U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Dublin, Frankrijk, EAB Duitsland, ongegrond

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht, Locatie Amersfoort

Bestuursrecht zaaknummer: NL21.461

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.W. Verweij), en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 12 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.462 plaatsgevonden op 26 januari 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Franse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.

2. Eiser ziet niet in dat en waarom strafrechtelijke signaleringen niet in de weg staan aan zijn overdracht aan Frankrijk. Verweerder werpt zelf een feitelijke belemmering op voor overdracht aan Frankrijk door opvolging te geven aan het Europees arrestatiebevel (EAB) dat door Duitsland is uitgevaardigd en eiser over te leveren aan Duitsland voordat een beslissing is genomen op zijn asielverzoek of voordat deze beslissing in rechte is komen vast te staan. Dit lijkt niet in overeenstemming met de Dublinverordening en de bedoelingen

van de Europese wetgever. Daarbij had verweerder Frankrijk bij het indienen van de claim juist en volledig dienen te informeren over het EAB van Duitsland, wat ook volgt uit het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De enkele stelling dat de Franse autoriteiten toegang hebben tot het Schengen-Informatiesysteem en daarom op de hoogte zouden kunnen zijn van het EAB doet hieraan niet af.

3. De rechtbank overweegt allereerst dat de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van het asielverzoek van eiser in de Dublinprocedure en de procedure omtrent een EAB, twee gescheiden procedures zijn. Dat voor eiser een EAB is uitgevaardigd door Duitsland staat dus los van de vaststelling van Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat voor het asielverzoek van eiser. Verweerder heeft dit voldoende gemotiveerd in het bestreden besluit. Verweerder heeft ter zitting verder toegelicht dat hij conform paragraaf A3/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 handelt en niet iemand uitzet in het kader van de Dublinprocedure tot uitspraak is gedaan in de procedure omtrent het EAB. Er is een zitting geweest in het kader van het EAB en de uitspraak werd verwacht op 26 januari 2021. Wanneer de rechtbank toestemt met de uitlevering van eiser, zal hij binnen tien dagen na die uitspraak worden overgeleverd aan Duitsland. Dat eiser in dat geval mogelijk niet aan Frankrijk overgedragen kan worden, ziet op de feitelijke overdracht en dit doet niets af aan de verantwoordelijkheid van Frankrijk om het asielverzoek van eiser te behandelen.

4. Verder overweegt de rechtbank dat het EAB is uitgevaardigd op

12 november 2020. Ten tijde van het claimverzoek aan Frankrijk, op 30 oktober 2020, was het EAB nog niet uitgevaardigd en verweerder had dit dus ook nog niet had kunnen melden in het claimverzoek. Ook daarna was verweerder niet gehouden om Frankrijk te informeren over het EAB door Duitsland, omdat verweerder terecht stelt dat de Franse autoriteiten dit in de internationale systemen kunnen terugvinden. Verweerder had dit dan ook niet actief nog hoeven te melden.

5. Het beroep is ongegrond.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.

De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:

09 februari 2021

en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Mr. M. Eversteijn T.R. Vos

Rechter Griffier

Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling

bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature