Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Asiel Algerije. Homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig geacht. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: NL20.6540

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.R.D. Leene).

Procesverloop Bij besluit van 5 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser en verweerder hebben toestemming gegeven om de zaak op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht af te doen zonder zitting.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de gemachtigde van eiser heeft een reactie ingediend. Na het wisselen van deze schriftelijke stukken hebben partijen toestemming gegeven zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft hierop het onderzoek gesloten en bepaald dat uitspraak wordt gedaan.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op

[geboortedatum] 1991.

2. Eiser heeft op 4 oktober 2016 een eerste aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij Algerije heeft verlaten omdat hij daar geen kans heeft op een baan en geen kans heeft om een

toekomst op te bouwen. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 25 januari 2017 afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel ingediend.

Op 26 januari 2017 is betrokkene met onbekende bestemming vertrokken. Vervolgens is eiser gesignaleerd in Frankrijk, Zwitserland en België. Eiser is meerdere keren nadat hij zou worden overgedragen aan Nederland met onbekende bestemming vertrokken. Daarna is eiser in België gesignaleerd en is hij aan Nederland overgedragen.

3. Op 23 januari 2020 heeft eiser een herhaalde aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft aan de onderhavige aanvraag ten grondslag gelegd dat homoseksueel is en dat hij vreest voor een onevenredige behandeling in zijn

land van herkomst.

4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

- nationaliteit, identiteit en herkomst;

- de homoseksuele gerichtheid van eiser.

Verweerder acht de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar de gestelde homoseksuele gerichtheid niet. Omdat Algerije, met uitzondering van twee categorieën waaronder LHBTI’s, als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en eisers geaardheid niet wordt geloofd, geldt het rechtsvermoeden dat Algerije voor eiser als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Algerije ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, e en g van de Vw .

5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte stelt dat hij geen inzicht heeft gegeven in de beleving en het chronologisch verloop van zijn seksuele geaardheid. Ook zijn de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid, anders dan verweerder stelt, niet aan te merken als vaag en/of wisselend. Verweerder heeft de verklaringen van eiser, de aanvullingen en correcties en de zienswijze onvoldoende kenbaar in het besluit betrokken en onvoldoende

gemotiveerd dat eiser zijn gestelde geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt.

Verder stelt eiser dat homoseksueel gedrag in Algerije niet in het openbaar kan plaatsvinden. Gebeurt dat toch, dan kan dat onmiddellijk negatieve consequenties hebben en leiden tot strafvervolging. De conclusie van verweerder dat eiser nooit problemen heeft ondervonden, van welke zijde dan ook, is niet juist. Zo heeft de neef van eiser hem aan de tand gevoeld over zijn geaardheid.

Voorts stelt eiser, anders dan verweerder, dat zijn verklaringen over zijn relatie met [A] niet in tegenspraak met de correcties en aanvullingen zijn. Met [A] had eiser ongeveer vier maanden intensief contact. Zij was verliefd op hem, maar hij niet op haar. Eiser heeft haar dat duidelijk gemaakt, waarna zij afstand heeft genomen. In zijn verklaringen spreekt eiser nergens over een seksuele relatie.

Met betrekking tot de relatie met [B] kan de motivering van verweerder ook geen

stand houden. Verweerder poogt [B] als een vrouw te kwalificeren om toe te werken naar een conclusie met betrekking tot de seksuele geaardheid van eiser. Deze motivering vindt echter geen steun in het gehoor, de correcties en aanvullingen en de zienswijze. Eiser spreekt immers consequent over [B] als een man.

Tot slot stelt eiser dat hij minder lang in Nederland heeft verbleven dan waar verweerder van uitgaat, zodat niet van eiser kan worden verwacht dat hij meer kan verklaren over de situatie van LHBTI in Nederland.

6. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder eisers homoseksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

6.1

Eiser heeft gesteld dat het gehoor weinig diepgang vertoont en dat onvoldoende is doorgevraagd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser dit niet met concrete voorbeelden heeft onderbouwd. Voorts is de rechtbank van oordeel dat uit het gehoor blijkt dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld te verklaren en dat verweerder op een aantal punten nadere vragen aan eiser heeft gesteld.

De stelling van eiser dat hij niet vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn homoseksualiteit, maar dat de gehoorambtenaar alles een relatie noemt en daardoor onduidelijkheden zijn ontstaan, slaagt niet. Verweerder heeft daartoe niet ten onrechte overwogen dat eiser zelf had kunnen toelichten om wat voor een soort relatie het ging; een seksuele, een vriendschappelijke of een vertrouwensrelatie. Niet valt in te zien waarom eiser dit niet tijdens het gehoor heeft kunnen doen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de gehoren niet zorgvuldig zouden zijn verlopen.

6.2

Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser tijdens het gehoor opvolgende aanvraag vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn gestelde homoseksualiteit. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiser eerst in het gehoor opvolgende aanvraag heeft verklaard dat hij op zijn 15/16e jaar relaties heeft gehad met mannen en vrouwen. Later in het gehoor heeft eiser verklaard dat hij een eerste relatie met een man heeft gehad op zijn 20/21e. Daarnaast heeft eiser eerst verklaard dat hij één relatie heeft gehad met een vrouw toen hij 17 of 18 jaar oud was, terwijl hij daarna heeft verklaard dat hij drie of vier relaties heeft gehad met vrouwen.

6.3

Verder heeft verweerder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn eerste relatie met een vrouw genaamd [A] . Enerzijds heeft eiser verklaard dat hij niet goed kan uitleggen of het nou echt een relatie was en anderzijds heeft hij verklaard dat zijn eerste enige relatie met een vrouw echte liefde was en dat de andere relaties met vrouwen feitelijk van korte duur waren.

In de zienswijze is door eiser aangevoerd dat [A] een goede schoolvriendin was met wie hij een vertrouwensband had. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien waarom eiser niet consistent en coherent over zijn relatie met [A] kan verklaren. Verweerder heeft eiser gevraagd of hij ooit verliefd is geweest op een vrouw of in een intieme relatie is geweest met een vrouw, waarop eiser heeft verklaard dat dit 1 keer is gebeurd met [A] .

6.4

Eiser heeft verder verklaard dat hij een relatie is aangegaan met een transseksueel genaamd [B] , waarover hij heeft verklaard “Hij was een man en is omgebouwd naar een vrouw”. Verweerder heeft ten aanzien van deze relatie niet ten onrechte overwogen dat het als opmerkelijk kan worden beschouwd dat eiser zich aangetrokken voelde tot een vrouw in een periode waarin eiser stelt alleen op mannen te vallen.

6.5

De stelling van eiser dat zijn neef [C] wantrouwig was en hem vragen heeft gesteld nadat hij eiser met een jongen op straat zag lopen, leidt eveneens niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft hiertoe niet ten onrechte gesteld dat eiser desgevraagd in het gehoor expliciet heeft verklaard dat niemand in Algerije op de hoogte was van zijn seksuele gerichtheid, dat hij het geheim hield en niet durfde te openbaren. Dat eiser pas bij de correcties en aanvullingen verklaart door zijn neef [C] aan de tand te zijn gevoeld, doet niet ten onrechte volgens verweerder afbreuk aan de geloofwaardigheid van deze verklaring. Dat eiser problemen zou hebben ondervonden als gevolg van zijn homoseksualiteit, wordt door verweerder dan ook niet ten onrechte niet gevolgd.

6.6

Verder heeft eiser zeer summier verklaard over de situatie van LHBT’s in zijn land van herkomst en in Nederland. Het ontbreken van kennis van de algehele situatie heeft verweerder bevreemdend kunnen achten omdat eiser stelt te vrezen vanwege zijn seksuele gerichtheid.

6.7

Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet de door eiser gewenste waarde aan de bij correcties en aanvullingen ingediende gewijzigde verklaringen heeft hoeven toe kennen. Verweerder heeft tot de conclusie kunnen komen dat de gestelde seksuele gerichtheid en daarmee ook de daaropvolgende problemen ongeloofwaardig zijn.

6.8

Algerije is door verweerder als veilig land van herkomst aangemerkt, waardoor sprake is van een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Algerije geen internationale bescherming nodig hebben, zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 10 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:45). Gelet op het voorgaande ligt het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Algerije niet langer als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, of dat het land in zijn individuele geval niet als veilig is aan te merken. Nu eiser geen andere problemen dan de problemen als gevolg van zijn gestelde seksuele gerichtheid aan zijn asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd, is eiser hierin niet geslaagd. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw en de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond afgewezen.

7. Het beroep is ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van

mr. M.H. van Limpt, griffier.

Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak gedaan op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature