U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

21 jaar cel voor moord en wapenbezit

Een 53-jarige man is vandaag door de rechtbank in Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 jaar voor moord en wapenbezit. Verdachte schoot het slachtoffer op 7 augustus 2018 op klaarlichte dag buiten bij een eetgelegenheid volkomen onverwacht neer. De koelbloedigheid en het kennelijke gemak waarmee hij het slachtoffer heeft neergeschoten vindt de rechtbank uitermate schokkend.

Gevoel van onveiligheid

De moord heeft veel personen veel angst en een onveilig gevoel bezorgd en draagt ook bij aan het groeiende gevoel van onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft ook het risico genomen dat omstanders door kogels geraakt zouden worden. Een deel van de geloste schoten heeft het slachtoffer namelijk niet geraakt. In een bestelbus die geparkeerd stond bij de eetgelegenheid is een kogelgat aangetroffen. Klanten en medewerkers van de eetgelegenheid en voorbijgangers hebben de schoten gehoord en sommigen hebben de schietpartij zien gebeuren.

Bescherming van de maatschappij

Verdachte heeft aldoor gezwegen en geen openheid van zaken gegeven over de achtergronden van deze moord. Uit zijn houding valt ook niet af te leiden dat hij verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. Gelet op het strafblad, zijn handelwijze bij de moord en zijn houding op zitting is de kans op herhaling van dit soort ernstige geweldsmisdrijven zeer aanwezig. De maatschappij moet dan ook voor lange tijd tegen de man worden beschermd. Daarom legt de rechtbank de man voor de moord een gevangenisstraf op van 20 jaar. Hier komt nog een gevangenisstraf van 1 jaar bij, omdat hij bij zijn aanhouding in Spanje een semi-automatisch pistool met munitie bij zich had.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummers: 09/767301-18 (dagvaarding I) en 09/765003-20 (dagvaarding II)

Datum uitspraak: 26 juni 2020

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan te Alphen aan den Rijn.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 september 2019, 31 oktober 2019, 9 januari 2020, 17 maart 2020, 9 april 2020 (allen pro forma) en 12 juni 2020 (inhoudelijke behandeling).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie

mr. F.A. Kuipers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. I.A. van Straalen naar voren hebben gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

Ten aanzien van dagvaarding I

hij op of omstreeks 07 augustus 2018 te Delft [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (na kalm beraad en rustig overleg) met een vuurwapen een of meer kogels in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, waardoor die [slachtoffer] zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij daardoor is overleden;

Ten aanzien van dagvaarding II

hij op of omstreeks 25 juni 2019 te gemeente Cetina, Zaragoza (Spanje) en/of elders in Spanje een vuurwapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool merk CZ 85 B kaliber 9 mm Luger (9 x 19 mm) voorhanden heeft gehad.

3. Bewijsoverwegingen

3.1

Inleiding

Deze zaak gaat om een schietincident dat op 7 augustus 2018 iets na half 12 in de ochtend buiten bij [naam bedrijf] te Delft (hierna: [naam bedrijf] ) heeft plaatsgevonden, waarbij een zestigjarige man, genaamd [slachtoffer] , om het leven is gekomen.

Op 7 augustus 2018, omstreeks 11.35 uur, werd een surveillance-eenheid gestuurd naar [naam bedrijf] aan het [straatnaam] , waar een schietpartij zou hebben plaatsgevonden.

Het [straatnaam] is een doodlopende straat. [naam bedrijf] bevindt zich bij het inrijden van het [straatnaam] aan de rechterkant. Tegenover [naam bedrijf] bevindt zich aan de linkerzijde een parkeerplaats. Naast [naam bedrijf] , op ongeveer tien meter afstand, werd op het trottoir [slachtoffer] aangetroffen die kennelijk was neergeschoten. Na een korte poging om [slachtoffer] te reanimeren, is hij ter plaatse overleden. [slachtoffer] had een helm op en aan de achterzijde van de helm werd een inschot aangetroffen. In de helm zat een kogel van het kaliber 9 millimeter.

Tijdens een sectie op het lichaam van [slachtoffer] werden onder meer drie schotverwondingen geconstateerd, te weten twee links in de buurt van de oksel en één in de rug. Twee kogels zaten nog in zijn lichaam. Bij twee schotverwondingen werd de linkerlong geraakt. De drie schotverwondingen hebben geleid tot bloedverlies. De conclusie van de patholoog is dat [slachtoffer] is overleden door verwikkelingen van schotletsels, te weten verstoring van longfunctie en verbloeding.

Diverse getuigen ter plaatse hebben verklaard gezien te hebben dat bij [naam bedrijf] een man is weggereden op een motor van (vermoedelijk) het merk Harley Davidson. Volgens getuige NN01 droeg de man een zwarte leren jas zonder mouwen met daarop het opschrift “MC” en had hij een tatoeage in zijn gezicht en nek. Deze man op de motor zou [slachtoffer] hebben neergeschoten. Een andere getuige, [getuige 1] , heeft later in de middag verklaard dat [slachtoffer] is neergeschoten door “ [alias van verdachte] ”, die lid is van de Hells Angels. Ambtshalve is het de politie bekend dat “ [alias van verdachte] ” een alias is van de verdachte en dat de verdachte lid is van de Hells Angels. [getuige 1] heeft een foto van de verdachte herkend als “ [alias van verdachte] ”. Na onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakt van een zwarte motor van het merk Harley Davidson.

Naar aanleiding van het voorgaande is de verdenking ontstaan dat de verdachte de schutter is van het schietincident bij [naam bedrijf] . Hij is gesignaleerd en uiteindelijk op 25 juni 2019 in Spanje, in de gemeente Cetina, Zaragoza, aangehouden. Bij de verdachte is toen een semi-automatisch pistool aangetroffen.

De verdachte is na zijn aanhouding diverse malen gehoord door de politie en eenmaal door de rechter-commissaris in het kader van zijn inbewaringstelling. Telkens heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Bij de pro-formazittingen heeft de verdachte, voor zover hij daarbij aanwezig was, ook geen verklaring willen afleggen. Tijdens de inhoudelijke behandeling op 12 juni 2020 heeft de verdachte zich wederom beroepen op zijn zwijgrecht.

De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan moord, dan wel doodslag, op [slachtoffer] (dagvaarding I) en dat hij in Spanje een semi-automatisch pistool voorhanden heeft gehad (dagvaarding II).

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich – zoals verwoord in haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat de bij dagvaarding I impliciet primair ten laste gelegde moord en het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich – zoals verwoord in zijn pleitnotitie – primair op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat slechts de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend bewezen zou kunnen worden verklaard.

Voor zover nodig zal de rechtbank hieronder ingaan op wat de raadsman heeft aangevoerd.

Ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.4

De beoordeling van de tenlastelegging

3.4.1

Dagvaarding I

3.4.1.1 De verweren van de raadsman

Betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1]

De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, nu op diverse onderdelen geconcludeerd kan worden dat zij inconsistent, tegenstrijdig en in strijd met de waarheid heeft verklaard.

De rechtbank volgt dit verweer niet. [getuige 1] heeft als getuige meerdere zeer uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. De rechtbank overweegt dat [getuige 1] inderdaad niet op alle punten consistent heeft verklaard of het achterste van haar tong heeft laten zien. De door haar afgelegde verklaringen zijn echter in hoofdlijnen en op de essentiële punten consistent. Daarnaast worden – zoals hieronder bij de bespreking van het ten laste gelegde zal blijken – die punten op onderdelen bevestigd door de verklaringen van andere getuigen en vinden zij steun in overige (objectieve) bewijsmiddelen in het dossier.

De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman aangevoerde inconsistenties en tegenstrijdigheden in de verklaringen van [getuige 1] van onvoldoende gewicht zijn om haar verklaringen (in zijn geheel) uit te sluiten van het bewijs. Het verweer wordt daarom verworpen.

Betrouwbaarheid van de verklaringen van de anonieme getuige NN01 (hierna: NN01)

De raadsman heeft aangevoerd dat ook de verklaringen van NN01 niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, nu deze getuige op diverse punten inconsistent en onjuist heeft verklaard. Ook is deze getuige niet geconfronteerd met een foto van de verdachte. Deze getuige heeft bovendien geen formele identificatieprocedure doorlopen, waardoor de betrouwbaarheid van deze getuige niet door de verdediging kan worden getoetst.

De rechtbank volgt ook dit verweer niet. Ook NN01 heeft als getuige meerdere uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, die in hoofdlijnen en op essentiële punten consistent zijn. Bovendien worden de verklaringen van NN01 – zoals hieronder bij de bespreking van het ten laste gelegde feit zal blijken – op onderdelen bevestigd door de verklaringen van andere getuigen en vinden op punten steun in overige (objectieve) bewijsmiddelen in het dossier.

De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman aangevoerde onjuistheden en inconsistenties in de verklaringen van deze getuige van onvoldoende gewicht zijn om de verklaring van deze getuige (in zijn geheel) uit te sluiten van het bewijs. Dat er geen fotoconfrontatie met de verdachte heeft plaatsgevonden, doet aan het voorgaande niet af. Deze getuige heeft immers verklaard dat zij de verdachte al kende, omdat zij hem vaker heeft gezien bij [naam bedrijf] . Een fotoconfrontatie zou daarom geen meerwaarde hebben gehad.

Het feit dat NN01 niet een formele identificatieprocedure heeft doorlopen, brengt nog niet mee dat de betrouwbaarheid onvoldoende kan worden getoetst. De verdediging heeft immers ruimschoots de gelegenheid gehad deze getuige bij de rechter-commissaris te ondervragen. Er zijn slechts enkele vragen door de rechter-commissaris belet, omdat de beantwoording daarvan mogelijk de identiteit van de getuige had kunnen onthullen. Bovendien vormen de verklaringen van NN01 niet het enige en beslissende ('solely or to a decisive degree') bewijs, zoals blijkt uit de overige redengevende bewijsmiddelen welke hierna aan de orde zullen komen. Van schending van enige norm is dan ook geen sprake. Het verweer wordt verworpen.

Betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 2]

De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 2] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. [getuige 2] heeft volgens de raadsman bepaalde waarnemingen kennelijk onmogelijk kunnen doen en is hij sturend door de politie ondervraagd.

De rechtbank volgt ook dit verweer niet. De verklaringen van [getuige 2] worden – zoals hieronder bij de bespreking van het ten laste gelegde feit zal blijken – op onderdelen bevestigd door de verklaringen van andere getuigen en vinden op punten steun in overige (objectieve) bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman aangevoerde punten – wat daar ook van zij - van onvoldoende gewicht zijn om de verklaring van deze getuige (in zijn geheel) uit te sluiten van het bewijs. Het verweer wordt daarom verworpen.

3.4.1.2 De bewijsmiddelen en de overwegingen van de rechtbank

Was de verdachte op 7 augustus 2018 met zijn motor aanwezig bij [naam bedrijf] ?

[getuige 1] heeft verklaard dat zij op 7 augustus 2018 met [slachtoffer] in [naam bedrijf] was. Zij heeft toen daar ook “ [alias van verdachte] ” gezien.

De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 7 augustus 2018 rond 10.30 uur bij [naam bedrijf] was. Toen hij daar aankwam, zag hij “ [alias van verdachte] ” buiten zitten bij [naam bedrijf] .

Een getuige heeft op 7 augustus 2018 rond het tijdstip dat volgens de getuigen de schutter zou zijn weggereden op de motor foto’s gemaakt van de mogelijke schutter en van de motor waarop de mogelijke schutter zou zijn weggereden. Er wordt gerelateerd dat op de foto’s is te zien dat een blanke man wegrijdt op een zwarte motor van het merk Harley Davidson. De man draagt geen shirt, maar een leren vest met op de achterkant de “full colors” van de Hells Angels. Ook is te zien dat de man tatoeages op zijn armen heeft. Op de rechter voorvork van de motor is een rode streep / tekst te zien. Op de foto is deels het kenteken [kenteken] leesbaar. De motor heeft een korte zwarte uitlaat met hiervoor een stuk geperforeerd zwarte hitteschild. Boven de koplamp zit een zwart stuurtasje aan het stuur. Op de account van de verdachte op Facebook stonden meerdere foto’s van een zwarte motor van het merk Harley Davidson, model Night Train. Deze motor vertoont grote gelijkenissen met de motor op de foto’s die de getuige heeft gemaakt.

Op de voorvork zit een sticker met rode letters van de Hells Angels. Er zit op de motor een korte zwarte uitlaat met een zwarte geperforeerde hitteschild. Boven de koplamp zit een zwart stuurtasje. Dit zijn geen standaard onderdelen van een Harley Davidson, model Night Train. Een verbalisant heeft de bestuurder op de motor op de foto’s van de getuige herkend als de verdachte.

Tussenconclusie I

Aangezien [getuige 1] een foto van de verdachte heeft herkend als “ [alias van verdachte] ” en in het politiesysteem staat vermeld dat “ [alias van verdachte] ” een alias is van de verdachte, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte de “ [alias van verdachte] ” is waarover [getuige 1] en [getuige 3] hebben verklaard.

Uit de voorgaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang gezien – concludeert de rechtbank dan ook dat de verdachte op 7 augustus 2018 ten tijde van het schietincident met de bij hem in gebruik zijnde zwarte Harley Davidson motor aanwezig was bij [naam bedrijf] .

Was de verdachte de schutter?

[getuige 1] heeft verklaard dat zij en [slachtoffer] op 7 augustus 2018 op de motor van [slachtoffer] naar [naam bedrijf] zijn gereden. Toen zij daar aankwamen, heeft [slachtoffer] zijn motor achter [naam bedrijf] gezet. Nadat zij en [slachtoffer] binnen in [naam bedrijf] iets hadden gedronken en gegeten, hebben zij samen [naam bedrijf] verlaten. Buiten deed [slachtoffer] zijn helm weer op. [getuige 1] zag buiten “ [alias van verdachte] ” staan. Zij heeft een sigaret aan hem gevraagd en is met hem in een gesprek geraakt. Kort daarna is [getuige 1] achter [slachtoffer] aangelopen naar zijn motor. Toen zij bij de motor van [slachtoffer] stonden, zag [getuige 1] dat [slachtoffer] door “ [alias van verdachte] ” van achteren werd vastgepakt. Vervolgens hoorde zij een harde knal en zag zij dat [slachtoffer] door “ [alias van verdachte] ” van dichtbij is neergeschoten. Zij zag ook dat “ [alias van verdachte] ” een pistool vast had. Uit angst is zij het toilet van [naam bedrijf] ingevlucht. Daar hoorde zij nog een aantal schoten. Toen zij weer uit het toilet kwam, zag zij [slachtoffer] buiten op de grond liggen. Zij zag ook dat “ [alias van verdachte] ” is weggereden.

NN01 heeft verklaard dat zij ter hoogte van de parkeerautomaat van de parkeerplaats van het [straatnaam] stond, toen zij een aantal knallen hoorde. Toen zij zich omdraaide, zag zij van een afstand van tussen de drie en vijf meter de verdachte - die zij herkende, omdat hij wel vaker bij [naam bedrijf] komt- met een gestrekte arm en met een wapen in zijn hand richting [slachtoffer] lopen die bij een motor stond. Zij hoorde dat de verdachte vervolgens nog twee of drie keer schoot. Zij zag dat [slachtoffer] probeerde struikelend weg te rennen.

[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 7 augustus 2018 zijn auto tegenover [naam bedrijf] had geparkeerd. Hij hoorde vervolgens een aantal knallen. Hij zag een persoon die hij kende als “ [alias van verdachte] ” lopen met een pistool in zijn hand. “ [alias van verdachte] ” liep om, stapte op zijn motor en reed weg. [getuige 2] wijst op een foto de verdachte aan als “ [alias van verdachte] ”.

De rechtbank overweegt dat de verklaringen van bovengenoemde getuigen in grote lijnen met elkaar overeenkomen. Kort gezegd kan uit deze verklaringen afgeleid worden dat de verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft neergeschoten. Deze verklaringen worden ook in enige mate ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 4] . Zij heeft – samengevat – verklaard dat zij, toen zij met haar auto bij het Kalverbos voor het verkeerslicht stilstond, een aantal knallen hoorde. Toen zij richting [naam bedrijf] keek, zag zij een man met een gestrekte arm lopen. Deze man was kaal en had een zwart motorhesje aan. Deze man had zij even tevoren op een Harley Davidson zien zitten. Daarna hoorde zij nog een paar knallen.

De verklaring van [getuige 4] wijkt voor wat betreft de plaats waar de mogelijke schutter liep en waar de motor van de mogelijke schutter stond weliswaar af van de verklaringen van voormelde getuigen, maar de rechtbank acht het uitgesloten dat [getuige 4] het over een andere persoon heeft dan de persoon genoemd in de verklaringen van [getuige 1] , NN01 en [getuige 2] . In het dossier is geen enkel aanknopingspunt aanwezig dat tijdens het schietincident nog een motorrijder op een Harley Davidson met een motorhesje aan aanwezig was bij [naam bedrijf] . De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman, dat de verdachte gegeven de verklaring van [getuige 4] , niet de schutter geweest kan zijn.

Voorts vinden de verklaringen van [getuige 1] , NN01 en [getuige 2] steun in het forensisch onderzoek. Op het wegdek gelegen achter [naam bedrijf] en op het bordes van de nabijgelegen woning werden in totaal zes hulzen aangetroffen.

Een deskundige van het NFI heeft geconcludeerd dat er sterke aanwijzingen zijn (extreem veel waarschijnlijker en minimaal zeer veel waarschijnlijker) dat de hulzen zijn verschoten met één vuurwapen.

Op de hulzen is celmateriaal aangetroffen. Het celmateriaal is vergeleken met het DNA-profiel van de verdachte. De hypothese dat het DNA-profiel op één van de hulzen kan worden verklaard door de aanwezigheid van het DNA van de verdachte is 10 miljard keer waarschijnlijker dan de hypothese dat het DNA afkomstig is van een onbekende persoon die geen bloedverwant is van de verdachte.

Van een andere huls heeft een deskundige geconcludeerd dat de hypothese dat het DNA op de huls van de verdachte en een onbekende persoon afkomstig is, 10 miljoen keer waarschijnlijker is dan de hypothese dat het DNA niet van de verdachte maar van twee onbekende personen afkomstig is.

Van een derde huls heeft een deskundige geconcludeerd dat de hypothese dat het DNA op de huls van de verdachte en een onbekende persoon afkomstig is, 10 miljard keer waarschijnlijker is dan de hypothese dat het DNA niet van de verdachte maar van twee onbekende personen afkomstig is.

Na een schotrestenonderzoek aan de kleding van [slachtoffer] heeft een deskundige van het NFI geconcludeerd dat met betrekking tot de schotverwonding op de borst de stelling dat de schotafstand tussen 10 en 50 centimeter was, veel waarschijnlijker is dan de stelling dat de schotafstand kleiner dan 10 of groter dan 50 centimeter was.

Met betrekking tot de twee andere schotverwondingen is de stelling dat de schotafstand groter was dan 50 centimeter waarschijnlijker dan de stelling dat de schotafstand kleiner dan 50 centimeter was.

Tussenconclusie II

De rechtbank concludeert dat vorenstaande bevindingen uit het forensisch onderzoek stroken met de verklaringen van [getuige 1] , NN01 en [getuige 2] . De schoten zijn zeer waarschijnlijk met één vuurwapen gelost, wat overeenkomt met de verklaringen dat er één schutter was die meerdere keren op [slachtoffer] heeft geschoten. Op drie hulzen is DNA-materiaal aangetroffen dat statistisch gezien aan de verdachte kan worden gekoppeld. De verdachte heeft voor het aantreffen van zijn DNA geen enkele, laat staan aannemelijke, verklaring gegeven. De enkele stelling van de raadsman dat een huls een verplaatsbaar object is, is onvoldoende om het voor de verdachte belastende karakter van de resultaten van het onderzoek van het DNA-materiaal te weerleggen. Uit het schotrestenonderzoek blijkt bovendien dat één schot van dichtbij op [slachtoffer] is gelost, hetgeen strookt met de verklaring van [getuige 1] . De andere twee schoten zijn vanaf een grotere afstand gelost. Dit komt overeen met de verklaring van NN01, dat de schutter met gestrekte arm richting [slachtoffer] liep en schoot.

De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte degene is geweest die met een vuurwapen een aantal kogels heeft afgevuurd op [slachtoffer] , als gevolg waarvan [slachtoffer] is komen te overlijden.

Was sprake van voorbedachte raad?

De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.

De verdachte heeft geen enkele verklaring willen afleggen over wat er op 7 augustus 2018 bij [naam bedrijf] heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal bij haar beoordeling of sprake is van voorbedachte raad daarom uitgaan van de uiterlijke verschijningsvorm die op basis van feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen naar voren is gekomen. Daarbij acht de rechtbank het volgende van belang.

Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een reeds ver van tevoren opgezet plan had om [slachtoffer] die dag bij [naam bedrijf] van het leven te beroven, omdat daarvoor simpelweg ieder aanknopingspunt ontbreekt. Een voorbedachte raad kan echter ook een plan behelzen dat korter in tijd is vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is geweest. Daarvoor is het volgende redengevend.

Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat de verdachte, toen [getuige 1] en [slachtoffer] vanuit [naam bedrijf] naar buiten kwamen, een gesprek had met [getuige 1] . Verder zijn er aanwijzingen die aannemelijk maken dat de verdachte al vóór dat gesprek [slachtoffer] en [getuige 1] had gezien in of bij [naam bedrijf] . Op het moment dat [getuige 1] na het gesprek met de verdachte achter [slachtoffer] aanliep, is de verdachte [slachtoffer] en [getuige 1] gevolgd naar de achterzijde van [naam bedrijf] , waar de motor van [slachtoffer] stond. Naar het oordeel van de rechtbank kan ervan worden uitgegaan dat in ieder geval op het moment dat de verdachte besloot om achter [slachtoffer] en [getuige 1] aan te lopen – maar wellicht al eerder, toen hij hen in of bij [naam bedrijf] had gezien - hij het besluit heeft genomen om [slachtoffer] van het leven te beroven. Immers de verdachte is achter [slachtoffer] en [getuige 1] aangelopen naar de achterzijde van [naam bedrijf] , terwijl hij een vuurwapen bij zich had. Bij [slachtoffer] aangekomen, heeft hij [slachtoffer] van achteren vastgepakt en hem direct van dichtbij neergeschoten zonder ook maar een woord te zeggen. Uit de verklaringen van diverse getuigen blijkt dat aan het schietincident geen ruzie of woordenwisseling vooraf is gegaan. Uit verschillende getuigenverklaringen kan verder opgemaakt worden dat de verdachte, na de eerste serie schoten, [slachtoffer] is blijven volgen en dat hij daarna nog een aantal schoten heeft gelost. Vervolgens is de verdachte rustig naar zijn motor gelopen, opgestapt en weggereden.

Gelet op deze kalme en rustige wijze van het handelen van de verdachte concludeert de rechtbank dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Het staat voor de rechtbank dan ook vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.

De rechtbank is verder van oordeel dat geen contra-indicaties aannemelijk zijn geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. In het dossier wordt door diverse getuigen verklaard dat er in het roddelcircuit geruchten waren over een mogelijk conflict of ruzie tussen de verdachte en [slachtoffer] . De verdachte heeft hierover echter geen verklaring afgelegd. Omdat de geruchten niet eenduidig zijn en een conflict of ruzie niet aannemelijk is geworden - laat staan vastgesteld kan worden - kunnen bedoelde geruchten niet als een zwaarwegende contra-indicatie voor voorbedachte raad beschouwd worden.

Zoals overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte niet een reeds ver van tevoren opgezet plan had om [slachtoffer] die dag van het leven te beroven, maar dat dat wilsbesluit ter plekke bij [naam bedrijf] is genomen. Dat de verdachte het feit heeft gepleegd in de kleding van zijn motorclub bij een eetgelegenheid waar veel bekenden van hem aanwezig (konden) zijn, vormt in dat licht bezien geen zwaarwegende contra-indicatie voor de door de rechtbank aanwezig geachte voorbedachte raad.

Eindconclusie

De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht moord wettig en overtuigend bewezen.

3.4.2

Dagvaarding II

Op 25 juni 2019 om 18.40 uur werd de verdachte door leden van de eenheid Verkeer van Calatayud, Zaragoza, te Spanje gecontroleerd. In de heuptas van de verdachte werd een pistool aangetroffen. In het wapen zat een patroon met daarin dertien patronen.

Na onderzoek bleek het wapen een semi-automatisch pistool van het merk CZ, model 85B, kaliber 9 mm Luger (9 x 19 mm) te zijn.

Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het bij dagvaarding II ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:

Ten aanzien van dagvaarding I

hij op 07 augustus 2018 te Delft [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen kogels in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, waardoor die [slachtoffer] zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij daardoor is overleden;

Ten aanzien van dagvaarding II

hij op 25 juni 2019 te gemeente Cetina, Zaragoza (Spanje) een vuurwapen van categorie III, te weten een semi-automatisch pistool merk CZ 85 B kaliber 9 mm Luger (9 x 19 mm) voorhanden heeft gehad.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie disproportioneel is. Hij heeft de rechtbank verzocht – als het tot een bewezenverklaring en strafoplegging komt - aansluiting te zoeken bij straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, te weten, indien de rechtbank doodslag bewezen acht, een gevangenisstraf voor de duur van 8 tot 12 jaren en, indien de rechtbank moord bewezen acht, een gevangenisstraf voor de duur van 14 tot 18 jaren.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde volgt dat alleen kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft de rechtbank met het volgende rekening gehouden.

De moord op [slachtoffer]

De verdachte heeft [slachtoffer] weloverwogen doodgeschoten. Daarmee heeft hij [slachtoffer] het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt, te weten het recht op leven. Moord behoort daarom tot de zwaarste categorie strafbare feiten die de wet kent. De wetgever heeft voor moord als maximumstraf een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste 30 jaren vastgesteld. Binnen de rechtspraak bestaan voor dit delict geen landelijke oriëntatiepunten. De rechtbank heeft in aanmerking genomen de straffen die recentelijk in andere zaken zijn opgelegd voor een enkelvoudige moord. De rechtbank verwijst daartoe naar twee recente uitspraken. De ene uitspraak is van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 22 maart 2019 en ging over de moord op een zakenman in Bilthoven, waarvoor een gevangenisstraf van twintig jaar is opgelegd (Hof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2019:2508). De andere uitspraak komt van het Hof Den Haag. Het Hof veroordeelde op 23 juli 2019 in een liquidatiezaak een medepleger van moord (niet degene die geschoten had, maar degene die de auto bestuurde) tot een gevangenisstraf van tweeëntwintig jaar (Hof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2019:1975). In beide zaken is cassatieberoep ingesteld, en beide beroepen zijn door de Hoge Raad onlangs verworpen (ECLI:NL:HR:2020:914 en ECLI:NL:HR:2020:540). Hoewel de rechtbank zich realiseert dat iedere zaak uniek is en het slechts tot op zekere hoogte mogelijk is om te vergelijken met andere zaken, blijkt uit een analyse van recente rechterlijke uitspraken dat doorgaans voor een enkelvoudige moord een gevangenisstraf wordt opgelegd tussen de 18 en 22 jaren.

De rechtbank stelt voorop dat door de zwijgzame houding van de verdachte geen enkel inzicht is verkregen in de achtergronden van deze moord. Hierdoor wordt het verwerkingsproces bij de nabestaanden ernstig bemoeilijkt en blijven zij achter met onbeantwoorde vragen. Dat komt nog bij het onherstelbare leed dat hen door de moord is aangedaan.

Wat het feit zelf betreft, geldt dat de koelbloedigheid en het kennelijke gemak waarmee de verdachte [slachtoffer] op klaarlichte dag buiten bij een eetgelegenheid heeft neergeschoten, als uitermate schokkend moeten worden aangemerkt. Het slachtoffer is volkomen onverwacht op meedogenloze wijze neergeschoten en heeft op geen enkele wijze zijn vreselijke lot kunnen ontkomen. Hij is zelfs in zijn rug geschoten en heeft mede daardoor geen enkele kans gehad.

Daarbij heeft de verdachte ook het risico op de koop toegenomen dat omstanders door kogels geraakt zouden worden. Een deel van de geloste schoten heeft [slachtoffer] niet geraakt. In een bestelbus die geparkeerd stond bij de eetgelegenheid is een kogelgat aangetroffen. De omstandigheid dat geen omstanders gewond zijn geraakt is niet aan verdachte te danken en maakt het meedogenloze handelen van de verdachte niet minder ernstig. Ook het voor de samenleving schokkende karakter van dit feit is daar niet minder om. Toegesnelde getuigen hebben [slachtoffer] , die zwaargewond op de grond lag, geprobeerd te helpen. Klanten en medewerkers van de eetgelegenheid en voorbijgangers hebben schoten gehoord en/of de schietpartij zien gebeuren. De moord heeft vele personen veel angst en een onveilig gevoel bezorgd en draagt ook bij aan het groeiende gevoel van onveiligheid in de maatschappij.

De rechtbank acht het uit een oogpunt van normbevestiging en vergelding noodzakelijk een hoge gevangenisstraf op te leggen. Daarbij speelt een rol dat uit de houding van de verdachte op geen enkele wijze valt af te leiden dat hij verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor zijn handelen. Van enige blijk van wroeging richting de nabestaanden is al helemaal geen sprake geweest.

De handelwijze van de verdachte en zijn houding op zitting doen vrezen voor herhaling van dit soort ernstige geweldsmisdrijven. De maatschappij moet dan ook voor lange duur tegen de verdachte worden beschermd.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voor de moord op [slachtoffer] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren passend en geboden is.

Wapenbezit

De verdachte is ook schuldig aan wapenbezit. Bij zijn aanhouding in Spanje heeft de politie onder andere een geladen semi-automatisch pistool aangetroffen.

Tegen wapenbezit wordt in de regel streng opgetreden met het oog op de veiligheid van personen en om te voorkomen dat wapens voor criminele activiteiten worden gebruikt. Bij een first offender zou het wapen dat bij de verdachte in beslag is genomen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 6 maanden op zijn plaats zijn. Bij het bepalen van de duur van de in dit geval op te leggen straf heeft de rechtbank met het volgende rekening gehouden.

De verdachte is eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld. Het is daarnaast zeer verontrustend dat de verdachte na de moord op [slachtoffer] beschikte over een semi-automatisch pistool. De verdachte heeft laten zien niet terug te deinzen voor het gebruik van vuurwapens. Dat maakt dat het voorhanden hebben van dergelijke wapens in het geval van de verdachte, nog meer dan bij ieder ander, een onaanvaardbaar risico oplevert.

Vanwege deze bijzonder strafverzwarende omstandigheden is een straf hoger dan gebruikelijk op zijn plaats. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar geboden voor het voorhanden hebben van het wapen.

De persoon van de verdachte

De rechtbank zijn geen persoonlijke omstandigheden van de verdachte bekend die aanleiding geven daar bij de strafoplegging rekening mee te houden. Uit het strafblad van de verdachte van 14 mei 2020 volgt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (gewelds)delicten en (vuur)wapenbezit.

Slotsom

De slotsom is dat de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 21 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7 De vordering van de benadeelde partij

[naam nabestaande] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.258,33, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.

7.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft opgemerkt dat in de factuur die als bijlage 2 bij de vordering is gevoegd, wordt verwezen naar een andere factuur met het nummer “59872”. Deze factuur is niet bij de vordering gevoegd. Voorts acht de raadsman het bedrag aan zaalhuur dat in bijlage 4 van de vordering wordt genoemd, een merkwaardig bedrag. In zoverre acht de raadsman de vordering onvoldoende onderbouwd.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

De vordering is door en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door of namens de verdachte niet voldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de kosten, genoemd in de vordering en toegelicht in de bijlagen, heeft gemaakt. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I bewezenverklaarde feit, ter grootte van de gevorderde bedragen, met een totaal van € 3.258,33.

De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen.

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van de data waarop de betreffende kosten zijn gemaakt, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die data is ontstaan, te weten:

- De Zonnebloem rouwarrangement en rozen ad € 390,00, factuurdatum 20 augustus 2018;

- De laatste Eer Uitvaartverzorging ad € 1.085,33, vervaldatum 21 september 2018;

- De laatste Eer Uitvaartverzorging ad € 12,00, vervaldatum 23 oktober 2018;

- Herinneringsbijeenkomst ad €1.771,00, factuurdatum 4 september 2018.

Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Nu de verdachte voor het bij dagvaarding I bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de gevorderde bedragen met een totaal van € 3.258,33, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de hierna vermelde data, tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [naam nabestaande] :

- De Zonnebloem rouwarrangement en rozen ad € 390,00, factuurdatum 20 augustus 2018;

- De laatste Eer Uitvaartverzorging ad € 1.085,33, vervaldatum 21 september 2018;

- De laatste Eer Uitvaartverzorging ad € 12,00, vervaldatum 23 oktober 2018;

- Herinneringsbijeenkomst ad €1.771,00, factuurdatum 4 september 2018.

8 De inbeslaggenomen goederen

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 9 en 18 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat de onder 1 tot en met 6 en 10 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de onder 7, 8, 11 tot en met 17 en 19 tot en met 22 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen opmerkingen met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6, 9, 10 en 18 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten, dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 7, 8, 11 tot en met 17 en 19 tot en met 22 genummerde voorwerpen.

9 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:

- 36 b, 36c, 36f, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht;

- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10 De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I impliciet primair en bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

ten aanzien van dagvaarding I

moord

ten aanzien van dagvaarding II

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 21 (EENENTWINTIG) JAREN;

bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, voorlopige hechtenis en detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering of om overlevering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam nabestaande]:

een bedrag van € 390,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 augustus 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;

een bedrag van € 1.085,33, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 september 2018 tot de dag van de algehele voldoening;

een bedrag van € 12,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;

een bedrag van €1.771,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van:

een bedrag van € 390,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 augustus 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;

een bedrag van € 1.085,33, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 september 2018 tot de dag van de algehele voldoening;

een bedrag van € 12,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;

een bedrag van €1.771,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening,

ten behoeve van [naam nabestaande];

bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling zal worden toegepast voor de duur van in totaal 42 dagen;

de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;

verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6, 9, 10 en 18 genummerde voorwerpen;

gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 7, 8, 11 tot en met 17 en 19 tot en met 22 genummerde voorwerpen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. Y.J. Wijnnobel-Van Erp, voorzitter,

mr. N.F.H. van Eijk, rechter,

mr. L. Kelkensberg, rechter,

in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juni 2020.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het onderzoeksnummer DHRAB18007 / Golf 18, van de politie eenheid Den Haag, Team Grootschalige Opsporing, met bijlagen, tenzij anders aangegeven.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van bevindingen blz. 6 en 7 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 47.

Forensisch dossier, rapport van het NFI d.d. 6 september 2018, blz. 19 en 20.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , blz. 105, en proces-verbaal van verhoor getuige NN01, blz. 110,

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van verhoor getuige NN01, blz. 110.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , blz. 119.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van bevindingen, blz. 54.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van bevindingen, blz. 55.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van bevindingen blz. 82.

Proces-verbaal D-Dossier, proces-verbaal van bevindingen Spanje, blz. 866.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op 26 februari 2020, punt 18.

Proces-verbaal A-Dossier, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , blz. 324.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van bevindingen ontvangst foto’s Harley Davidson PD, blz. 57.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van bevindingen, blz. 82-84 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 77.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van bevindingen, blz. 78.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op 7 februari 2020, de punten 9, 12, 13, 16, 17, 21 en 33, en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op 26 februari 2020, de punten 18, 24, 25, 28, 32 en 34.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van verhoor van de getuige nummer 01, p. 111.

Proces-verbaal van verhoor getuige NN01, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op 15 januari 2020, de punten 10 tot en met 13.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] , blz. 163 en 164, en proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] , blz. 173 en 174.

Proces-verbaal Voorgeleidingsdossier, proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] , blz. 165 en bijlage op blz. 170.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris op 15 januari 2020, de punten 13, 16, 17 en 21.

Forensisch dossier, proces-verbaal Sporenonderzoek, blz. 78.

Forensisch dossier, rapport van het NFI d.d. 24 september 2018, blz. 279.

Forensisch dossier, rapport forensisch DNA-onderzoek, blz. 264 en 265.

Aanvullend statistiek m.b.t. DNA-onderzoek Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek d.d. 13 januari 2020.

Forensisch dossier, rapport van het NFI d.d. 7 november 2018, blz. 292

Proces-verbaal A-Dossier, pv feitenrelaas, blz. 344.

Proces-verbaal D-Dossier, proces-verbaal, blz. 868.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature