Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Na een WIA-beoordeling heeft verweerder de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiser beëindigd en de aanvraag om een WIA-uitkering afgewezen. Eiser heeft medische en arbeidskundige gronden aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Verweerder heeft de ZW-uitkering daarom terecht beëindigd. Ook is de WIA-uitkering terecht afgewezen nu eiser de wachttijd van 104 weken niet heeft volbracht. Het beroep is ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/6470

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.P. van Geffen),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder

(gemachtigde: M.L. Steeksma-Valente).

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2019 (primair besluit I) heeft verweerder de uitkering die eiser ontving ingevolge de Ziektewet (ZW) met ingang van 5 april 2019 beëindigd.

Bij besluit van 5 maart 2019 (primair besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 4 april 2019 afgewezen.

Bij besluit van 17 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen primair besluit I en II ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Op 29 juli 2020 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser was laatstelijk werkzaam als chauffeur shuttlebus voor 25,25 uur per week. Eiser heeft zich op 6 mei 2017 ziekgemeld met klachten aan zijn rechterbeen en -voet na een bedrijfsongeval. Na het einde van zijn dienstverband op 1 januari 2018 is aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Eiser heeft op 22 januari 2019 een aanvraag om een WIA-uitkering ingediend. Deze aanvraag heeft geleid tot de primaire besluiten I en II. Primair besluit I berust op het standpunt dat eiser per 19 februari 2019 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Primair besluit II berust op het standpunt dat eiser vanaf 4 april 2019 geen WIA-uitkering kan krijgen omdat hij de wachttijd van 104 weken niet heeft volbracht.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn in primaire besluiten I en II ingenomen standpunten gehandhaafd. Deze standpunten zijn gebaseerd op de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 26 augustus 2019 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) van 16 september 2019.

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert aan dat hij lichamelijk ernstiger beperkt is voor lopen en staan gelet op zijn wondgenezingsproblemen door diabetes en vaatvernauwing van de aderen naar de benen. Verweerder heeft niet voldoende erkend dat de vaatvernauwing naar de benen niet alleen voor wondgenezingsproblemen zorgt, maar ook op zichzelf het lopen beperkt omdat er onvoldoende bloedtoevoer is naar de beenspieren. Eiser voert verder aan dat hij psychisch ernstiger beperkt is voor conflicthantering en klantcontact. De psychische belastbaarheid van eiser was laag, omdat het risico op een terugval in een depressie rond de datum in geding groot was. De verzekeringsartsen hebben hier onvoldoende rekening mee gehouden. Dat de kans op een terugval groot was blijkt uit het feit dat eiser op dit moment opnieuw behandeld wordt voor depressieklachten. Vanwege eisers broze psychische gezondheid dient hij werk te vermijden waarbij er risico is op terugval, bijvoorbeeld bij conflictsituaties. Ook is eiser vanwege de aard van de psychische klachten niet in staat om goed met klanten om te gaan. Tot slot betoogt eiser dat de geschiktheid van één van de functies door de arbeidsdeskundige b&b niet (voldoende) dragend is onderbouwd. Deze beroepsgrond zal de rechtbank hieronder, bij de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit, nader weergeven.

4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Het is aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.

6.1

Op 19 februari 2019 heeft de primaire arts, onder supervisie van een verzekeringsarts, eiser op het spreekuur gezien, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. Daarnaast heeft deze arts dossieronderzoek verricht. Aan de hand van zijn bevindingen heeft de primaire arts een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld met de beperkingen van eiser. Deze houden verband met eisers rug- en rechtervoetklachten en eisers psychische klachten. Ook heeft deze arts een urenbeperking van 40 uur per week, 8 uur per dag, in verband met de diabetes van eiser en een beperking ten aanzien van lezen wegens eisers dyslexie in de FML opgenomen.

6.2

Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 26 augustus 2019 een rapport uitgebracht, gebaseerd op dossieronderzoek en de ingebrachte medische informatie van medisch adviseur [medisch-adviseur] van 20 mei 2019, chirurg-traumatoloog [chirurg-traumatoloog] van 13 februari 2019, 18 april 2018, 26 maart 2018, 5 januari 2018, 6 november 2017, 9 juli 2017, 26 juni 2017, 8 mei 2017 en 6 mei 2017, arts-assistent [arts] van 19 oktober 2017, neuroloog [neuroloog] van 20 februari 2019 en 4 februari 2019, huisarts [huisarts] van 26 februari 2019, 18 maart 2019 en 17 april 2019, podotherapeut [podotherapeut] van 9 januari 2018 en 21 september 2017 en psycholoog [psycholoog] van 19 maart 2019. De verzekeringsarts b&b heeft in haar rapport opgenomen dat zij zich grotendeels kan vinden in de aangegeven belastbaarheid, maar dat zij de belastbaarheid van eiser tevens beperkt acht ten aanzien van beoordelingspunten 3.9 (overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden) en 5.11 (specifieke voorwaarden voor statische houdingen in arbeid). Eiser is niet geschikt voor werkzaamheden waar een verhoogde kans is op oplopen van wondjes gelet op zijn diabetes. Verder is pedaalbediening met de rechtervoet beperkt voor zover hierbij de rechterhiel op de grond rust, gelet op eisers rechtervoetklachten.

7.1

De rechtbank is van oordeel dat de medische onderzoeken op zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden. De primaire arts heeft dossieronderzoek verricht en eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en de in bezwaar ingebrachte medische informatie bij haar oordeelsvorming betrokken. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat alle klachten van eiser in de beoordeling zijn betrokken. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en alle beschikbare informatie is meegenomen in de beoordeling.

7.2

De rechtbank is voorts van oordeel dat de beroepsgronden geen reden geven te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen. De verzekeringsartsen hebben met betrekking tot de lichamelijke en psychische klachten van eiser diverse beperkingen opgenomen in de FML. De primaire arts heeft voor de rugklachten diverse beperkingen opgenomen. De belastbaarheid van de rechtervoet is conform de beperkingen die zijn aangenomen ten aanzien van staan en lopen op basis van de rugklachten, aldus de primaire arts. De verzekeringsarts b&b stelt dat er op lichamelijk vlak geen aanleiding is tot veel meer beperkingen te komen ten aanzien van bijvoorbeeld staan en lopen, nu deze al fors beperkt zijn en de medische gegevens en de onderzoeksbevindingen geen aanleiding geven aan te nemen dat de beperkingen onvoldoende zijn. De verzekeringsarts b&b stelt verder dat er geen reden is om meer beperkingen op te nemen op psychisch vlak dan de primaire arts heeft gedaan, gelet op de afgesloten behandeling voor de psychische problematiek en de onderzoeksbevindingen. De rechtbank merkt daarbij op dat eiser zijn stelling dat hij opnieuw onder behandeling is voor zijn psychische klachten niet heeft onderbouwd met medische stukken. Bovendien gaat het om eisers psychische klachten ten tijde van de datum in geding. De primaire arts heeft daarnaast in zijn rapport benoemd dat eiser vaker periodes heeft gehad met depressieve/psychische klachten en gelet daarop beperkingen aangenomen. Ten aanzien van eisers wondgenezingsproblemen en zijn rechtervoetklachten heeft de verzekeringsarts b&b de FML op twee punten aangevuld. Eisers stelling dat zijn wondgenezingsproblemen en vaatvernauwing tot meer beperkingen zouden moeten leiden, is niet onderbouwd met medische stukken. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het oordeel van de verzekeringsartsen te twijfelen. Eiser heeft in beroep geen medische stukken overgelegd die aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat hij op de datum in geding op medisch objectieve gronden meer beperkt is dan in de FML is vastgelegd. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen.

7.3

Het voorgaande betekent dan ook dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. De beroepsgronden hiervoor vermeld onder 3. treffen daarom geen doel.

8. In bezwaar heeft de arbeidsdeskundige b&b de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies herbeoordeeld. Zij is tot de conclusie gekomen dat de functies, op één reservefunctie na (textielproductenmaker), passend zijn. Het gaat om de functies receptionist, baliemedewerker (SBC-code 315150), archiefmedewerker (SBC-code 315132), assemblage medewerker electrotechnische producten (SBC-code 267041) en de als reserve geduide functie wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053).

9.1

Eiser kan zich met de arbeidskundige beoordeling van de arbeidsdeskundige b&b niet verenigen. De functie archiefmedewerker heeft als eis ervaring met het werken met een computer. Eiser voert aan dat deze functie niet geschikt is, omdat hij geen ervaring heeft met het werken met een computer. Eiser heeft alleen als chauffeur en kapper gewerkt en in beide functies nooit gebruik gemaakt van een computer. Daarnaast heeft hij zijn havodiploma en zijn kappersdiploma lang geleden behaald. Er werd toen nog niet met computers gewerkt. Eiser is het niet eens met de stelling van de arbeidsdeskundige b&b dat het slechts gaat om eenvoudig computerwerk. Er zijn tal van functies in het Claim beoordelings- en borgingssysteem (CBBS) waarbij de computer gebruikt moet worden en waarbij deze ervaringseis niet wordt gesteld. Een voorbeeld hiervan is de tevens geduide functie baliemedewerker. Kennelijk is het computerwerk in de functie archiefmedewerker dermate complex dat er wel een ervaringseis wordt gesteld, aldus eiser. Voorts blijkt uit de Arbeidsmogelijkhedenlijst dat het niet om enkel eenvoudig computerwerk gaat. Er wordt toegelicht dat het gaat om verslaglegging, administratie en het opzoeken en vastleggen van gegevens. Zeker bij verslaglegging gaat het niet alleen om eenvoudig invoerwerk maar zal het ook gaan om tekstverwerken. Hiermee heeft eiser geen enkele ervaring. Bovendien heeft eiser dyslexie waardoor verslaglegging voor hem veel tijd vergt. Eiser verwijst verder naar de beschrijving van het Resultaat functiebeoordeling, welke ook de indruk wekt dat het gaat om een archiefmedewerker in een gedigitaliseerd archief met een gedigitaliseerde werkomgeving waarbij bijna alles met de computer moet worden gedaan. Tot slot erkent de arbeidsdeskundige b&b dat eiser een inwerkperiode nodig heeft om het gewenste niveau te verkrijgen om het computerwerk te kunnen uitvoeren. Uit het handboek CBBS volgt dat voor een ervaringseis geldt dat men daaraan moet voldoen en niet dat men, gelet op bijvoorbeeld aanwezig geacht niveau, de ervaring kan verkrijgen. De redenering van de arbeidsdeskundige b&b toont aan dat de functie niet geschikt is omdat eiser bij aanvang van de functie, zoals de arbeidsdeskundige b&b dus ook erkent, niet aan de ervaringseis voldoet, aldus eiser.

9.2

De arbeidsdeskundige b&b heeft in haar rapport van 16 september 2019 gemotiveerd toegelicht waarom deze functie volgens haar passend is. Eiser heeft bij de primaire arbeidsdeskundige aangegeven dat hij bekend is met matig thuisgebruik van een computer. De functie stelt eenvoudige eisen wat betreft het computergebruik, aldus de arbeidsdeskundige b&b. Zij stelt dat dit eenvoudige computergebruik na inwerken geen probleem hoeft te zijn gezien eiser thuis ook een computer gebruikt en gelet op zijn opleidingsniveau. Voorts heeft verweerder in zijn aanvullend verweerschrift van 30 april 2020 gesteld dat voor alle geduide functies niveau 2 of 3 geldt terwijl het opleidingsniveau van eiser 5 is. Slechts in de functie van archiefmedewerker geldt een ervaringseis voor computergebruik voor 10%. Voorts verwijst verweerder naar artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten . Op grond daarvan wordt bij bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen in aanmerking genomen, die algemeen geaccepteerde arbeid waarmee betrokkene per uur het meest kan verdienen. Daaronder wordt mede begrepen arbeid waarvoor bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn en binnen zes maanden kunnen worden verworven, tenzij betrokkene niet over dergelijke bekwaamheden beschikt en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek dergelijke bekwaamheden niet kan verwerven. Onder deze bekwaamheden worden ten minste verstaan de mondelinge beheersing van de Nederlandse taal en eenvoudig computergebruik. In het geval van eiser kan dan ook gesteld worden dat hij aan de in het Schattingsbesluit gestelde voorwaarden kan voldoen, aldus verweerder.

9.3

De rechtbank overweegt hierover het volgende. Als voor een functie bekwaamheden nodig zijn die algemeen gebruikelijk zijn dan wel binnen zes maanden kunnen worden verworven, dan wordt verondersteld dat iemand daarover beschikt. In artikel 2 van de Regeling nadere invulling algemeen gebruikelijke bekwaamheden is vermeld dat onder (algemeen gebruikelijk) eenvoudig computergebruik als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van het Schattingsbesluit wordt verstaan: het bedienen van computerapparatuur voor zover dit nodig is bij functies waarvoor geen opleiding dan wel een opleidingsniveau tot afgerond basisonderwijs vereist is en waarvoor geen schriftelijke taalbeheersing nodig is. Nu de functie archiefmedewerker een hogere opleidingseis kent dan alleen afgerond basisonderwijs, valt het computergebruik in deze functie niet onder eenvoudig computergebruik dat algemeen gebruikelijk is. De arbeidsdeskundige b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende gemotiveerd dat eiser de voor deze functie benodigde ervaring met computergebruik binnen zes maanden kan verwerven, zodat terecht is verondersteld dat eiser over die bekwaamheid beschikt. Gesteld noch gebleken is dat hij deze bekwaamheid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek niet kan verwerven.

9.4

Het voorgaande betekent dan ook dat de arbeidskundige component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust.

10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de ZW-uitkering van eiser met ingang van 5 april 2019 terecht en op goede gronden beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Ook heeft verweerder eisers aanvraag om een WIA-uitkering per 4 april 2019 terecht en op goede gronden beëindigd omdat eiser de wachttijd van 104 weken niet heeft volbracht.

11. Het beroep is ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2020 door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature