Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen van een echtpaar uit Sri Lanka. Eiser stelt te zijn gedetineerd en gemarteld, maar verweerder acht dit ongeloofwaardig, omdat (met name) eiser hier zelf ongeloofwaardige verklaringen over heeft afgelegd. Eisers hebben een iMMO-rapport overgelegd en stellen dat dit rapport in de weg staat aan het geloofwaardigheidsoordeel van verweerder. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten. De rechtbank oordeelt dat verweerder de conclusies uit het iMMO-rapport niet naast zich neer had mogen leggen (onder 4), omdat het iMMO-rapport aan alle zorgvuldigheidsvereisten voldoet. Bovendien doet de voor verweerder opgestelde contra-expertise van het NFI en het NIFP niet af aan (de conclusies uit) het iMMO-rapport. Verweerder stelt zich ook ten onrechte op het standpunt dat het relaas van eisers ongeloofwaardig is, los van de vraag of eiser in staat was om compleet, coherent en consistent te verklaren (onder 5).

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummers: NL17.4186 en NL17.4188

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2021 in de zaken tussen [eiseres] , eiseres en

[eiser] , eiser, v-nummers: [nummers] ,

mede namens hun minderjarige kinderen, tezamen: eisers

(gemachtigde: mr. E. Derksen),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

Procesverloop Bij afzonderlijke besluiten van 7 juni 2017 heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld.

Het onderzoek op de zitting zou plaatsvinden op 12 november 2018. Dit is op verzoek van verweerder uitgesteld, omdat hij een contra-expertise wilde laten verrichten in reactie op het door eisers overgelegde rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO).

Verweerder heeft een gecombineerde rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en een verweerschrift ingediend. Eisers hebben hierop gereageerd en een reactie van het iMMO ingediend.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst, om verweerder in de gelegenheid te stellen inhoudelijk te reageren op een door eisers ingediend stuk.

Verweerder heeft een reactie ingediend, waarna het onderzoek op de zitting is voortgezet op 19 februari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na deze zitting is het onderzoek weer geschorst, om beide partijen in de gelegenheid te stellen definitieve standpunten in te nemen.

Verweerder heeft een nieuw verweerschrift ingediend, waarop eisers hebben gereageerd. Vervolgens is het onderzoek op de zitting voortgezet op 6 oktober 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvragen van eisers, die stellen van Sri Lankaanse nationaliteit en etnisch Tamil te zijn. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. De besluiten bevatten naast de afwijzingen van de asielaanvragen meer onderdelen, maar die worden door eisers niet bestreden. Daarom worden die onderdelen niet beoordeeld.

1.1.

De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Daaraan voorafgaand geeft de rechtbank de achtergrond van de asielaanvragen weer (onder 2) en de redenen waarom verweerder de aanvragen afwijst (onder 3). Vervolgens oordeelt de rechtbank dat verweerder de conclusies uit het iMMO-rapport niet naast zich neer had mogen leggen (onder 4) en dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het relaas van eisers ongeloofwaardig is, los van de vraag of eiser in staat was om compleet, coherent en consistent te verklaren (onder 5).

De achtergrond van de asielaanvragen

2. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser is in 2007, 2011 en 2013 gedetineerd en gemarteld door de Sri Lankaanse veiligheidsdienst CID. Deze dienst verdenkt hem ervan banden te hebben met de LTTE, omdat zijn neef actief was in die beweging. Met name bij de eerste gevangenneming in 2007 is eiser dusdanig gemarteld dat hij hier blijvende schade aan heeft overgehouden. Eiser is enkele weken vastgehouden en dagenlang verhoord en mishandeld. Hierbij is eiser langdurig op zijn hoofd geslagen met een knuppel, zijn glazen flessen op hem kapot geslagen, is hij op zijn penis geslagen met een metalen buis, is hij met prikkeldraad op zijn arm geslagen en zijn enkele vingers geamputeerd. De CID wilde informatie over eisers neef, maar eiser hield vol dat hij niets over zijn neef wist en zelf niets met de LTTE te maken had. Eiser heeft er behoorlijk wat littekens aan overgehouden en stelt ook psychisch beschadigd te zijn geraakt. Vervolgens is eiser verhuisd naar een andere stad, heeft daar een eethuisje opgestart en eiseres ontmoet. Op het einde van een werkdag in 2011 is eiser ontvoerd door mannen met pistolen en in een busje naar een legerkamp vervoerd. Hij is daar vastgehouden en weer verhoord en mishandeld. Daarna is hij naar een ander legerkamp gebracht en heeft daar nog enkele weken vastgezeten. Eiseres heeft via een katholieke priester een hoog geplaatste persoon van politieke beweging EPDP bewogen om eiser vrij te krijgen. In 2013 is eiser echter opnieuw ontvoerd en gemarteld voor informatie over zijn neef. Opnieuw kwam iemand van de EPDP en deze persoon heeft eiser vrijgekocht. Vervolgens zijn eisers naar Colombo gereisd en hebben met een ‘reisagent’ het land verlaten. Zij zijn toen in Mali terechtgekomen en hebben daar asiel aangevraagd, maar hebben de beslissing daarop niet afgewacht. Vervolgens zijn eisers in 2015 naar Nederland gereisd. Hier aangekomen, vernamen zij dat de CID nog steeds naar eiser op zoek was en dat zijn broer door de inlichtingendienst was opgepakt en gedood.

2.1.

Als onderbouwing van de eerste detentie hebben eisers een verklaring van het Rode Kruis overgelegd, waarin staat dat deze organisatie eiser in de gevangenis heeft bezocht op 10 december 2007. Verder overleggen zij in beroep een rapport van 17 oktober 2018 van het iMMO. In dit rapport wordt door psychiater S. Felix geconcludeerd dat eisers lichamelijke klachten en littekens ‘consistent’ tot ‘typerend’ voor het door hem gestelde relaas zijn. Eisers neurocognitieve problematiek is volgens het iMMO ‘typerend’ voor ernstig trauma van het hoofd zoals passend bij het gestelde geweldsrelaas en de littekens. Het iMMO spreekt een sterk vermoeden uit dat eiser hersenschade heeft opgelopen. Verder wordt eisers diagnose PTSS als ‘typerend’ voor recidiverende traumatisering zoals verwoord in het gestelde geweldsrelaas beoordeeld. Volgens het iMMO heeft eisers medische problematiek ten tijde van het afnemen van de gehoren ‘zeker’ geïnterfereerd met zijn vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren. Eiser wil met dit rapport de geloofwaardigheid van zijn relaas aantonen, omdat daaruit blijkt dat hij om medische redenen niet coherent heeft kunnen verklaren over zijn asielrelaas. Eisers wijzen ook op nadere reacties van het iMMO van klinisch psycholoog E.J. Kors van 3 december 2020 en een e-mail afkomstig van het iMMO van 7 juni 2021.

De onderbouwing van de afwijzing van de asielaanvragen

3. Verweerder onderbouwt de afwijzing als volgt. Eisers hebben hun relaas niet aannemelijk gemaakt, omdat zij ongeloofwaardige verklaringen hebben afgelegd. Eiser heeft vage, ongerijmde en op onderdelen tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn detenties in 2007, 2011 en 2013. Het iMMO-rapport staat niet aan deze conclusie in de weg, onder meer vanwege het ‘onderdelenvereiste’. Verweerder verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 januari 2020. Verweerders conclusie (ongeloofwaardig) is niet gebaseerd op niet complete, incoherente en inconsistente verklaringen vanwege psychische schade zoals door het iMMO vastgesteld, maar op bevreemdingwekkende verklaringen die daar los van staan. Verder verwijst verweerder naar de contra-expertise van 18 mei 2020 die hij heeft laten opstellen door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en een nadere reactie van psychiater B.G.J. Gunnewijk van het NIFP van 21 januari 2021. Dit rapport onderschrijft de conclusie van het iMMO-rapport dat sprake is van hersenschade niet. Verweerder betwist de authenticiteit en de inhoud van de verklaring van het Rode Kruis niet, maar hieruit blijkt hooguit dat hij in 2007 drie dagen heeft vastgezeten, niet enkele weken zoals hij stelt. Dat eisers broer is overleden wordt gevolgd, maar niet dat hij is gedood door een inlichtingendienst of dat dit verband houdt met de (gestelde) problemen van eiser zelf. Eventuele inconsistenties in eisers verklaringen qua data of duur worden, vanwege de vastgestelde psychische problematiek, niet tegengeworpen.

Mag verweerder de conclusies uit het iMMO-rapport naast zich neer leggen?

4. Eisers voeren in de eerste plaats aan dat eisers psychische klachten zeker hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, zodat verweerder hem niet kan tegenwerpen dat hij tijdens het gehoor inconsistent en/of vaag en tegenstrijdig heeft verklaard. Het iMMO-rapport staat volgens eisers aan het geloofwaardigheidsoordeel van verweerder in de weg.

4.1.

Verweerder heeft voorafgaand aan de gehoren de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) geraadpleegd met de vraag of eiser kan worden gehoord en zo ja, met welke medische beperkingen dan rekening moeten worden gehouden. Eiser is op spreekuur gezien door een verpleegkundige, die in het rapport van 11 juli 2016 heeft opgetekend dat eiser heeft aangegeven hoofdpijnklachten te hebben en daarvoor pijnmedicatie gebruikt, dat hij geen data kan onthouden en dat zijn concentratie wisselend is. De conclusie van het rapport luidt dat eiser desondanks kan worden gehoord. Het rapport is ook door een arts ondertekend.

4.2.

Uit vaste rechtspraak volgt dat verweerder zich mag baseren op de verklaringen die de vreemdeling tijdens de gehoren heeft afgelegd indien verweerder bij het horen het FMMU-advies in acht neemt, en als uit de verslagen van de gehoren niet blijkt dat de vreemdeling onmiskenbaar niet in staat is geweest zijn asielrelaas naar voren te brengen en vragen daarover te beantwoorden. Wanneer een vreemdeling in de bestuurlijke fase, dan wel binnen de grenzen van de goede procesorde in de beroepsfase, een iMMO-rapport heeft ingebracht dat zorgvuldig tot stand is gekomen en dat naar inhoud inzichtelijk en concludent is, moet verweerder de conclusie uit dit rapport betrekken bij zijn beoordeling. Indien in het iMMO-rapport op concludente en inzichtelijke wijze is gesteld dat de psychische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren, kan verweerder hieraan niet voorbijgaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen. Om aan die norm te voldoen, moet het iMMO-rapport vermelden welke medische gegevens uit de periode van de gehoren zijn betrokken en of het onderzoeksformulier van de FMMU daar deel van uitmaakte. Verder moet uit het iMMO-rapport blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Dit laatste is met name van belang als verweerder het standpunt inneemt dat de vreemdeling verklaringen heeft afgelegd die op zichzelf, dus los van de vraag of hij in staat was om compleet, coherent en consistent te verklaren, al bevreemdend zijn.

4.3.

Het is niet in geschil dat verweerder tijdens het gehoor het FMMU-advies in acht heeft genomen en dat uit de verslagen van de gehoren niet blijkt dat eiser ‘onmiskenbaar niet in staat is geweest zijn asielrelaas naar voren te brengen en vragen daarover te beantwoorden’. De vraag is dus of het iMMO-rapport van 17 oktober 2018 aanleiding geeft voor sterkere beperkingen aan eisers vermogen om te verklaren dan het FMMU heeft aangenomen. Daartoe zou door het iMMO op concludente en inzichtelijke wijze gesteld moeten worden dat de psychische problematiek van eiser ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren.

Wat staat er in het iMMO-rapport?

4.4.

Het iMMO-rapport is onder meer gebaseerd op het FMMU-onderzoek, het patiëntendossier van het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) en een eigen onderzoek van psychiater S. Felix op 13 juli 2018. Vanaf pagina 19 van het rapport wordt weergegeven dat eiser in de periode voorafgaand aan de asielgehoren, voor het eerst op 4 juli 2016, zich bij het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) heeft gemeld met hoofdpijnklachten, waarbij de conclusie is getrokken dat deze hoofdpijn mogelijk ten gevolge van een hersenkneuzing in het verleden en stressklachten optreedt. Vervolgens wordt in september 2016 het vermoeden uitgesproken dat eiser lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Op 31 oktober 2016 vindt een vervolgconsult plaats waarin de diagnose van een PTSS wederom wordt vermoed en deze diagnose wordt op 21 november 2016 ook gesteld. Vanaf pagina 20 brengt het iMMO in kaart welke problemen zijn opgetreden tijdens de asielgehoren. Samenvattend stelt het rapport dat tijdens het onderzoek van de FMMU een formele stoornis van het kortetermijngeheugen is waargenomen, terwijl eiser op dat moment zei zich goed te kunnen concentreren. Eiser herkende zijn beperking van zijn geheugen en concentratie dus niet, aldus het iMMO-rapport. Volgens het rapport kan dit passend zijn bij cognitieve problematiek ten gevolge van hersenletsel en wordt deze meestal niet gezien bij cognitieve beperkingen door alleen psychische of psychiatrische problematiek. Het verlies van aandacht wordt meer, maar niet alleen, gezien bij voor eiser emotionele onderwerpen. De mate waarin het ook optreedt bij het bespreken van als emotioneel neutraal ingeschatte onderwerpen is opvallend afwijkend. Mogelijk is er sprake van confabulatie. Dit is het verschijnsel dat zodra er een lacune in het geheugen (onbewust) wordt waargenomen, deze lacune wordt ingevuld met constructen over het gebeurde, die dan als waar gebeurd worden ervaren door de eiser. Dit in tegenstelling tot liegen, waarbij bekend is bij de verteller van de leugen dat hij niet de waarheid spreekt. Er zijn geen aanwijzingen dat eiser liegt. Er was volgens het rapport ten tijde van de gehoren zeker sprake van een formele stoornis in het geheugen, mogelijk ook van de concentratie. Dat eiser ten onrechte zegt dat het goed genoeg gaat, is onderdeel van de medische problematiek. Op pagina 21 staat dat bij een PTSS het geheugen voor de traumatische gebeurtenissen niet volledig beschikbaar is wegens hevige emotionele reactie en als dit geheugen wordt aangesproken, zal er waarschijnlijk ook sprake zijn geweest van een functionele stoornis in het geheugen daar waar het de traumatische gebeurtenissen betreft.

4.4.1.

Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee inzichtelijk en concludent gemotiveerd dat de psychische problematiek van eiser ten tijde van de gehoren zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren. Eisers littekens zijn bovendien volgens het rapport typerend voor de manier waarop hij stelt dat hem fysiek letsel is toegebracht. Verweerder heeft dus terecht aanleiding gezien om eigen deskundigen in te schakelen.

Wat volgt er uit de (deel)rapporten van het NFI en het NFIP?

4.5.

Het deelrapport van het NFI ziet op de duiding van de littekens van eiser en acht eisers littekens ook typerend voor de gestelde toedracht. Voor de vraag of eiser in staat is consistent en coherent te verklaren is echter met name het deelrapport van het NIFP van 18 mei 2020 van belang. Dit rapport van het NIFP is onder meer gebaseerd op de bevindingen van het FMMU en van het iMMO, alsmede het GCA-dossier van eiser en een meer specifieke verklaring van huisarts Pereira van 8 april 2020 van het GCA. Ook is eiser gezien en onderzocht door psychiater B.G.J. Gunnewijk op 11 september 2019 en 16 oktober 2019. Het rapport bevat een soortgelijke weergave van de medische voorgeschiedenis van eiser zoals onder 4.4 is vermeld.

4.5.1.

Het NIFP onderschrijft de eerder vastgestelde PTSS met intrusieve symptomen, zoals opdringende herinneringen aan doorstane martelingen, een verstoorde nachtrust, overgevoeligheid voor geluiden en lawaai, concentratiezwakte, schrikreacties en prikkelbaarheid. De verschijnselen worden door betrokkene gelinkt aan het door hem gestelde relaas van herhaalde mishandelingen bij een drietal gevangennemingen in 2007, 2011 en 2013. De emotionele impact van de mishandelingen blijkt ook uit zijn moeite zijn verhaal chronologisch te vertellen. Herbelevingen van doorgemaakte trauma’s maken het moeilijker er rustig over te praten, hij raakt dan ook geëmotioneerd en gaat soms van de ene gebeurtenis over naar de andere zonder het zelf direct te merken. Anders dan het iMMO concludeert het NIFP dat er geen aanwijzingen zijn dat de door eiser gestelde klappen tegen het hoofd mogelijk tot blijvende hersenschade hebben geleid, daar er ook geen blijvende neurologische uitvalsverschijnselen zijn vastgesteld. Eiser heeft nadien ook geen blijvende klachten gemeld, hij pakte juist zijn leven weer op. De conclusie van het iMMO-rapport dat er wel sprake zou zijn van hersenschade kan volgens NIFP dan ook niet bevestigd worden. Deze komen ook in het medisch verslag van het GCA niet terug. Gunnewijk concludeert samenvattend in zijn nadere brief van 21 januari 2021 dat de PTSS-klachten en depressieve klachten door zowel het iMMO als het NIFP zijn vastgesteld en dat er in het iMMO-rapport vragen over mogelijke hersenschade bestaan. De uiteindelijke conclusie is in beide rapportages dat de psychische klachten als typerend worden beoordeeld.

Wat betekent dit voor de vraag of verweerder de conclusies in het iMMO-rapport naast zich neer mocht leggen?

4.6.

De rechtbank stelt vast dat het iMMO en het NIFP voor het grootste deel dezelfde conclusies trekken. Dat wordt door beide instituten ook opgemerkt in hun correspondentie nadien. Hoewel het NIFP niet expliciet oordeelt over de mate waarin eisers psychische klachten hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren ten tijde van de asielgehoren, biedt dit rapport alleen op het punt van de aanwezigheid van hersenschade aanleiding voor een tegengestelde conclusie dan het iMMO trekt. De vraag is echter of deze tegengestelde (deel)conclusie over hersenschade van het NIFP daadwerkelijk afbreuk doet aan het iMMO-rapport op dit punt.

4.6.1.

Volgens het NIFP zijn geen blijvende neurologische uitvalsverschijnselen vastgesteld en zou dat nader onderzocht moeten worden. Het iMMO heeft echter een Montreal Cognitive Assessment (MoCA) afgenomen bij eiser. Deze test vraagt volgens pagina 16 van het iMMO-rapport “van de onderzochte een aantal cognitieve taken te verrichten die een globaal overzicht geven van cognitieve beperkingen door neurologische aandoeningen zoals trauma of neurodegeneratieve ziekten”. Volgens het rapport biedt de afwijkende score op de MoCA-test en de veronderstelling van eiser dat hij deze test goed heeft gedaan ondersteuning voor de hypothese dat er sprake is van hersenschade. Daarnaast wijst iMMO erop dat het consistente karakter van de klachten zowel gerapporteerd door de FMMU als tijdens dit onderzoek passend zijn bij een hersenfunctieschade. Eiser overschat zichzelf sterk ten aanzien van zijn geheugen en overig cognitief functioneren. Dit wordt (anders dan het NIFP stelt) wel degelijk ondersteund door melding van (de gevolgen van) een hersenkneuzing in het GCA-dossier, zoals hierboven onder 4.4 weergegeven. Ook huisarts Pereira van het GCA schrijft in haar brief van 8 april 2020 dat eiser bekend is met geheugenstoornissen en concentratiestoornissen die gerelateerd zijn aan hersenschade. De stelling van NIFP dat eiser nooit heeft gemeld dat sprake is van nadien blijvende klachten is daarom niet juist. Het NIFP stelt ook dat eiser zijn leven weer heeft opgepakt, maar voor zover hiermee is bedoeld dat dit pleit voor afwezigheid van hersenschade, is ook dit niet doorslaggevend. In het iMMO-rapport staat op pagina 17 namelijk dat hoewel de ernstige neurocognitieve beperkingen volgens eiser niet zo invaliderend waren na de eerste detentie als ze nu zijn, dit wordt geduid als een gevolg van het compensatoire vermogen van de hersenen. Omdat het NIFP deze stellingname van het iMMO niet expliciet heeft beoordeeld, is het feit dat eiser zijn leven aanvankelijk leek te hebben opgepakt daarom (ook) geen reden voor een andere conclusie dan dat bij eiser waarschijnlijk sprake is van hersenschade.

4.7.2.

Omdat het NIFP-rapport op enkele punten niet inzichtelijk is gemotiveerd, doet het geen afbreuk aan het sterke vermoeden van het iMMO dat bij eiser sprake is van hersenschade. Zoals hierboven onder 4.6.1 wordt vastgesteld, zijn de beide instituten het verder grotendeels met elkaar eens. Verweerder kan daarom het iMMO-rapport niet naast zich neer leggen.

Voldoet het iMMO-rapport aan het onderdelenvereiste?

4.8.

Zoals hierboven onder 4.2 wordt overwogen, stelt de rechtspraak in het algemeen de eis aan een iMMO-rapport dat hieruit moet blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren invloed heeft gehad. Dit is het zogenaamde onderdelenvereiste. De vraag is hier of het iMMO-rapport daaraan voldoet.

4.8.1.

Op pagina 14 van het iMMO-rapport staat dat het verlies van aandacht meer, maar niet alleen, wordt gezien bij voor eiser emotionele onderwerpen. De mate waarin het ook optreedt bij het bespreken van als emotioneel neutraal ingeschatte onderwerpen is opvallend, afwijkend. Verderop op pagina 14 staat dat zowel de inprenting, het kortetermijngeheugen als het langetermijngeheugen ver onder het te verwachten niveau zijn zowel waar het emotioneel geladen als neutrale zaken betreft. Op pagina 14 en 15 staat vervolgens dat sprake is van een vermijdende coping ten aanzien van dat deel van de traumatische gebeurtenissen dat hij zich goed herinnert. Hij wil er zo min mogelijk aan denken en probeert zo snel mogelijk bij een ander gespreksonderwerp te komen. Op pagina 19 staat dat het gaat om het verminderd kunnen verklaren over de traumatische gebeurtenissen door vermijding en verdringing én verminderde algehele cognitieve vaardigheden die vertellen of verklaren in het algemeen bemoeilijken. Over het langetermijngeheugen zegt eiser in het FMMU-onderzoek dat hij wel in staat is om chronologisch en compleet zijn vluchtrelaas te doen, maar geen data weet. Hij kan wel inschatten hoeveel tijd er tussen verschillende gebeurtenissen heeft gezeten. En op pagina 21 staat ten slotte dat aangezien bij een PTSS het geheugen voor de traumatische gebeurtenissen niet volledig beschikbaar is wegens hevige emotionele reactie als dit geheugen wordt aangesproken, er waarschijnlijk ook sprake zal zijn geweest van een functionele stoornis in het geheugen daar waar het de traumatische gebeurtenissen betreft.

4.8.2.

Het iMMO-rapport vermeldt op pagina 19 dat ‘niet exact’ is te zeggen welke delen van de herinneringen het meest zijn aangetast door eisers psychische problematiek. Volgens verweerder volgt hieruit dat het iMMO-rapport niet aan het onderdelenvereiste voldoet.

4.8.3.

De rechtbank volgt dit echter niet, omdat het rapport daarvoor wel degelijk voldoende aanknopingspunten biedt. Uit bovenstaande opsomming onder 4.8.1 blijkt op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren vooral invloed heeft gehad, namelijk emotionele en/of traumatische gebeurtenissen. Dat wordt bovendien bevestigd door de waarnemingen van psychiater Gunnewijk in het NIFP-rapport, waarin op pagina 15 en 16 staat dat eiser soms tijdens het bespreken van de traumatische ervaringen van de ene mishandelingservaring overgaat naar een andere van een paar jaar eerder of later. Zijn aandacht is steeds wel redelijk te trekken, hij doet zijn best zijn aandacht er bij te houden, maar zijn concentratie wordt als zwak beoordeeld. Hij lijkt als het ware steeds weg te gaan van de traumatische gebeurtenissen. Het bespreken van de traumatische ervaringen, als het afknippen van zijn twee vingers aan zijn rechterhand, maar vooral de mishandeling en [gebeurtenis] bij zijn laatste arrestatie roepen bij eiser tijdens het onderzoek veel emoties op. Vooral bij het laatste onderwerp moet er gewacht worden voordat het gesprek hervat kan worden. Eiser huilt dan en is zichtbaar aangedaan. In de conclusie op pagina 18 staat dat herbelevingen van doorgemaakte trauma’s het moeilijker maken er rustig over te praten, hij raakt dan ook geëmotioneerd en gaat soms van de ene gebeurtenis over naar de andere zonder het zelf direct te merken.

4.8.4.

Dit betekent dat het iMMO-rapport aan het onderdelenvereiste voldoet. Dat betekent dat eisers verklaringen over genoemde onderdelen niet ten grondslag mogen worden gelegd aan de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder. Of eiser geloofwaardig heeft verklaard over zijn detenties en martelingen, moet dus in het midden blijven.

Stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat het relaas toch ongeloofwaardig is?

5. De volgende vraag is of verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat het relaas van eisers ongeloofwaardig is, los van de vraag of eiser in staat was om compleet, coherent en consistent te verklaren. Verweerder moet daartoe aannemelijk maken en deugdelijk motiveren dat eisers verklaringen hebben afgelegd die op zichzelf al reden vormen om hun gehele relaas ongeloofwaardig te achten.

5.1.

De rechtbank oordeelt dat verweerder hier niet in is geslaagd. Uit de besluitvorming is niet eenduidig af te leiden op welke verklaringen van eisers verweerder zijn standpunt baseert dat hun relaas ongeloofwaardig is los van de verklaringen van eiser over de door het iMMO benoemde onderdelen. Tijdens de zitting heeft verweerder erop gewezen dat de aanleiding voor eisers detentie in 2007 niet logisch en bevreemdend is, terwijl dit ziet op de periode voorafgaand aan de gestelde traumatische gebeurtenissen. Over de gevangenneming in 2011 wijst verweerder op de verklaringen van eiseres: zij zou niets hebben gemerkt van de kidnapping van eiser hoewel zij zich in hetzelfde huis bevond en slechts van eiser gescheiden werd door één deur. Vlak na de eerste detentie zou de oom zijn gemarteld en daardoor overleden, terwijl uit de door eiser overgelegde overlijdensakte blijkt dat deze aan diabetes zou zijn overleden. Verder zou eiseres geld hebben gepind om de EPDP te betalen, maar kunnen eisers dit niet staven met bankrekeningafschriften. Volgens verweerder staan deze tegenwerpingen los van de onderdelen waarover eiser minder goed kan verklaren.

5.2.

Verweerder legt niet uit welke precieze verklaringen over de aanleiding voor eisers detentie in 2007 hij ongeloofwaardig acht. Dat is van belang, omdat eisers detentie traumatisch is geweest en de meeste verklaringen daarover dus niet kunnen meewegen. Deze tegenwerping houdt geen stand, omdat deze niet deugdelijk is gemotiveerd.

5.3.

Het is misschien vreemd is dat eiseres niets heeft gemerkt van de kidnapping van eiser, maar de gemachtigde van eisers heeft tijdens de zitting uitgelegd dat in de keuken van het restaurant doorgaans veel lawaai werd gemaakt. Weliswaar hebben eisers geen bankrekeningafschriften overgelegd, maar maakt dat de transactie niet direct ongeloofwaardig. Of deze twee tegenwerpingen houdbaar zijn, kan daarom in het midden blijven. Hoewel de verklaringen van eisers over de doodsoorzaak van de oom kennelijk niet kloppen met de door hen overgelegde overlijdensakte, is dat onvoldoende om in dit geval het geloofwaardigheidsoordeel op te baseren. De akte kan immers simpelweg onjuiste informatie bevatten, terwijl eisers voor het gestelde leed dat eiser zelf is aangedaan ‘typerend’ medisch steunbewijs hebben overgelegd. Dan moet verweerder daar meer tegenover zetten dan een tegenstrijdigheid die ziet op een familielid. Het moet immers gaan om de ongeloofwaardigheid van het gehele relaas. Dit betekent dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het relaas van eisers ongeloofwaardig is, los van de vraag of eiser in staat was om compleet, coherent en consistent te verklaren.

Conclusie en gevolgen

6. Het bovenstaande betekent dat eisers terecht aanvoeren dat het iMMO-rapport in de weg staat aan het geloofwaardigheidsoordeel van verweerder. Eisers medische problematiek ten tijde van het afnemen van de gehoren heeft namelijk ‘zeker’ geïnterfereerd met zijn vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, terwijl het gecombineerde rapport van NFI en NIFP aan die conclusie niet af doet. Bovendien voldoet het iMMO-rapport aan alle zorgvuldigheidsnormen van de Afdeling, waaronder het onderdelenvereiste. Verweerder kan in dit geval de afwijzing van de asielaanvragen ook niet op andere verklaringen baseren. De beroepsgronden slagen.

7. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de besluiten van 7 juni 2017. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen daarvan in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder heeft namelijk tijdens de zitting verklaard dat het door hem ingenomen standpunt principieel van aard is en dat de houdbaarheid hiervan mogelijk in hoger beroep moet worden beslecht. De overige beroepsgronden hoeven dus niet meer te worden besproken.

7.1.

Omdat het beroep gegrond krijgen eisers een vergoeding voor hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedragen op € 2.618 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek en tweemaal 0,5 punt voor de twee nadere zittingen met een waarde per punt van € 748, en een wegingsfactor 1). De rechtbank gaat er hierbij van uit dat sprake is van samenhangende zaken.

7.2.

Eisers verzoeken daarnaast om verweerder te veroordelen tot vergoeding van

€ 3.675 voor het door het iMMO verrichte onderzoek. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder ook te veroordelen in deze (proces-)kosten. Daarbij is van belang dat het iMMO in de asielrechtpraktijk een rol van betekenis speelt waar het gaat om het bieden van de mogelijkheid om medisch (steun)bewijs te leveren. Het inschakelen van het iMMO als deskundige kan in dit geval als redelijk worden beschouwd. Bovendien is er geen aanleiding voor het oordeel dat het bedrag dat het iMMO in rekening heeft gebracht onredelijk zou zijn. Vanwege de uitkomst van het beroep moet verweerder deze kosten dragen. In totaal bedragen de te vergoeden proceskosten daarmee € 6.293.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de besluiten van 7 juni 2017 ;

- draagt verweerder op om nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 6.293.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.F. van den Brink, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2021.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

De Criminal Investigation Department.

De Liberation Tigers of Tamil Eelam.

De Eelam People's Democratic Party.

ECLI:NL:RVS:2020:136.

Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2084.

Zie bijvoorbeeld ABRvS 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1565.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature