U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel in dit geval slaagt en dat maakt dat verweerders standpunt dat het uitstelverzoek onvoldoende onderbouwd was, niet houdbaar is. De rechtbank volgt verweerder ook niet in zijn standpunt dat niet gebleken is van een strafoverplaatsing. Voor zover verweerder stelt dat de overplaatsing ook niet is samengevallen met de afspraak met zijn gemachtigde, treft ook die stelling geen doel. De maatregel van strafoverplaatsing behelst twee overplaatsingsmomenten.

Gelet op het voorgaande is sprake van een gebrek. De zienswijze vormt immers een essentieel onderdeel van de procedure die voorafgaat aan de totstandkoming van het besluit op de aanvraag. Gelet op de aard van het gebrek is het daarom in het algemeen aannemelijk dat de belangen van de desbetreffende vreemdeling zijn geschaad. Daarom bestaat er in het algemeen, in beginsel ook geen aanleiding om het gebrek op grond van artikel 6:22 van de Awb te passeren. De rechtbank ziet in dit specifieke geval toch aanleiding om hiertoe over te gaan gelet op het navolgende. Het uitstel voor het indienen van de zienswijze is gevraagd,

omdat eiser het voornemen nog niet met zijn gemachtigde had kunnen bespreken. Inmiddels heeft dit overleg plaats kunnen vinden en heeft eiser tevens beroepsgronden kunnen indienen die zien op de inhoud van de zaak. Dit heeft hij niet gedaan.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL20.5399

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Spel),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de beroepsgronden ingediend.

De behandeling van de zaak stond gepland op de zitting van 8 maart 2020. Die behandeling is wegens de Corona-uitbraak in Nederland uitgesteld. De rechtbank heeft partijen vervolgens op 25 maart 2020 gevraagd of zij toestemming geven om een zitting achterwege te laten. Partijen hebben hiervoor toestemming verleend.

Op 31 maart 2020 heeft verweerder een reactie op de beroepsgronden ingediend. Op 6 april 2020 heeft eiser daar een reactie op gegeven. Op 10 april 2020 heeft verweerder aanvullend gereageerd op de reactie van eiser.

De rechtbank heeft op 1 mei 2020 het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum bepaald op heden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) uitspraak zonder zitting.

2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw ); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (hierna: de Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

2.1

In dit geval heeft Nederland op 27 januari 2020 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan, omdat uit hey systeem Eurodac is gebleken dat eiser op 23 maart 2016 in Duitsland een asielverzoek heeft ingediend. Duitsland heeft dit verzoek op 4 februari 2020 aanvaard.

3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder hem uitstel had moeten verlenen voor het indienen van een zienswijze op grond van paragraaf C1/2.12 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc). Hij stelt dat hij door een strafoverplaatsing niet op de hoogte was van het uitgebrachte voornemen en niet op de afspraak van 25 februari 2020, 11:00 uur, heeft kunnen verschijnen. De strafoverplaatsing duurde volgens hem van 17 tot en met 24 februari 2020. Pas op 25 februari 2020 is hij teruggekeerd naar het asielzoekerscentrum (AZC) in Heerhugowaard. Eiser kon dus niet op de afspraak met zijn gemachtigde verschijnen, omdat deze samenviel met de overplaatsing. Daarbij doet hij (naar de rechtbank begrijpt) een beroep op het gelijkheidsbeginsel, nu aan zijn kamergenoot ook een strafoverplaatsing was opgelegd en aan hem wel uitstel voor het indienen van een zienswijze was verleend.

3.1

Verweerder stelt zich op het standpunt dat het uitstelverzoek van eiser voor het indienen van de zienswijze op goede gronden is afgewezen. Voor zover eiser stelt dat er sprake was van een (straf)overplaatsing, en daarmee sprake zou zijn van een reden voor uitstel zoals bedoeld onder sub d van paragraaf C1/2.12 van de Vc, geldt allereerst dat hiervan ten tijde van het uitstelverzoek geen schriftelijke onderbouwing lag. Verweerder heeft alsnog zelf contact opgenomen met het Centraal orgaan voor de opvang van asielzoekers (hierna: het Coa). Niet is gebleken van een (straf)overplaatsing van eiser. Er is wel een maatregel opgelegd, te weten een inhouding van zijn ( geld )verstrekking.

Verder blijkt uit de door eiser in beroep overgelegde stukken dat de maatregel tot 24 februari 2020 heeft geduurd, zodat niet valt in te zien waarom de afspraak op 25 februari 2020 niet door zou kunnen zijn gegaan. Ten aanzien van de toewijzing van het uitstelverzoek in een andere zaak stelt verweerder dat dit niets zegt over eiser en de in zijn zaak gevraagde reden voor uitstel.

Verder stelt verweerder dat in het voornemen uitgebreid is gemotiveerd waarom ten aanzien van Duitsland uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is niet betwist door eiser zodat verweerder ervan uitgaat dat eiser niet betwist dat Duitsland zijn internationale verplichtingen naleeft.

3.2

Bij brief van 6 april 2020 heeft eiser in reactie op het verweer van verweerder ten aanzien van het gesprek met het Coa aangevoerd dat hij op het AZC in Heerhugowaard verbleef en niet in Zevenaar. De informatie die verweerder heeft ontvangen van het Coa in Zevenaar is onjuist.

Eiser stelt verder dat hij geen kans heeft gekregen om een zienswijze in te dienen en

dus niet heeft kunnen betwisten dat Duitsland zich houdt aan zijn internationale verplichtingen.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

4.1

Paragraaf C1/2.12 van de Vc bepaalt, voor zover hier van belang, dat bij overplaatsing van de vreemdeling uitstel wordt verleend tot vijf werkdagen na de overplaatsing als de vreemdeling schriftelijk heeft aangetoond dat de overplaatsing samenviel met de afspraak met de gemachtigde.

4.2

Ten aanzien van eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel stelt de rechtbank vast dat eiser bij het uitstelverzoek geen nader schriftelijk bewijs heeft gevoegd van (de beslissing van) een overplaatsing (in dit geval een strafoverplaatsing) én dat die overplaatsing samenviel met de afspraak met zijn gemachtigde. Uit het digitale dossier blijkt dat eisers gemachtigde in de zaak van een kamergenoot van eiser precies dezelfde brief heeft gestuurd aan verweerder met het verzoek om uitstel vanwege een strafoverplaatsing, ook zonder nadere schriftelijke onderbouwing, en dat uitstelverzoek is wel gehonoreerd. Eiser heeft erop gewezen dat het om gelijke gevallen gaat omdat er in beide zaken een strafoverplaatsing is opgelegd op dezelfde dag vanwege hetzelfde incident. Gelijk betoogd door eiser heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd betwist dat geen sprake is van gelijke gevallen. De enkele stelling van verweerder dat niet valt in te zien wat de gemachtigde met het aanhalen van de zaak van de kamergenoot probeert te bewerkstelligen en het niets zegt over eiser en de in zijn zaak gevraagde reden voor uitstel acht de rechtbank onvoldoende. De rechtbank komt hiermee tot de conclusie dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel in dit geval slaagt en dat maakt dat verweerders standpunt dat het uitstelverzoek onvoldoende onderbouwd was, niet houdbaar is.

4.3

De rechtbank volgt verweerder ook niet in zijn standpunt dat niet gebleken is van een strafoverplaatsing. Door eiser is in beroep een besluit overgelegd dat dateert van 5 maart 2020, waarin een strafoverplaatsing is opgelegd die is ingegaan op 17 februari 2020. In het besluit ontbreken de naam van de beslisser en een ondertekening. De rechtbank gaat er desalniettemin van uit dat een besluit is genomen waarbij een maatregel is opgelegd aan eiser per 17 februari 2020 tot en met 24 februari 2020, nu verweerder daar ook van uitgaat.

Verder is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de maatregel ook een (straf)overplaatsing inhoudt. In dat besluit is namelijk overwogen dat álle verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) worden ingehouden. Gelet op artikel 10, eerste lid, van de Rva in samenhang bezien met artikel 9, eerste lid, van de Rva valt hieronder niet alleen de inhouding van de geldverstrekkingen (sub b), maar ook bijvoorbeeld het onderdak dat geboden wordt (sub a.). De rechtbank vindt hiervoor ook steun in de stelling van de gemachtigde dat zij van Vluchtelingenwerk Nederland van de Coa locatie in Heerhugowaard, telefonisch heeft vernomen dat aan eiser een strafoverplaatsing is opgelegd. De rechtbank heeft geen reden om aan die informatie van de gemachtigde van eiser te twijfelen.

Verweerders betwisting dat een strafoverplaatsing is opgelegd onder verwijzing naar een telefonisch onderhoud op 28 februari 2020 met het Coa, volgt de rechtbank in het licht van het voorgaande niet. In de door verweerder overgelegde telefoonnotitie staat het volgende:

“Uit informatie van de COA blijkt dat betrokkene sinds 25 januari 2020 te Heerhugowaard verblijft. Op 12 en 14 februari 2020 heeft een “inhouding” plaatsgevonden. Er is volgens COA geen sprake geweest van een overplaatsingsstraf zoals in de zienswijze wordt beschreven.”

De rechtbank acht het niet uitgesloten dat voorafgaand aan de (straf)overplaatsing op 17 februari 2020, op 12 en 14 februari 2020 eerst een “inhouding” heeft plaatsgevonden zodat hierin onvoldoende aanleiding wordt gezien om niet uit te gaan van de stelling van eiser dat sprake is geweest van een strafoverplaatsing.

4.4

Voor zover verweerder stelt dat de overplaatsing ook niet is samengevallen met de afspraak met zijn gemachtigde, treft ook die stelling geen doel. De maatregel van strafoverplaatsing behelst twee overplaatsingsmomenten, te weten de eerste overplaatsing naar een andere Coa locatie op 17 februari 2020 en de terugplaatsing naar het AZC in Heerhugowaard op 25 februari 2020. Op die laatste datum stond de afspraak gepland om het voornemen met zijn gemachtigde te bespreken. Daarom kan verweerders standpunt dat eiser (ook gelet op de nadere stukken) niet heeft voldaan aan de voorwaarden in het beleid voor het verlenen van uitstel, geen stand houden.

5. Gelet op het voorgaande is sprake van een gebrek. De zienswijze vormt immers een essentieel onderdeel van de procedure die voorafgaat aan de totstandkoming van het besluit op de aanvraag. Gelet op de aard van het gebrek is het daarom in het algemeen aannemelijk dat de belangen van de desbetreffende vreemdeling zijn geschaad. Daarom bestaat er in het algemeen, in beginsel ook geen aanleiding om het gebrek op grond van artikel 6:22 van de Awb te passeren. De rechtbank ziet in dit specifieke geval toch aanleiding om hiertoe over te gaan gelet op het navolgende. Het uitstel voor het indienen van de zienswijze is gevraagd, omdat eiser het voornemen nog niet met zijn gemachtigde had kunnen bespreken. Inmiddels heeft dit overleg plaats kunnen vinden en heeft eiser tevens beroepsgronden kunnen indienen die zien op de inhoud van de zaak. Dit heeft hij niet gedaan. Verweerder heeft in beroep uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht dat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen het gemotiveerde standpunt van verweerder dat ten aanzien van Duitsland kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft in reactie daarop enkel gesteld dat hij niet de kans heeft gekregen om het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland te betwisten, maar niet dat hij dit ook betwist dan wel wil betwisten (in een zienswijze procedure). Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat eiser door het gebrek in zijn belangen is geschaad, reden waarom de rechtbank het gebrek zal passeren met toepassing van artikel 6:22 van Awb .

6. Het beroep is gelet op al het voorgaande ongegrond.

7. Gelet op het in rechtsoverweging 5. geconstateerde gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder, met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb , te veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier.

Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:

Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature