Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Wrakingsverzoek afgewezen.

De wrakingskamer stelt vast dat de procedurele beslissing van de rechter om in dit geval niet de door verzoeker genoemde onderwerpen (gezag en alimentatie) op de zitting te behandelen en de beslissing om de zoon niet tijdens de zitting aanwezig te laten zijn, in lijn is met voornoemd juridisch kader en dus niet onbegrijpelijk is. Uit de beslissing en de motivering daarvan kan niet kan worden afgeleid dat de rechter hiermee is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van de zaak, noch dat zij hiermee op enige wijze de schijn van partijdigheid, dan wel vooringenomenheid jegens verzoeker heeft gewekt.

Uitspraak



Rechtbank den haag

Wrakingskamer

wrakingnummer 2021/79

zaak- /rekestnummer: C/09/620981 / KG RK 21-1389

Beslissing van 6 december 2021

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: verzoeker,

strekkende tot de wraking van

mr. B. Martinez-Hammer,

rechter in deze rechtbank,

hierna te noemen: de rechter.

Belanghebbenden in deze procedure zijn:

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

de gecertificeerde instelling,

gevestigd te Leiden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het schriftelijke wrakingsverzoek van 18 november 2021;

- de schriftelijke reactie van de rechter van 25 november 2021 met als bijlagen:

- de brief van verzoeker aan de rechtbank van 29 oktober 2021;

- de brief van verzoeker aan de rechtbank van 9 november 2021;

- de schriftelijke verklaring van verzoeker van 27 november 2021.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op maandag 29 november 2021. Verzoeker heeft nadat hij was opgeroepen voor deze zitting laten weten niet op deze datum te kunnen en heeft verzocht een nieuwe datum te bepalen. Dit verzoek is afgewezen gelet op de spoedeisendheid van de zaak, waarbij verzoeker de mogelijkheid is geboden om de mondelinge behandeling digitaal bij te wonen. Verzoeker heeft vervolgens de rechters van deze wrakingskamer gewraakt. Dit wrakingsverzoek is ongegrond verklaard. Bij de mondelinge behandeling van 29 november 2021 is verzoeker niet verschenen. Nadat de behandeling is gesloten, is gebleken dat beide belanghebbenden wel waren verschenen. De voorzitter heeft hen te woord gestaan en uitgelegd dat de zaak inhoudelijk was behandeld en gesloten.

1.3

De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2 Het wrakingsverzoek

2.1.

Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/619693 / JE RK 21-2543 waarin de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Hollend een verzoek heeft gedaan tot verlenging van de ondertoezichtstelling (hierna: ots) van de kinderen van verzoeker en belanghebbende [belanghebbende] .

2.2.

Verzoeker heeft blijkens zijn schriftelijke verzoek van 18 november 2021 en zijn schriftelijke verklaring van 27 november 2021 -kort samengevat- het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De rechter heeft ten onrechte het verzoek van verzoeker, om bij de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ots ook de verzoeken inzake gezag en kinderalimentatie te behandelen en om verzoekers zoon bij de zitting aanwezig te laten zijn, afgewezen. De rechter heeft verzoeker (en zijn kinderen) hiermee het recht op toegang tot de rechter ontzegd, te meer nu de rechter heeft aangegeven dat voor het indienen van een (separaat) verzoekschrift inzake het gezag en/of de kinderalimentatie verplichte procesvertegenwoordiging geldt, terwijl verzoeker zich geen advocaat kan permitteren. Daarnaast is de rechtbank verplicht om zelfstandige verzoeken van kinderen in behandeling te nemen, hetgeen de rechtbank ten onrechte niet heeft gedaan.

2.3.

De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3 De beoordeling

3.1.

Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.

3.2.

De beslissing van de rechter om tijdens de geplande mondelinge behandeling van het verzoek tot verlenging van de ots niet ook diverse andere verzoeken (gezag en kinderalimentatie) te behandelen en om de minderjarige niet bij de zitting aanwezig te laten zijn, zijn procedurele beslissingen. Het is de wrakingskamer duidelijk dat verzoeker het niet eens is met deze beslissingen en dat hij zich evenmin kan vinden in de motivering hiervan. Het is echter niet aan de wrakingskamer om die beslissingen inhoudelijk te toetsen, omdat een wrakingsverzoek niet is bedoeld als (verkapt) rechtsmiddel. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter, die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel, belast is met de behandeling van de zaak.

3.3.

Een procedurele beslissing kan slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als hieruit blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Dit is alleen het geval indien de rechter een procedurele beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Hetzelfde geldt voor de motivering van een dergelijke beslissing. Er bestaat alleen dan een grond voor wraking indien deze motivering, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het om een uitzonderlijk geval moet gaan.

3.4.

Van een dergelijk uitzonderlijk geval is hier naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Bij de beoordeling van de vraag of de beslissing en de motivering van een rechter niet anders dan door vooringenomenheid kunnen zijn ingegeven, moet immers het toepasselijke juridische kader worden betrokken. In dit geval is de rechter gebonden aan de procedurele regels die volgen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het landelijk procesreglement van de rechtbanken. Deze regels brengen mee dat verzoeken over gezag en kinderalimentatie bij verzoekschrift en door een advocaat moeten worden ingediend bij Team Familie van de rechtbank. Er is sprake van verplichte procesvertegenwoordiging, wat niet het geval is bij verzoeken betreffende een ots. Daarnaast volgt uit deze regels dat zelfstandige verzoeken van kinderen die als zodanig worden aangemerkt via de ‘informele rechtsingang’ in behandeling worden genomen in een aparte procedure. Ook gelden er regels voor het bewaken van een goede procesorde, waaruit voortvloeit dat de tijd die wordt gepland voor de behandeling van een verzoek, zo optimaal mogelijk moet worden benut. Tot slot is (landelijk) bepaald dat kinderen in het kader van een ots-verzoek voorafgaand aan de zitting worden uitgenodigd voor een kindgesprek, waarin zij hun mening aan de rechter kenbaar kunnen maken.

3.5.

De wrakingskamer stelt vast dat de procedurele beslissing van de rechter om in dit geval niet de door verzoeker genoemde onderwerpen (gezag en alimentatie) op de zitting te behandelen en de beslissing om de zoon niet tijdens de zitting aanwezig te laten zijn, in lijn is met voornoemd juridisch kader en dus niet onbegrijpelijk is. Uit de beslissing en de motivering daarvan kan niet kan worden afgeleid dat de rechter hiermee is vooruitgelopen op de inhoudelijke beoordeling van de zaak, noch dat zij hiermee op enige wijze de schijn van partijdigheid, dan wel vooringenomenheid jegens verzoeker heeft gewekt.

3.6.

Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4 De beslissing

De wrakingskamer

4.1.

wijst het verzoek tot wraking af;

4.2.

bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;

4.3.

beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:

• de verzoeker;

• belanghebbenden in de hoofdzaak;

• de rechter.

Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, R. Cats en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2021.

de griffier de voorzitter

De griffier is buiten staat om deze beslissing te ondertekenen.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature