma en A.M. van der Vliet rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2021.

Van deze beschikking kan -voor zover er definitief is beslist- hoger beroep worden ingesteld binnen twee weken (artikel 13 lid 7 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering) na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag. In geval van hoger beroep zal de terechtzitting bij het hof - in beginsel - plaatsvinden in de derde of vierde week na deze beslissing.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature