U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Aanvraag verblijfsvergunning regulier ‘tijdelijke humanitaire gronden’ – aangifte van mensenhandel – niet voldaan aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning - ongegrond

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 21/3317

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: N. Ulutas).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd voor het doel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ ongegrond verklaard.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 4 november 2021. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1993 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Eiser heeft driemaal een asielaanvraag ingediend in Nederland: op 7 januari 2019, 18 juni 2019 en 8 september 2020. Deze aanvragen heeft verweerder bij besluiten van respectievelijk 13 maart 2019, 11 juli 2019 en 7 januari 2021 niet in behandeling genomen omdat op grond van de Dublinverordening Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. De ingestelde beroepen tegen deze besluiten zijn ongegrond verklaard. Op 4 maart 2021 heeft eiser aangifte gedaan van mensenhandel. Deze aangifte is ambtshalve aangemerkt als aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘tijdelijke humanitaire gronden’. Bij besluit van 11 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in paragraaf B8/3 van de Vc, omdat het OM heeft laten weten dat de aanwezigheid van eiser in Nederland niet noodzakelijk is.

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Hij voelt zich in Italië niet veilig. Hij heeft daar geen connecties en zal in handen vallen van de mensensmokkelaar. De verwachting van eiser is dat de Italiaanse autoriteiten niets zullen doen met een eventuele aangifte van mensenhandel en dat zij eiser zonder hulp op straat zetten. In Nederland heeft eiser inmiddels een bestaan opgebouwd en voelt hij zich veilig. Nederland is dan ook het aangewezen land om zijn aangifte te behandelen en aan hem een verblijfsvergunning te verlenen gedurende het onderzoek en de procedure tegen de mensensmokkelaar.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Griffierecht

4. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier heeft hij naar oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom toegewezen.

De gevraagde verblijfsvergunning

5. Ingevolge artikel 3.48, eerste lid en onder a, van het Vb kan een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden worden verleend aan de vreemdeling die slachtoffer-aangever is van mensenhandel, voor zover er sprake is van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit waarvan aangifte is gedaan.

6. Ingevolge paragraaf B8/3.1 van de Vc verleent de IND aan een vreemdeling op wie de Dublinverordening van toepassing is op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder a, c of g, van het Vb louter een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als slachtoffer van mensenhandel dan wel als getuige-aangever nadat het OM heeft bericht dat de aanwezigheid van de vreemdeling noodzakelijk wordt geacht in het belang van de opsporing en vervolging van mensenhandel.

7. Uit de mededeling van 10 maart 2021 van het OM volgt dat er geen sprake meer is van een strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de aangifte van eiser. Het OM heeft geconcludeerd dat Nederland geen rechtsmacht toekomt en heeft daarom besloten de zaak voortijdig te beëindigen. De aanwezigheid van eiser in Nederland is voor het OM niet langer noodzakelijk.

8. Gelet op het bovenstaande is niet voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van de gevraagde vergunning dat sprake moet zijn van een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek en dat de aanwezigheid van eiser noodzakelijk wordt geacht door het OM. Wat eiser aanvoert, leidt niet tot een andere conclusie. Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft bij uitspraak van 1 april 2021 in de Dublinprocedure van eiser bevestigd dat ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Indien eiser in Italië te maken zou krijgen met de door hem gevreesde problemen, dient hij zich tot de (hogere) Italiaanse autoriteiten te wenden.

Conclusie

9. Het beroep is ongegrond.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de rechtbank ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, op 30 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is buiten staat deze

uitspraak te ondertekenen.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Verordening (EU) nr. 604/2013.

Uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 3 juni 2019 met zaaknummer NL19.5818, van 25 juli 2019 met zaaknummer NL19.16191 en van 1 april 2021 met zaaknummer NL21.243.

Vreemdelingencirculaire 2000.

Openbaar Ministerie.

Vreemdelingenbesluit 2000.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature