U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Asiel, Angola, opvolgende aanvraag, iMMO-rapportage, PTSS en littekens, problematiek heeft zeer waarschijnlijk geïnterfereerd met vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, beroep gegrond, verweerder heeft iMMO-rapport niet ter zijde mogen leggen zonder eerst een andere medisch deskundige te raadplegen

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL20.7821

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop Bij besluit van 24 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL20.7822, op 22 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.A.M. de Sousa Martins-Bierhoff. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1980 en van Angolese nationaliteit te zijn.

2. Eiser heeft eerder, op 3 oktober 2015, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij activiteiten voor het FLEC, het bevrijdingsfront voor de regio Cabinda, heeft verricht en dat hij vanwege deze activiteiten problemen heeft ondervonden. In de nacht van 18 op 19 augustus 2015 zou eiser zijn opgepakt, en hij, zijn vader en zijn moeder zouden daarbij zwaar zijn mishandeld.

Verweerder heeft eiser naar aanleiding van zijn asielaanvraag gehoord. Voorafgaand aan de gehoren is eiser onderzocht door de FMMU. Een arts van de FMMU heeft in zijn medisch advies van 9 maart 2016 neergelegd dat er tijdens het onderzoek in het kader van ‘Horen en Beslissen’ geen beperkingen zijn gebleken. Eiser heeft bij het onderzoek gezegd littekens te hebben op hoofd en hals en deze zijn waargenomen. De FMMU-arts heeft geoordeeld dat de lichamelijke klachten worden behandeld door het GCA en geen beperking vormen.

Verweerder heeft de asielaanvraag bij besluit van 12 mei 2017 afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft daartoe overwogen dat de door eiser gestelde politieke en militaire problemen, die zouden hebben geleid tot ernstige mishandeling en verkrachting, niet geloofwaardig zijn.

Het beroep tegen het besluit van 12 mei 2017 is door deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, bij uitspraak van 6 november 2017 ongegrond verklaard. Die uitspraak is in hoger beroep door de Afdeling op 10 april 2018 bevestigd.

Het besluit van verweerder van 12 mei 2017 staat daarmee in rechte vast.

3. Eiser heeft op 30 augustus 2019 een opvolgende aanvraag ingediend. Eiser heeft bij zijn opvolgende aanvraag een rapport van forensisch medisch onderzoek van het iMMO van 1 augustus 2019 gevoegd. In dat rapport komt het iMMO – kort samengevat – tot de conclusie dat er bij eiser sprake is van symptomen die passen bij een ernstige posttraumatische stressstoornis (PTSS) met psychotische symptomen en dat de geconstateerde psychische/lichamelijke problematiek beperkingen geven die zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het vermogen van eiser om compleet, coherent en consistent te verklaren.

4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de verklaringen van eiser, zoals hij die in de eerste procedure heeft afgelegd, nog immer niet als geloofwaardig worden beoordeeld en dat eiser derhalve niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Verweerder heeft overwogen dat hij ten tijde van de gehoren terecht ervan is uitgegaan dat er geen beperkingen bestonden om te horen en te beslissen. Volgens verweerder is het FMMU-rapport op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en heeft eiser in de periode van de gehoren op geen enkel moment aangegeven dat er medische problemen aan de hand waren waardoor hij werd beperkt in zijn vermogen om consistent, coherent en compleet te verklaren.

Verweerder heeft het bestreden besluit mede gebaseerd op een aanvullend rapport van de FMMU van 25 februari 2020.

5. Eiser plaatst in zijn beroepschrift vraagtekens bij de zorgvuldigheid van het FMMU-onderzoek en dus ook bij de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan. Eiser merkt daarbij op dat hij lijdt aan PTSS, dat dit door verweerder niet wordt betwist, en dat verweerder in zijn overweging, dat dit niet per definitie betekent dat iemand niet gehoord kan worden, ten onrechte is voorbijgegaan aan de bevindingen uit het iMMO-onderzoek. Eiser doet een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 13 september 2019, en stelt daarbij dat iMMO voldoende inzichtelijk heeft gemaakt om welke redenen de psychische problematiek interfereert met het vermogen van eiser om te verklaren over zijn asielproblematiek. Eiser meent dat iMMO in het rapport op concludente en inzichtelijke wijze heeft gesteld dat de psychische problematiek van eiser ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren.

Eiser heeft tot slot aangevoerd dat hij van oordeel is dat hij erin is geslaagd zijn asielrelaas aannemelijk te maken.

De rechtbank oordeelt als volgt.

6. In de uitspraken van de Afdeling van 27 juni 2018 – onder meer ECLI:NL:RVS:2018:2085 – is het toetsingskader uiteengezet voor zaken waarin een vreemdeling zich erop beroept dat hij tijdens zijn gehoor niet coherent kon verklaren. Daarin overweegt de Afdeling onder meer dat het uitgangspunt blijft dat zowel verweerder als de bestuursrechter ervan mag uitgaan dat een overeenkomstig het Protocol opgesteld advies van de FMMU voldoet aan de vanuit een oogpunt van vakkundigheid te stellen eisen en zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder moet zich onveranderd ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan vergewissen dat een door de FMMU uitgebracht advies naar totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Ook overweegt de Afdeling dat wanneer een vreemdeling in de bestuurlijke fase, dan wel binnen de grenzen van de goede procesorde in de beroepsfase, een iMMO-rapport heeft ingebracht dat zorgvuldig tot stand is gekomen en dat naar inhoud inzichtelijk en concludent is, verweerder de conclusie uit dit rapport moet betrekken bij zijn beoordeling.

De Afdeling overweegt verder het volgende:

“10.5 (…) Indien in het iMMO-rapport op concludente en inzichtelijke wijze is gesteld dat de psychische problematiek van de vreemdeling ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk of zeker interfereerde met zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren, kan de staatssecretaris hieraan niet voorbijgaan zonder zelf een medisch deskundige te raadplegen. Daartoe is wel vereist dat uit het iMMO-rapport blijkt op welke wijze de mate van waarschijnlijkheid dat de vreemdeling niet in staat was consistent te verklaren, is vastgesteld. Het iMMO-rapport moet daartoe vermelden welke medische gegevens uit de periode van de gehoren zijn betrokken en of het onderzoeksformulier van de FMMU daar deel van uitmaakte. Verder moet uit het iMMO-rapport blijken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad. Voorts is vereist dat uit het rapport blijkt dat de conclusie omtrent het vermogen consistent te verklaren, niet mede is gebaseerd op de aanname dat de gebeurtenissen waardoor de vreemdeling stelt psychische problemen te hebben gekregen, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Als de staatssecretaris geen medisch deskundige inschakelt, en de in het iMMO-rapport neergelegde conclusie aldus niet bestrijdt, maar het relaas toch ongeloofwaardig acht, zal hij nader moeten motiveren waarom dit volgens hem het geval is.”

7. Eiser stelt dat het FMMU-onderzoek in de vorige procedure niet zorgvuldig is geweest.

Verweerder stelt daarentegen dat het FMMU-advies is opgesteld volgens de werkwijze die is vastgelegd in het Protocol, en dat ervan mag worden uitgegaan dat het voldoet aan de vanuit een oogpunt van vakkundigheid te stellen eisen en zorgvuldig tot stand is gekomen. Ook in het aanvullend FMMU-rapport van 25 februari 2020 is opgemerkt dat het advies van 9 maart 2016 zorgvuldig volgens het Protocol is opgesteld.

Uitgangspunt in de jurisprudentie van de Afdeling is inderdaad (nog steeds) dat ervan mag worden uitgegaan dat een overeenkomstig het Protocol opgesteld FMMU-advies voldoet aan de vanuit een oogpunt van vakkundigheid te stellen eisen en zorgvuldig tot stand is gekomen.

8. De rechtbank gaat ervan uit dat het FMMU-advies voldoet aan dat uitgangspunt en dat ook het iMMO-rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

Immers, de iMMO-arts heeft het dossier van eiser bestudeerd, waaronder het FMMU-advies van 9 maart 2016, en heeft eiser op 4 maart 2019 lichamelijk en psychisch onderzocht. Uit het rapport blijkt dat een eerste onderzoek op 4 december 2018 na één uur is afgebroken omdat eiser om medische redenen niet in staat bleek om het te ondergaan. De iMMO-arts heeft gerapporteerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het medisch onderzoek en dat er geen aanwijzingen zijn voor falsificatie van het klinisch beeld. De verschijnselen die eiser toont zijn volgens de iMMO-arts congruent met de bevindingen in het GCA-dossier en in het verslag van het afgebroken eerste onderzoek. In het gedrag van eiser tijdens het onderzoek zijn geen tegenstrijdigheden vastgesteld die de betrouwbaarheid in twijfel doen trekken.

Onder paragraaf 4.3 van het rapport valt te lezen dat er bij eiser voor wat betreft de psychische problematiek sprake is van:

 paranoïde wanen en (anamnestische) hallucinaties, met als inhoud de nog steeds terugkerende verschijning van de vijf MPLA-militairen, of van hun stemmen, over wie betrokkene stelt dat zij hem op 18 augustus 2015 zeer ernstig mishandeld hebben, ook seksueel;

 herbelevingen van de gebeurtenissen en mishandelingen op 18 augustus 2015 zoals gesteld in het relaas, in de zin van zich opdringende herinneringen, onaangename dromen, gevoel alsof het opnieuw plaatsvindt, uitgelokte emoties;

 vermijding van gedachten en situaties;

 negatieve gedachten en emoties, zoals zelfdepreciatie, angst en schaamte (dat laatste verwijst naar het gestelde seksuele geweld);

 hyperactivatie: slaapstoornissen, concentratieproblemen, hyperalertheid (voortdurend op zijn hoede voor de nabijheid van soldaten. .

De symptomen passen volgens de iMMO-arts bij een PTSS met psychotische symptomen. De arts heeft daarbij opgemerkt dat de situatie licht verbeterd is ten opzichte van het eerste (afgebroken) onderzoek op 4 december 2018.

Naar aanleiding van het lichamelijk onderzoek is in het rapport opgemerkt (paragraaf 6.1c) dat de littekens op de rug van eiser worden beoordeeld als typerend voor de gestelde toedracht, namelijk verbranding ten gevolge van brandende sigaretten. De gebitsafwijkingen en de afwijkingen van de hoofd-/gelaatshuid zijn in samenhang beoordeeld als ‘zeer consistent’ met de gestelde toedracht op verschillende momenten mishandeld te zijn, namelijk geslagen met de takken van een struik, met de kolven van geweren, geschopt met laarzen en over hem heengelopen. De littekens op de knieën worden beoordeeld als ‘consistent’ en het litteken op de penis als ‘zeer consistent’ met het gestelde geweldsrelaas.

De geconstateerde psychische/lichamelijke problematiek geeft volgens de iMMO-arts beperkingen die zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren (paragraaf 7).

9. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het iMMO-rapport niet voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit de hiervoor vermelde uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, omdat het rapport niet inzichtelijk zou maken op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om consistent, coherent en compleet te verklaren, invloed heeft gehad. Met betrekking tot de littekens heeft verweerder overwogen dat de conclusie van het iMMO niet uitsluit dat er aan de littekens van eiser ook andere oorzaken ten grondslag kunnen liggen.

Verweerder heeft ook het FMMU gevraagd om een reactie op het iMMO-rapport. De rechtbank stelt vast dat die reactie is opgesteld door de arts die ook bij het onderzoek van 9 maart 2016 betrokken is geweest.

Deze FMMU-arts heeft op 25 februari 2020 gerapporteerd dat het FMMU-advies van 9 maart 2016 geen beperkingen bevat voor eiser om te worden gehoord. Eiser maakte volgens de FMMU-arts een rustige indruk. Er was voor het FMMU op dat moment geen reden tot uitgebreid psychisch onderzoek of een doorverwijzing naar het GCA. Het gesprek met eiser duurde 45 minuten en met het opstellen van het advies was nog eens 20 minuten gemoeid. Als de onderzoeker aanleiding zou hebben gezien om eiser nader psychiatrisch te onderzoeken, dan zou dit volgens de FMMU-arts zijn gedaan. De FMMU-arts heeft kennisgenomen van het iMMO-rapport, alsmede van de conclusie dat de psychische problematiek van eiser zou hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren. De FMMU-arts heeft daarop gereageerd, namelijk dat op 9 maart 2016 eiser in staat is geacht om te worden gehoord. De diagnose PTSS wil volgens de FMMU-arts niet zeggen dat eiser niet kan worden gehoord. iMMO heeft volgens de FMMU-arts te makkelijk een verband gelegd tussen PTSS en het interfereren met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.

10. De rechtbank is van oordeel dat het iMMO-rapport op concludente en inzichtelijke wijze toont dat de psychische problematiek van eiser ten tijde van de gehoren in 2016 zeer waarschijnlijk interfereerde met zijn vermogen om consistent en compleet te verklaren. Het medisch oordeel van de iMMO-arts is gedetailleerd en op zorgvuldige wijze onderbouwd, waarbij de fysieke en psychische bevindingen ook in onderlinge samenhang zijn beoordeeld. De rechtbank vindt daarbij van belang dat de aard van de littekens op het lichaam van eiser als typerend voor de gestelde toedracht zijn beoordeeld.

Dat het iMMO niet exact heeft benoemd op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen, om consistent, coherent en compleet de verklaren, invloed heeft gehad, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de deugdelijkheid van het onderzoek niet af. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het rapport dan ook niet ter zijde mogen leggen zonder eerst een andere medisch deskundige te raadplegen.

Dat verweerder de FMMU om een reactie heeft gevraagd, is weliswaar zorgvuldig te noemen, maar aan de reactie van de FMMU-arts kan niet de waarde worden toegekend die verweerder daaraan toegekend wenst te zien, omdat de FMMU-arts ook bij het eerste onderzoek betrokken is geweest. Dat zou namelijk betekenis kunnen hebben voor de vraag of sprake is van een onafhankelijke blik op en beoordeling van het iMMO-rapport.

11. Nu verweerder geen onafhankelijk medisch deskundige heeft ingeschakeld, betekent dit dat verweerder gehouden is om deugdelijk te motiveren waarom hij het asielrelaas van eiseres nog steeds ongeloofwaardig acht en waarom hij in het rapport van het iMMO geen aanleiding ziet om het besluit dat in de vorige procedure is genomen te herzien. Verweerder heeft daarbij niet mogen volstaan met het enkel verwijzen naar de verklaringen die eiser in de gehoren in 2016 heeft afgelegd.

Het bestreden besluit is in dat opzicht onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.

12. Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen ruimte om zelf in de zaak te voorzien of om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. Zoals hiervoor is overwogen, ligt het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verweerder om het dossier, inclusief het iMMO-rapport, aan een onafhankelijk medisch deskundige voor te leggen en om daarna te beoordelen of er aanleiding is om anders te besluiten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.

13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:- verklaart het beroep gegrond;- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en bekendgemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Frente de Libertação do Enclave de Cabinda

Forensisch Medische Maatschappij Utrecht

Gezondheidscentrum Asielzoekers

zaaknummer AWB 17/11337, ECLI:NL:RBDHA:2017:13022

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

zaaknummer 201709489/1/V1

instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek

Vreemdelingenwet 2000

ECLI:NL:RBGEL:2019:4151

Protocol Medisch advies Horen en Beslissen


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature