Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Marokko. Veilig land van herkomst. Informatiebronnen. Criteria herbeoordeling. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL21.16854

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop Bij besluit van 25 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2021 op zitting behandeld, samen met eisers verzoek om een voorlopige voorziening (NL21.16855). Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1988 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Na het overlijden van zijn moeder is zijn vader hertrouwd met een andere vrouw. Vervolgens is eiser op straat gaan leven op zevenjarige leeftijd, omdat hij het gedrag van zijn stiefmoeder niet kon verdragen. Het leven op straat was zwaar. Daarnaast hebben de broers en zussen van zijn moeder het erfdeel van hem en zijn broertje ontnomen. Toen hij in 2002 zijn erfdeel op ging eisen is hij mishandeld. Uiteindelijk heeft eiser Marokko verlaten omdat hij niemand had en hij vaak is mishandeld op straat.

2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

Identiteit, nationaliteit en herkomst;

Problemen stiefmoeder en op straat leven;

Niet verkregen erfdeel na overlijden moeder.

3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft alle drie de relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Evenmin heeft betrokkene aannemelijk gemaakt dat, indien er zich problemen voordoen in Marokko, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten in te roepen.

4. Eiser voert allereerst aan dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet in stand kan blijven. De herbeoordeling van verweerder is ondeugdelijk geweest en voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen. Blijkens de toelichting op de herbeoordeling is sprake van achteruitgang op diverse criteria. Verweerder motiveert niet waarom de achteruitgang op die punten 'niet aanmerkelijk' is en eveneens niet wat onder een 'aanmerkelijke achteruitgang' wordt verstaan. Onduidelijk is op basis van welke beoordeling en welke maatstaven is geconcludeerd dat Marokko een veilig land van herkomst is. Verweerder heeft tevens niet gemotiveerd waarom hij enkel gebruik heeft gemaakt van twee gedateerde rapporten uit Duitsland en Denemarken die nooit kunnen leiden tot de conclusie dat er iets veranderd is gezien het feit dat zij dateren van voor de herbeoordeling in 2020. Ook heeft verweerder niet gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van andere informatie van andere lidstaten, dan wel of zulke informatie beschikbaar is. Verweerder heeft verder in zijn toelichting op de herbeoordeling gesteld dat er geen actuele rapportages zijn gevonden van het EASO, de UNHCR of de Raad van Europa, terwijl op de website van de UNHCR diverse actuele rapporten over Marokko staan. Ter onderbouwing verwijst eiser naar drie documenten.

Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij na terugkeer in Marokko een reëel risico loopt op een behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest en dat de overheid hem hiertegen niet wil of niet kan beschermen. Ondanks de initiatieven van de overheid leidt het beleid van de Marokkaanse overheid tot meer dakloosheid. In dit verband verwijst eiser naar het in de zienswijze overgelegde artikel van The Borgen Project. Eiser heeft geen reële kans op huisvesting en een bestaansminimum in Marokko.

Tot slot kunnen het onthouden van een vertrektermijn en het opleggen van een inreisverbod niet in stand blijven.

De rechtbank oordeelt als volgt.

Heeft verweerder Marokko als veilig land van herkomst kunnen aanmerken?

5. Marokko is bij regeling van 10 februari 2016 is aangewezen als veilig land van herkomst. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft meerdere keren geoordeeld dat deze aanwijzing terecht is. Op 11 juni 2018 en 30 september 2020 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden en is de aanwijzing voortgezet. Op 6 mei 2021 heeft er nog een herbeoordeling plaatsgevonden naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2021. In die herbeoordeling is de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst opnieuw voorgezet, met de toevoeging van enkele nieuwe uitzonderingsgroepen.

6. Artikel 37, tweede lid, van de Procedurerichtlijn (hierna: de Pri), waaruit de herbeoordelingsplicht voor lidstaten volgt, is geïmplementeerd en nagenoeg woordelijk overgenomen in artikel 3.105ba, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb). De beoordeling of een land een veilig land van herkomst is dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het EASO, de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante organisaties.

Informatiebronnen

7. Uit de hierboven genoemde Afdelingsuitspraak van 7 april 2021 volgt dat verweerder de in artikel 37, derde lid, van de Pri genoemde informatiebronnen bij zijn onderzoek moet betrekken, voor zover deze informatie beschikbaar is. Als van die bronnen geen informatie beschikbaar is, dan moet verweerder dat toelichten. Als hij dat doet, dan kan hij zijn beoordeling ook baseren op relevante informatie van andere gezaghebbende internationale organisaties. Het US State Department en Freedom House moeten als zodanig worden beschouwd. Een herbeoordeling die mede is gebaseerd op informatie uit deze twee informatiebronnen is dus niet in strijd met de Pri. Verweerder moet echter de in artikel 37, derde lid, van de Pri genoemde bronnen, zoals informatie uit andere lidstaten, gebruiken als deze beschikbaar zijn. Voor zover een of meer van die bronnen niet beschikbaar zijn, moet verweerder uitleggen en motiveren waarom de wel beschikbare informatie de conclusie kan dragen dat een land nog steeds als veilig land van herkomst is aan te merken.

8. Verweerder heeft naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak van 7 april 2021 besloten om de als veilig aangemerkte landen aan een nieuwe herbeoordeling te onderwerpen waarbij de door de Pri opgesomde bronnen worden geraadpleegd, mits beschikbaar. Verweerder heeft in de brief ‘Herbeoordeling veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië’ (hierna: de Kamerbrief) toegelicht dat voor elk land is gezocht naar de in de Pri genoemde bronnen en dat in de bijlage per land is aangegeven welke bronnen ten behoeve van deze herbeoordelingen geraadpleegd zijn. Daarbij is aangegeven wanneer er geen (actuele) rapportages zijn gevonden die ook bruikbaar waren voor de herbeoordeling en om welke bronnen het daarbij gaat. Verder is van belang dat uit deze Afdelingsuitspraak volgt dat het feit dat verweerder opnieuw onderzoek moet verrichten niet betekent dat hij daarbij het eerder verrichte onderzoek naar de situatie in een land niet als uitgangspunt van zijn onderzoek kan nemen en daarnaar kan verwijzen.

Uit de toelichting die als bijlage is toegevoegd aan de Kamerbrief (hierna: de Bijlage) blijkt dat er geen (actuele) rapportages zijn gevonden van het EASO, de UNHCR of de Raad van Europa welke bruikbaar waren voor de herbeoordeling van Marokko als veilig land van herkomst. Verder blijkt uit de Bijlage dat de herbeoordeling is gebaseerd op relevante, actuele bronnen van gezaghebbende instanties, waaronder Amnesty International, Freedom House, Human Rights Watch en US State Department en dat gebruik is gemaakt van informatie uit andere lidstaten.

9. Vaststaat dat verweerder voor zijn herbeoordeling informatie heeft gebruikt uit de lidstaten Duitsland en Denemarken uit 2019 en dat deze herbeoordeling dus heeft plaatsgevonden aan de hand één van de informatiebronnen zoals genoemd in artikel 37, derde lid, van de Pri. De enkele vaststelling dat deze rapporten dateren uit 2019 maakt niet dat de herbeoordeling onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. Verweerder kan immers eerder verricht onderzoek naar de situatie in een land als uitgangspunt van onderzoek gebruiken en daarnaar verwijzen. Verweerder heeft in het bestreden besluit verder niet ten onrechte overwogen dat hij zich niet enkel op de landeninformatie van 2019 heeft gebaseerd, maar tevens ook op verschillende andere recente bronnen. Tot slot heeft verweerder zich ter zitting niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft geconcretiseerd welke relevante rapporten van welke lidstaten verweerder niet heeft betrokken bij de herbeoordeling.

10. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder ten onrechte niet de actuele informatie van de UNHCR heeft betrokken bij zijn herbeoordeling hoewel er diverse actuele rapporten van de UNHCR over Marokko zijn gepubliceerd. Uit de toelichting in de Bijlage blijkt immers dat er geen rapportages zijn gevonden van o.a. de UNHCR welke niet alleen actueel maar ook bruikbaar waren voor deze herbeoordeling. Eiser heeft enkel naar een paar rapporten verwezen, hij heeft niet onderbouwd waarom deze rapporten bruikbaar zouden zijn voor de herbeoordeling van Marokko als veilig land van herkomst. De rechtbank merkt in dit verband bovendien op dat de rapporten specifiek zien op de situatie van vluchtelingen en asielzoekers in Marokko en niet op de hieronder genoemde acht criteria die gebruikt worden voor een snelle herbeoordeling.

Criteria herbeoordeling

11. Uit de hierboven genoemde Afdelingsuitspraak van 7 april 2021 volgt dat het uitgangspunt van verweerder dat hij een snelle herbeoordeling uitvoert aan de hand van de acht criteria: ‘democratisch bestuur’, ‘bescherming van het recht op vrijheid en veiligheid van de persoon’, ‘vrijheid van meningsuiting’, ‘vrijheid van godsdienst en vereniging’, ‘bescherming tegen discriminatie en vervolging door derden’, ‘toegang tot onafhankelijk onderzoek’, ‘toegang tot een onafhankelijke rechterlijke macht’, en ‘toegang tot rechtsmiddelen’, op zichzelf niet in strijd is met artikel 37, tweede lid van de Pri. Als verweerder zich op het standpunt stelt dat er sinds de aanwijzing of eerdere herbeoordeling zich geen aanmerkelijke wijzigingen in de situatie in dat land hebben voorgedaan, zal hij bij de herbeoordeling in veel gevallen kunnen volstaan met een korte uitleg onder verwijzing naar de door hem daarvoor gebruikte bronnen en een verwijzing naar de aanwijzing of eerdere herbeoordeling.

12. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat onduidelijk is op basis van welke beoordeling en welke maatstaven is geconcludeerd dat Marokko een veilig land van herkomst is. Verweerder maakt in zijn herbeoordeling gebruik van informatie uit lidstaten en andere gezaghebbende bronnen. Hij maakt een vergelijking tussen cijfers en bevindingen uit 2019, 2020 en 2021. Verder motiveert hij dat er op de criteria van democratisch bestuur, bescherming van het recht op vrijheid en veiligheid van de persoon en bescherming tegen discriminatie en vervolging door derden, geen sprake is van aanmerkelijke wijzigingen. De restricties als gevolg van de COVID-19-maatregelen op de gebieden van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging worden opvallend geacht, maar niet aangemerkt als aanmerkelijk. De achteruitgang op diverse criteria (zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging) waar eiser ook naar verwijst in de gronden van beroep, hebben er toe geleid dat verweerder de uitzonderingscategorie heeft verruimd. Vaststaat dat eiser niet behoort tot één van de uitzonderingscategorieën. Eiser heeft verder niet onderbouwd gesteld dat in Marokko wel sprake is van een (aanmerkelijke) achteruitgang. Gelet hierop en op verweerders motivering van de voortzetting van de aanwijzing heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat Marokko in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst aangemerkt kan worden. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Marokko voor hem geen veilig land van herkomst is en dat de Marokkaanse autoriteiten hem geen bescherming kunnen of willen bieden.

Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat Marokko voor hem geen veilig land is?

13. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Tevens heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er, indien er zich problemen voordoen in Marokko, voor hem

geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de

bescherming van de autoriteiten van Marokko in te roepen. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser inmiddels een volwassen man is van wie verwacht mag worden dat hij zich in het geval van problemen voor hulp of bescherming wendt tot de (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties van Marokko. Verweerder heeft terecht overwogen dat uit de overgelegde kopie van het artikel van The Borgen Project blijkt dat de autoriteiten van Marokko zich bewust zijn van het daklozenprobleem en dat zij wel degelijk actie ondernemen om het probleem op te lossen. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte geconcludeerd dat niet gebleken is dat de autoriteiten van Marokko eiser bij terugkeer naar Marokko niet zouden kunnen of willen helpen.

14. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw . De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het is beleid van verweerder om in die gevallen aan de vreemdeling een vertrektermijn te onthouden. Niet is gebleken dat dat in dit geval onredelijk is. Nu aan eiser geen vertrektermijn wordt gegund is verweerder gehouden om hem een inreisverbod op te leggen.

15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.

Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.

Democratisch bestuur, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en vereniging en toegang tot een onafhankelijke rechterlijke macht.

Reporting.unhcr.org/Morocco.

UNHCR Morocco Fact Sheet (april 2021), UNHCR Morocco 2021: operational needs (mei 2021) en UNHCR Morocco Covid-19 Update (19 juni 2020).

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Van 5 oktober 2020.

Regeling van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 10 februari 2016, nummer 732095, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden 2016, 8083.

Bij uitspraken van onder meer 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:209 en ECLI:NL:RVS:2017:210 en van 19 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:902.

ECLI:NL:RVS:2021:738.

De brief ‘Herbeoordeling veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië’ van verweerder aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 6 mei 2021, kenmerk 3293506 en de Bijlage met als kenmerk 3297301.

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.

Artikel 37, derde lid, van de Pri en Artikel 3.105ba van het Vb .

Zie specifiek rechtsoverweging 5.3 tot en met 5.6 en rechtsoverweging 9.2 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:738.

Pagina 2 van de brief ‘Herbeoordeling veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië’ van verweerder aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 6 mei 2021, kenmerk 3293506.

Ibid.

Rechtsoverweging 8.4 en 12.1 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:738.

Pagina 5 van de Bijlage, met als kenmerk 3297301.

The Danish Immigration Service, Marokko: Situation of LGBT persons, version 2.0, 3 september 2019 en Bundesamt für Migration und Flüchtlinge (BAMF) - Algerije Marokko Tunesië IZAM Länderreport 11 - Algerien, Marokko, Tunesien -

Menschenrechtslage - Im Fokus: Vulnerable Personen, 3 juni 2019.

Zie specifiek rechtsoverweging 8.2. van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:738.

Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw , neergelegd in paragraaf A3 /3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.

Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature