U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Eiseres loopt bij terugkeer naar Marokko risico op strafvervolging wegens het hebben van een buitenechtelijk kind en de verkrachting door haar oom in het verleden. Verweerder heeft met de enkele verwijzing naar een passage uit een boek, waaruit volgt dat artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht in toenemende mate niet op ongehuwde moeders wordt toegepast, onvoldoende gemotiveerd dat eiseres geen 3 EVRM-risico loopt bij terugkeer. Beroep opnieuw gegrond verklaard.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: NL21.9520 (beroep) en NL21.9521 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster, hierna: eiseres

[V-Nummer 1]

mede namens de minderjarige [appellant]

[V-Nummer 2]

(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Nijnatten).

Procesverloop Bij besluit van 11 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het beroep en het verzoek op 12 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1998.

Wat aan deze procedure vooraf ging

2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij problemen had met haar oom in Marokko, bij wie zij moest wonen na het overlijden van haar vader en door wie zij werd verkracht. Eind 2018 heeft eiseres Marokko verlaten. Zij is via Spanje, Frankrijk en Italië naar Nederland gereisd. In Spanje heeft eiseres haar inmiddels ex-vriend ontmoet. Zij werd door hem geprostitueerd. Eiseres had geen intentie om asiel aan te vragen, maar na problemen met haar ex en na de geboorte van haar kind heeft zij dit toch gedaan. In Marokko is het strafbaar om een buitenechtelijk kind te krijgen en eiseres vreest ook dat haar familie het niet zal accepteren.

3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

- identiteit, nationaliteit en herkomst;

- problemen met de oom van eiseres;

- eiseres heeft een buitenrechtelijk kind.

Verweerder heeft in een eerder besluit van 3 november 2020 alle relevante elementen geloofwaardig geacht, maar de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Marokko is een veilig land van herkomst. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat voor haar niet geldt. Eiseres heeft niet onderbouwd dat de Marokkaanse autoriteiten haar niet kunnen of willen beschermen tegen haar oom.

4. Deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, heeft op 21 januari 2021 het besluit van verweerder van 3 november 2020 vernietigd. De rechtbank oordeelde – kort samengevat – dat verweerder in het besluit ten onrechte niet was ingegaan op de stelling van eiseres dat zij bij terugkeer in de gevangenis terecht zal komen omdat zij een buitenechtelijk kind heeft en dit strafbaar is op grond van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht. Op de zitting had verweerder het standpunt ingenomen dat het algemeen bekend is dat het in Marokko strafbaar is om een buitenechtelijk kind te hebben, maar dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze heeft te vrezen voor vervolging. Verweerder verwees hierbij naar een drietal uitspraken. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet kon volstaan met deze verwijzing en rekening moet houden met hoe de regelgeving in de praktijk wordt toegepast of uitwerkt. De rechtbank heeft verweerder meegegeven aandacht te schenken aan de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 15 oktober 2020.

Het bestreden besluit

5.1

In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond. Op 6 mei 2021 heeft een nieuwe herbeoordeling plaatsgevonden waarna is geconcludeerd dat Marokko nog steeds een veilig land van herkomst is, waarbij enkele groepen zijn uitgezonderd van deze aanwijzing en met verhoogde aandacht in individuele gevallen, met name als het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. Uit landeninformatie blijkt dat, alhoewel de situatie voor ongehuwde moeders en hun kinderen voor verbetering vatbaar is, deze niet zodanig is dat Marokko voor hen niet langer als veilig land van herkomst kan gelden.

5.2

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres bij terugkeer naar Marokko weliswaar risico loopt op strafvervolging vanwege de verkrachting in het verleden en/of het hebben van een buitenechtelijk kind, maar dat uit landeninformatie blijkt dat in toenemende mate de strafbepaling niet zonder meer op ongehuwde moeders wordt toegepast. Volgens verweerder is de ontwikkeling, dat de belangen van het kind steeds vaker prevaleren boven strikte toepassing van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht, exemplarisch voor de veranderende wijze waarop in Marokko tegen deze problematiek wordt aangekeken. Daarnaast heeft eiseres een effectief rechtsmiddel: ze kan een eerlijk proces krijgen en zich laten verdedigen door een advocaat. Mocht het tot een detentie komen, dan levert dat geen strijd met 3 van het EVRM op omdat zij haar kind bij zich kan houden, kosteloze medische zorg krijgt en toegang krijgt tot tandartsvoorzieningen. Wanneer de gevangenis overvol raakt, kan eiseres bezwaar maken bij de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

Had verweerder een nieuw voornemen moeten uitbrengen?

6.1

Eiseres voert allereerst aan dat verweerder eerst een nieuw voornemen had moeten uitbrengen voordat hij een nieuw besluit nam. In het voornemen van l november 2020 (de rechtbank begrijpt: 30 oktober 2020) heeft verweerder überhaupt niet gesproken over de strafbaarstelling van alleenstaande moeders en positie van verkrachte vrouwen in Marokko, terwijl verweerder daar in het nieuwe besluit wel op ingaat. Hiermee heeft verweerder aan eiseres de kans onthouden op de nieuwe feiten en omstandigheden te reageren in een zienswijze en kan zij dat pas in het onderhavige beroep doen. Eiseres verwijst hierbij naar artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en paragraaf C1 /2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000.

6.2

Verweerder heeft op de zitting erkend dat hij eerst een voornemen had moeten uitbrengen voordat er een nieuw besluit werd genomen. Volgens verweerder is eiseres echter niet in haar belangen geschaad, omdat het besluit niet anders had kunnen worden.

6.3

De rechtbank is van oordeel dat verweerder eerst een voornemen had moeten uitbrengen voordat hij een nieuw besluit nam. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank zal dit zorgvuldigheidsgebrek echter passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht omdat het bestreden besluit al om andere redenen zal worden vernietigd.

Kan Marokko als een veilig land van herkomst worden beschouwd?

7.1

Eiseres heeft onder verwijzing naar de zienswijze aangevoerd dat Marokko niet als veilig land kan worden aangewezen. Zij wijst er onder meer op dat er steeds meer groepen worden uitgezonderd van de presumptie van veilig land van herkomst. Alleen al daarom kan je niet spreken van een veilig land.

7.2

De rechtbank stelt vast dat op 6 mei 2021 een herbeoordeling heeft plaatsgevonden waarbij de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst is voortgezet, met de toevoeging van enkele nieuwe uitzonderingsgroepen. Eiseres heeft deze herbeoordeling niet betwist. In zoverre is wat eiseres heeft aangevoerd daarom onvoldoende voor het oordeel dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst onzorgvuldig is. De beroepsgrond slaagt niet.

Is Marokko een veilig land van herkomst voor eiseres?

8.1

Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende gehoor heeft gegeven aan de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 21 januari 2021 waarbij verweerder is opgedragen een nieuw besluit te nemen. Verweerder heeft niet met landeninformatie onderbouwd dat strafvervolging op grond van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht nog sporadisch plaatsvindt. Ook al zou dit laatste zo zijn, loopt eiseres alsnog het risico bij terugkeer te worden vervolgd, temeer nu zij Marokko zonder kind heeft verlaten en met een kind maar zonder een man weer terugkeert. Verweerder heeft ook niet gemotiveerd waarom er geen sprake is van disproportionaliteit als eiseres gestraft wordt vanwege seksuele omgang buiten het huwelijk. Volgens eiseres is dat per definitie disproportioneel. Verweerder heeft, in weerwil van de uitspraak van 21 januari 2021, de uitspraak van zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 15 oktober 2020 onvoldoende betrokken.

8.2

Verweerder heeft in zijn verweerschrift en op de zitting verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), waarin de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 25 september 2020 in een soortgelijke zaak, is bevestigd. Verweerder heeft in het bestreden besluit ook naar deze uitspraak, waarin zittingsplaats Groningen het standpunt van verweerder heeft gevolgd, verwezen. De Afdeling heeft verweerder in de hoger beroepszaak wel vragen gesteld en verweerder heeft zijn antwoorden van 27 november 2020 ook overgelegd. In het bestreden besluit heeft verweerder zich hierop gebaseerd en zijn dezelfde bronnen gebruikt.

9.1

De rechtbank oordeelt als volgt. Marokko is aangewezen als een veilig land van herkomst, met – voor zover hier van belang – verhoogde aandacht voor individuele gevallen, met name als het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. In het geval van eiseres is het niet in geschil dat zij risico loopt op strafvervolging vanwege de verkrachting door haar oom en/of het hebben van een buitenechtelijk kind. De vraag is of dit bij terugkeer strijd met artikel 3 van het EVRM oplevert.

9.2

Zoals uit vaste rechtspraak van het EHRM volgt, moet de gevreesde behandeling een "minimum level of severity" bereiken om binnen de reikwijdte van de bescherming van artikel 3 van het EVRM te vallen. Dit moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, zoals de duur van de behandeling, de fysieke en mentale gevolgen ervan, en in sommige gevallen het geslacht, de leeftijd en de gezondheid van de betrokkene. Om deze beoordeling uit te voeren, moet rekening gehouden worden met het feit dat het EVRM een levend instrument is dat moet worden geïnterpreteerd in het licht van de omstandigheden vandaag de dag, en dat een steeds hogere standaard wordt vereist op het gebied van de bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden een grotere vastberadenheid vereist bij het beoordelen van schending van fundamentele waarden van democratische samenlevingen.

9.3.1

Volgens verweerder blijkt uit ‘landeninformatie’ dat de strafbepaling in toenemende mate niet op ongehuwde moeders wordt toegepast. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich ter onderbouwing van dit standpunt enkel op een boek van Katherine E. Hoffman uit 2018 baseert. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat de door verweerder genoemde ‘landeninformatie’ in voetnoot 2 van het bestreden besluit de stelling van verweerder niet onderbouwt. Dit betreft immers een verwijzing naar de toepasselijke strafbepaling artikel 490 uit het Marokkaanse wetboek van strafrecht. Uit het boek van Katherine E. Hoffman volgt: “Increasingly, the penal code is not applied to unmarried mothers who keep or relinquish their child, arguably because of the growing moral weight of the concept of the best interests of the child as enshrined in the UNCRC, which is taken seriously by many Moroccan judges as a guiding principle in matters related to children.”

9.3.2

Volgens verweerder is de ontwikkeling, dat de belangen van het kind steeds meer prevaleren boven strikte toepassing van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht, ‘exemplarisch’ voor de veranderende wijze waarop in Marokko tegen deze problematiek wordt aangekeken. Waar deze stelling op is gebaseerd, heeft verweerder niet onderbouwd. Voor zover verweerder doelt op de verwijzing naar wetgeving uit 2018 die vrouwen beter moet beschermen tegen geweld en eerdere veranderingen in wetgeving uit 2004 en 2011 wat betreft gelijkheid en rechten van vrouwen, zijn dat omstandigheden die niet kunnen dienen als onderbouwing voor de stelling dat artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht in toenemende mate niet op ongehuwde moeders wordt toegepast. De rechtbank laat deze stelling dan ook als onvoldoende onderbouwd buiten beschouwing.

9.3.3

De rechtbank is van oordeel dat de enkele verwijzing naar het boek van Katherine E. Hoffman een onvoldoende concreet beeld oplevert van de situatie van eiseres bij terugkeer. Onbetwist feit is immers dat de strafbepaling nog steeds geldt én wordt toegepast, zo blijkt ook uit de aangehaalde passage zelf. Verweerder heeft niet met cijfers onderbouwd dat dit slechts sporadisch gebeurt. Bovendien volgt uit deze passage niet dat deze ook ziet op ongehuwde moeders die aangifte doen van een eerdere verkrachting, zoals in het geval van eiseres. Verweerder heeft daarom onvoldoende gemotiveerd dat het door eiseres overgelegde artikel van 17 september 2019 ‘Vrouwenrechten in Marokko: trouwen met je verkrachter is heel normaal’, waarin een erbarmelijke situatie wordt geschetst voor Marokkaanse vrouwen die met seksueel geweld te maken hebben, niet op eiseres van toepassing is. De rechtbank gaat er daarom van uit dat eiseres, wat betreft de verkrachting door haar oom, kans loopt op vervolging en bestraffing.

9.4

De rechtbank ziet deze conclusie bevestigd in de door verweerder overgelegde brief van 27 november 2020, waarin verweerder vragen van de Afdeling in een zaak van eveneens een ongehuwde Marokkaanse moeder heeft beantwoord. Daaruit blijkt immers dat in het World Report 2020 Morocco van Human Rights Watch van januari 2020 staat dat in 2018 7.721 volwassenen werden vervolgd voor het verrichten van seksuele handelingen buiten het huwelijk. De Afdeling heeft verweerder naar aanleiding hiervan verzocht om uiteen te zetten in welke gevallen en naar aanleiding waarvan de Marokkaanse autoriteiten overgegaan zijn tot vervolging voor het verrichten van seksuele handelingen buiten het huwelijk, tot hoeveel daadwerkelijke veroordelingen deze vervolgingen hebben geleid, wat voor straffen zijn opgelegd, hoe tot een bewezenverklaring is gekomen (bijvoorbeeld door betrapping op heterdaad, afgelegde bekentenissen en/of getuigenverklaringen) en hoeveel van het aantal veroordeelde personen vrouw is. Uit de brief blijkt dat verweerder onderzoek heeft verricht via het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) en dat exacte beantwoording van deze vragen niet mogelijk is gebleken. Zonder dergelijke cijfers blijft het beeld dat verweerder schetst van Marokkaanse rechters die de strafbepaling in toenemende mate niet op ongehuwde vrouwen toepassen echter onvoldoende concreet.

9.5

De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet alle omstandigheden van het geval heeft betrokken bij zijn beoordeling, terwijl de in overweging 9.2 beschreven toets van artikel 3 van het EVRM dat wel vereist. Zo heeft verweerder desgevraagd niet inhoudelijk willen reageren op de stelling van eiseres dat bestraffing vanwege het hebben van een buitenechtelijk kind per definitie disproportioneel is. Evenmin heeft verweerder een standpunt ingenomen over de strafmaat, die op grond van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht varieert van één maand tot één jaar. De rechtbank acht beide punten wel van belang omdat de toets van artikel 3 van het EVRM ook vereist dat het EVRM wordt ge ïnterpreteerd in het licht van de huidige maatschappij, waarin een steeds hogere standaard wordt vereist op het gebied van de bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden. Dat eiseres een eerlijk proces kan krijgen en een advocaat in de arm kan nemen zodat zij een effectief rechtsmiddel heeft, doet er naar het oordeel van de rechtbank in het geval van een buitenechtelijk kind niet zozeer toe, aangezien de minderjarige dochter van eiseres het levende bewijs is van de seksuele omgang buiten het huwelijk. Ook dit heeft verweerder niet kenbaar betrokken, terwijl eiseres dat wel heeft aangevoerd. Tot slot heeft verweerder niet betrokken hoe de belangen van het kind van eiseres zijn meegewogen in het geval eiseres in detentie zal belanden.

9.6

Gelet op het voorgaande en aangezien de toets van artikel 3 van het EVRM absoluut is en verweerder niet alle omstandigheden van het geval heeft betrokken, gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van verweerder dat de Afdeling het algemene standpunt van verweerder in ‘dit soort zaken’ heeft bevestigd. Bovendien loopt eiseres, anders dan in de zaak die bij de Afdeling voorlag, naast risico op vervolging en bestraffing vanwege het hebben van een buitenechtelijk kind, ook risico op vervolging en bestraffing vanwege de verkrachting door haar oom. Evenmin blijkt uit de door de Afdeling bevestigde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, dat daarin is betrokken dat een eerlijk proces niet wegneemt dat het buitenechtelijke kind het levende bewijs is van de seksuele omgang buiten het huwelijk, zoals ook is overwogen onder 9.5.

9.7

De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres bij terugkeer, vanwege zowel het hebben van een buitenechtelijk kind als ook de verkrachting door haar oom, niet in een situatie terecht komt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM . De beroepsgrond slaagt.

Mensenhandel

10.1

Eiseres voert tot slot aan dat verweerder nog steeds niet is ingegaan op haar aangifte van mensenhandel en ten onrechte niet heeft betrokken dat eiseres slachtoffer van mensenhandel is en dat daaruit een kind is voortgekomen.

10.2

De rechtbank stelt vast dat op de zitting is gebleken dat er nog geen aangifte van mensenhandel door eiseres bekend is. Verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat de door eiseres aangevoerde informatie op dit moment verder geen aanleiding vormt ambtshalve een B8-verblijfsvergunning regulier te verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.

Inreisverbod

11. Aan de gronden van eiseres die zich richten tegen het inreisverbod komt de rechtbank, gelet op de gegrondverklaring van het beroep, op dit moment niet toe.

Conclusie

12. Verweerder heeft op de zitting al aangegeven dat hij bereid is de zaak terug te nemen en TOELT te vragen hier nogmaals naar te kijken. Aangezien verweerder zich op informatie van TOELT uit november 2020 heeft beroepen, verwacht verweerder echter niet dat er nieuwe informatie zal zijn. Eiseres heeft echter onweersproken gewezen op de mogelijkheid voor verweerder een ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken op te vragen met cijfers over vervolging op grond van artikel 490 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht en de hoogte van bestraffingen.

13. De aanvraag is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarin ingaat op de vraag of Marokko in het geval van eiseres als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. Dat betekent (onder meer) dat ook een standpunt ingenomen moet worden over de disproportionaliteit van de strafbaarstelling, de duur van de straf en de belangen van het kind van eiseres indien zij vervolgd en bestraft wordt. De rechtbank geeft hierbij aan verweerder mee dat, mocht er na nieuw onderzoek blijken dat geen nieuwe informatie beschikbaar is over het concrete risico op (disproportionele) bestraffing van eiseres bij terugkeer, het dan in de rede ligt hier consequenties aan te verbinden en aan eiseres een asielvergunning te verlenen.

14. Omdat het beroep gegrond is, is geen voorlopige voorziening meer nodig. Het verzoek daartoe wordt afgewezen.

15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.244,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep in de zaak met nummer NL21.9520 gegrond;- vernietigt het bestreden besluit voor zover verweerder daarin ingaat op de vraag of Marokko in het geval van eiseres als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt;

- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;

- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak met nummer NL21.9521 af;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.244,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.M. Journée, griffier.

De uitspraak is bekendgemaakt door plaatsing in het digitaal dossier op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het betreft de beslissing op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

NL20.19305 (niet gepubliceerd).

De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1212), de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 2 december 2019 (NL19.19119, niet gepubliceerd) en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 25 september 2020 (NL20.13941, niet gepubliceerd).

ECLI:NL:RBDHA:2020:10461.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 20 mei 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:5248.

Zie voetnoot 3.

Uitspraak van 28 januari 2021, 202005112/1/V2.

NL20.13941, niet gepubliceerd. Zie ook voetnoot 2.

Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Zie onder meer het arrest van 12 oktober 2006, Mayeka en Mitunga tegen België, ECLI:CE:ECHR:2006:1012JUD001317803, punt 48.

Filiation and the Protection of Parentless Children: Towards a Social Definition of the Family in Muslim Jurisdictions, Chapter 9 Morocco, door Katherine E. Hoffman.

https://dekanttekening.nl/wereld/vrouwenrechten-in-marokko-trouwen-met-je-verkrachter-is-heel-normaal/.

Zoals ook is overwogen in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 15 oktober 2020, NL20.14315.

Onder toepassing van artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000 .

NL20.13941 (niet gepubliceerd), zie ook voetnoot 2 en 8.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature