U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vreemdelingenpiket. Maatregel van verwijdering uit EBTL is in strijd met arrest van het Hof van Justitie van 12 november 2019 inzake Haqbin tegen België, C-233/18. Verzoek vovo toegewezen.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

Zaaknummer: 20/556

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 januari 2020 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,

van onbekende nationaliteit,

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. E.L. Garnett),

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. Meijer).

Procesverloop

Op 23 januari 2020 heeft verweerder verzoeker op basis van artikel 10 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorie ën vreemdelingen (hierna: de Rva) een maatregel zoals vastgelegd in de Regeling onthoudingen verstrekkingen (hierna: de Rov) opgelegd (hierna: het bestreden besluit). Volgens verweerder heeft verzoeker zich zodanig gedragen dat maatregel 6 van de Rov gerechtvaardigd is, waarbij verzoeker voor de duur van veertien dagen alle verstrekkingen, met uitzondering van de ziektekosten, worden onthouden.

Verzoeker heeft tegen het bestreden beluit bij brief van 23 januari 2020 beroep ingesteld dat bij de rechtbank is geregistreerd onder nummer 20/560.

Bij verzoekschrift van 23 januari 2020 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij weer tot de opvang wordt toegelaten tot op het beroep is beslist.

Bij e-mailbericht van 23 januari 2020 heeft verweerder gereageerd op het verzoek.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) - voor zover hier van belang - kan, indien tegen een besluit beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Ingevolge artikel 8:83, eerste lid, van de Awb worden partijen zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Awb , kan de voorzieningenrechter, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, uitspraak doen zonder toepassing van het eerste lid. Daarvoor bestaat in dit geval aanleiding.

2. Verzoeker is op 22 december 2019 in de extra begeleidings- en toezichtlocatie (ebtl) in Hoogeveen geplaatst.

3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser zich op 23 januari 2020 in de ebtl agressief heeft gedragen. Hij heeft onder meer een medebewoner geslagen en een kopstoot gegeven. Het gedrag van verzoeker was volgens verweerder gewelddadig en gericht tegen zowel medebewoners als het personeel van het COa. Bij het bestreden besluit heeft verweerder meegewogen dat verzoeker zich eerder agressief heeft geuit. Verweerder is van mening dat op basis van deze feiten de opgelegde maatregel proportioneel en subsidiair is.

4. Verzoeker voert aan dat verweerder de maatregel die verweerder heeft opgelegd in strijd is met artikel 20 van Richtlijn 2003 /9/EG (hierna: de Opvangrichtlijn). Verzoeker wijst in dit verband op het arrest van het Hof van Justitie (hierna: het Hof) van 12 november 2019 inzake Haqbin tegen België, C-233/18.

5. Artikel 20, vierde lid, van de Opvan grichtlijn luidt:

De lidstaten kunnen sancties vaststellen op ernstige inbreuken op de regels met betrekking tot de opvangcentra en op ernstige vormen van geweld.

Artikel 20, vijfde lid, van de Opvan grichtlijn luidt:

De in de leden 1, 2, 3 en 4 van dit artikel bedoelde beslissingen tot beperking of intrekking van materi ële opvangvoorzieningen of sancties worden individueel, objectief en onpartijdig genomen en met redenen omkleed. De beslissingen worden genomen op grond van de specifieke situatie van de betrokkene, met name voor personen die onder artikel 21 vallen, en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. De lidstaten zien erop toe dat verzoekers te allen tijde toegang hebben tot medische hulp overeenkomstig artikel 19 en zorgen ervoor dat alle verzoekers van een waardige levensstandaard genieten.

Het COa kan op grond van artikel 10 van de Rva de in artikel 9, eerste lid, van de Rva bedoelde verstrekkingen beperken of, in uitzonderlijke gevallen, intrekken. In de Rov is geregeld dat verweerder bij ernstige gedragingen een maatregel kan opleggen van verwijdering uit de opvang.

6. De voorzieningenrechter overweegt dat het Hof van Justitie in het arrest Haqbin het volgende voor recht heeft verklaard:

“Artikel 20, leden 4 en 5, van richtlijn 2013 /33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming, gelezen in het licht van artikel 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat niet kan bepalen dat tot de sancties die aan een verzoeker kunnen worden opgelegd wegens ernstige inbreuken op de regels met betrekking tot de opvangcentra en wegens ernstige vormen van geweld, een sanctie behoort waarbij, al was het maar tijdelijk, wordt overgegaan tot de intrekking van de in artikel 2, onder f) en g), van die richtlijn bedoelde materi ële opvangvoorzieningen die betrekking hebben op huisvesting, voedsel of kleding, aangezien die verzoeker daardoor de mogelijkheid zou worden ontnomen om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften. Wanneer op grond van artikel 20, lid 4, andere sancties worden opgelegd, moet te allen tijde worden voldaan aan de in lid 5 van datzelfde artikel neergelegde voorwaarden, met name die welke verband houden met de eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel en de menselijke waardigheid. In het geval van een niet-begeleide minderjarige moet bij de oplegging van deze sancties, gelet op met name artikel 24 van het Handvest van de grondrechten, in het bijzonder rekening worden gehouden met het belang van het kind.”

6.1.

De voorzieningenrechter leidt uit deze overwegingen van het Hof af dat een lidstaat niet de maatregel van de verwijdering uit de opvang kan opleggen, ongeacht de ernst van de misdraging van de betreffende vreemdeling. De voorzieningenrechter volgt de stelling van verweerder niet dat het Hof met de verklaring voor recht uitsluitend minderjarigen op het oog heeft gehad. Dat leidt de voorzieningenrechter onder meer af uit rechtsoverweging 55, gelezen in samenhang met de rechtsoverwegingen 47 tot en met 52 van het arrest, waarin het Hof het volgende overweegt:

“In deze context moet - los van de in de punten 47 tot en met 52 van dit arrest uiteengezette algemene overwegingen - te allen tijde bijzondere aandacht worden besteed aan de situatie van de minderjarige wanneer een sanctie wordt opgelegd op grond van artikel 20, lid 4, van richtlijn 2013 /33, gelezen in samenhang met lid 5 van hetzelfde artikel. Geen van beide bepalingen staat er overigens aan in de weg dat de instanties van een lidstaat besluiten om de betrokken minderjarige toe te vertrouwen aan de diensten of de gerechtelijke instanties die met jeugdbescherming zijn belast.”

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het Hof in rechtsoverweging 55 weliswaar speciale aandacht vraagt voor de positie van minderjarigen, maar dat de conclusie van het Hof blijkens de rechtsoverwegingen 47 tot en met 52 is dat ten aanzien van elke asielzoeker geldt dat het op grond van de Opvangrichtlijn niet is toegestaan dat wordt overgegaan tot intrekking van materiële opvangvoorzieningen die betrekking hebben op huisvesting, voedsel en kleding bij wijze van sanctie. Daarbij wijst de voorzieningenrechter op rechtsoverweging 52 van het arrest, waarin het Hof alternatieve sancties noemt die kunnen worden opgelegd indien een bewoner van een opvangcentrum zich misdraagt. De bevoegdheid tot intrekking zoals neergelegd in artikel 10 van de Rva kan derhalve niet zo ver strekken dat op grond daarvan opvang, in de zin van onderdak in een daarvoor geschikte opvangvoorziening, aan een vreemdeling wordt onthouden, ook al is dat maar tijdelijk.

7. De voorzieningenrechter overweegt voorts - los van het voorgaande - dat uit de door verzoeker overgelegde medische gegevens blijkt dat hij op 22 december 2019 een serieuze suïcidepoging heeft gedaan, dat hij de afgelopen periode kampte met psychische problemen en dat hij in verband daarmee medicijnen gebruikt. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder de medische aspecten niet kenbaar heeft betrokken bij de besluitvorming. Ook in de reactie van verweerder op het verzoek is verweerder daarop niet ingegaan, terwijl verweerder die feiten en omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel had moeten betrekken bij het besluit.

8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder verzoeker ten onrechte de maatregel opgelegd van verwijdering uit de ebtl in Hoogeveen. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen zal dan ook worden toegewezen, in die zin dat aan verzoeker opvang wordt verleend tot op het beroep met kenmerk 20/560 is beslist.

9. Omdat het verzoek wordt toegewezen, veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde van € 525,-- per punt en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe;

- bepaalt dat verzoeker per direct wordt toegelaten tot de ebtl in Hoogeveen, totdat op het beroep met kenmerk 20/560 is beslist;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Pot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2020.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature