Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Benadering door uitgetreden vennoot, die uittredingsvergoeding heeft ontvangen, van relaties van VOF, terwijl geen relatiebeding is overeengekomen. Redelijkheid en billijkheid. Klantgegevens niet onrechtmatig verkregen. Geen oneerlijke concurrentie.

Uitspraak



Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/587520 / KG ZA 20-97

Vonnis in kort geding van 20 mei 2020

in de zaak van

1 [de V.O.F.] ,

te [plaats 1] ,

2. [eiseres sub 2] ,

te [plaats 1] ,

3. [eiseres sub 3] ,

te [plaats 2] ,

4. [eiseres sub 4] ,

te [plaats 1] ,

5. [eiseres sub 5] ,

te [plaats 3] ,

6. [eiseres sub 6] ,

te [plaats 1] ,

eiseressen,

advocaat mr J. Slager te Rotterdam,

tegen

1 [de B.V.] ,

te [plaats 2] ,

2. [gedaagde sub 2] ,

te [plaats 2] ,

gedaagden,

advocaat mr. D.J. Brugge te Apeldoorn.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als enerzijds ' [de V.O.F. c.s.] ' (voor zover gezamenlijk bedoeld) en anderzijds als ' [de B.V.] ' en ' [gedaagde sub 2] ' (voor zover gezamenlijk bedoeld als ' [de B.V. c.s.] ').

1 De procedure

1.1.

Vanwege de Coronacrisis geldt voor procedures in kort geding tijdelijk een van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie afwijkende regeling. Op grond van deze regeling heeft de voorzieningenrechter dit kort geding aangemerkt als een urgente zaak en beslist dat de procedure geheel schriftelijk zal verlopen. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter de termijnen voor de proceshandelingen bepaald.

1.2.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding, met producties;

- de brief van [de V.O.F. c.s.] van 13 maart 2020, onder meer inhoudend een eiswijziging, met producties;

- de brief van [de B.V. c.s.] van 16 maart 2020, met producties;

- de conclusie van antwoord;

- de conclusie van repliek;

- de conclusie van dupliek.

1.3.

Het vonnis is bepaald op heden.

2 De feiten

Op grond van de stukken wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

Eiseressen sub 2 tot en met 6 zijn de vennoten van eiseres sub 1 (hierna 'de VOF'). [de B.V.] , waarvan [gedaagde sub 2] directeur/grootaandeelhouder is, was dat ook. De activiteiten van [de B.V.] binnen de VOF betroffen voornamelijk het verstrekken van adviezen op hypothecair gebied.

2.2.

Sinds 2016 heeft tussen partijen overleg plaatsgevonden over de uittreding van [de B.V.] uit de VOF. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een, op 4 en 5 april 2019 ondertekende vaststellingsovereenkomst (hierna 'de VSO'), waarin - samengevat en voor zover hier van belang - is neergelegd dat:

- [de B.V.] per 1 september 2016 als vennoot uit de VOF treedt;

- partijen in verband met die uittreding overeenstemming hebben bereikt over de financiële ontvlechting van de VOF, in die zin dat deskundigen een bindend advies zullen uitbrengen over de waarde van het minderheidsaandeel van [de B.V.] in de VOF, welk bedrag - minus een door partijen overeengekomen korting - zal worden uitgekeerd aan [de B.V.] .

2.3.

De deskundigen hebben de aan [de B.V.] toekomende uittredingsvergoeding vastgesteld op € 202.255,--. Dit bedrag is voldaan in twee tranches; de laatste is betaald in augustus 2019.

2.4.

De VOF heeft de data die zich binnen haar bedrijf bevonden op de persoonlijke netwerkschijf (de 'U-schijf') en in de e-mailbox van [de B.V.] overgezet op een USB-stick. Deze heeft zij in augustus 2016 doen toekomen aan [de B.V.] .

2.5.

[de B.V.] is in 2016/2017 te [plaats 2] een eigen kantoor gestart onder de naam [de B.V.] , dat zich bezig houdt met hypotheekadviezen.

2.6.

Eind 2019 hebben verschillende relaties van de VOF een e-mailbericht ontvangen met de volgende inhoud:

"Beste klant,

Na 10 jaar met een collega het succesvolle kantoor [X] in [plaats 2] te hebben gehad, zijn wij in 2012 gefuseerd met de [de V.O.F.] in [plaats 1] . Helaas heeft de fusie niet gebracht wat ik ervan had verwacht en gehoopt. Inmiddels ben ik enige tijd geleden in [plaats 2] een eigen advieskantoor gestart onder de naam:

[de B.V.]

Het is ontzettend leuk om weer met klanten aan tafel te zitten en te zoeken naar een hypotheek waardoor de woning kan worden gekocht, de hypotheek kan worden overgesloten of de verbouwing kan worden gerealiseerd. Klanten bewust maken van de risico's die er zijn bij overlijden, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, relatiebeëindiging en na pensioen en samen kijken naar oplossingen daarvoor.

De financiële wereld is complex. Laat u goed adviseren over de hypotheek en vooral de bijkomende risico's.

U kunt ons op de volgende manieren bereiken.

Kantoor: [nummer]

Mobiel: [mobiel]

E-mail : [e-mailadres]

Internet: [website]

Privacyverklaring: indien u liever geen e-mail van ons ontvangt, wilt u dan een antwoord sturen op deze mail, dan verwijderen wij uw gegevens uit ons systeem.

Met vriendelijke groet,

[gedaagde sub 2] .

Erkend Hypothecair Planner ǀ Erkend Financieel Adviseur"

2.7.

Bij brief van 12 november 2019 heeft de VOF aan [de B.V.] verzocht onmiddellijk te stoppen met het benaderen van haar klanten en mede te delen welke data zijn verkregen uit haar systeem en aan welke klanten het hiervoor onder 2.5 vermelde e-mailbericht is verstuurd. Nadat hierop geen reactie was ontvangen heeft de VOF [de B.V.] op 21 november 2019 gesommeerd de verlangde informatie diezelfde dag nog te verstrekken.

2.8.

Op 20 december 2019 heeft de VOF [de B.V. c.s.] gesommeerd (i) aan haar te berichten dat de bij hen in bezit zijnde persoonsgegevens van haar klanten zijn vernietigd en niet meer zullen worden gebruikt, (ii) opgave te doen van de klanten aan wie zij een mailing met de strekking van het onder 2.5 vermelde e-mailbericht heeft verstuurd en (iii) zich onmiddellijk te onthouden van het benaderen van haar klanten.

2.9.

In de aanloop naar dit kort geding heeft de advocaat van [de B.V. c.s.] - bij e-mailbericht van 27 januari 2020 - aan de advocaat van [de V.O.F. c.s.] onder meer het volgende medegedeeld:

"Voor de goede orde merk ik nog het volgende op. Cliënt heeft aangegeven geen berichten meer te versturen over de beëindiging van de samenwerking met uw cliënten, zoals die eerder zijn uitgegaan. Ik bevestig dat bij deze nogmaals. Indien er partijen geïnformeerd moeten worden of daarnaar vragen zal er echter wel een deugdelijk antwoord moeten worden gegeven. Ik verzoek u derhalve nogmaals om mij te laten weten welk bericht uw cliënten wel passend achten. Wij kunnen daar vervolgens waar nodig nog overleg over hebben."

3 Het geschil

3.1.

Zakelijk weergegeven vorderen [de V.O.F. c.s.] , na wijziging van eis, [de B.V. c.s.] :

I. op straffe van verbeurte van een dwangsom te gebieden:

a. de in hun bezit zijnde persoonsgegeven van klanten van de VOF te vernietigen en niet meer te gebruiken;

b. opgave te doen van (i) de (ex-)klanten van de VOF waarnaar een mailing is verstuurd met een inhoud zoals hiervoor onder 2.5 vermeld en (ii) alle persoonsgegevens van (ex-)klanten van de VOF die zij in hun bezit hebben;

c. zich met onmiddellijke ingang te onthouden van het benaderen van klanten van de VOF;

II. te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.329,25;

een en ander met veroordeling van [de B.V. c.s.] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.

3.2.

Daartoe voeren [de V.O.F. c.s.] - samengevat - het volgende aan.

[de B.V. c.s.] beschikken over persoonsgegevens van klanten van de VOF, die zij door ontvreemding of via een datalek hebben verkregen. Deze gegevens gebruiken [de B.V. c.s.] om klanten los te weken van de VOF en deze aan hun eigen klantenbestand toe te voegen. Daarmee handelen zij onrechtmatig jegens [de V.O.F. c.s.] en brengen zij de VOF en haar vennoten schade toe. Ondanks sommaties weigeren [de B.V. c.s.] ten onrechte daaraan een einde te maken en openheid van zaken te geven aan [de V.O.F. c.s.] De kosten verbonden aan de door [de V.O.F. c.s.] verrichte buitengerechtelijke incassoactiviteiten worden begroot op een bedrag van € 2.329,25, inclusief BTW.

3.3.

[de B.V. c.s.] voeren verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

4.1.

Gesteld noch gebleken is dat bij de toetreding tot de VOF door [de B.V.] , of bij het sluiten van de VSO een concurrentie- en/of relatiebeding is overeengekomen.

4.2.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat [de B.V. c.s.] niet mogen concurreren met de VOF. [de B.V. c.s.] doen dat feitelijk al sinds 2016/2017, na het opstarten van een eigen kantoor in [plaats 2] , waartegen [de V.O.F. c.s.] , blijkens hun eigen stellingen, op zichzelf geen bezwaar hebben. [de V.O.F. c.s.] stellen immers dat zij er geen probleem mee hebben dat klanten, die vrijwillig vertrekken bij de VOF, overstappen naar het (nieuwe) bedrijf van [de B.V. c.s.]

4.3.

In dit geschil is enkel aan de orde de benadering door [de B.V. c.s.] van klanten van de VOF. Met het oog hierop is van belang dat het enkele ontbreken van een contractueel relatiebeding nog niet behoeft mee te brengen dat het [de B.V. c.s.] zonder meer vrijstaat zakelijke relaties aan te gaan met klanten van de VOF.

4.4.

Relevant is dat de VOF - in verband met de uittreding - aan [de B.V.] een (substantiële) uittredingsvergoeding heeft uitgekeerd waaronder, naar moet worden aangenomen, een vergoeding voor (het aandeel in de) goodwill. Die goodwill wordt mede (of vooral) gevormd door het klantenbestand. Duidelijk is - de goodwillvergoeding duidt daar mede op - dat het klantenbestand in beginsel bij de VOF is gebleven. Dit zou anders kunnen liggen indien partijen bij de uittreding uitdrukkelijk hebben afgesproken dat bepaalde klanten bij [de B.V.] blijven. Dit kan echter niet worden aangenomen. Uit de door [de V.O.F. c.s.] overgelegde productie 2 kan slechts worden afgeleid dat daarover tussen partijen is gesproken.

4.5.

Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de aanvullende werking van de redelijkheid billijkheid meebrengt dat [de B.V.] zich, na haar uittreding, dient te onthouden van het benaderen van de tot voormeld bestand behorende klanten, ook al is er niet een contractueel beding dat dit verbiedt. Deze (onthoudings)verplichting heeft echter geen onbeperkte werking. Naar analogie met het mededingingsrecht moet worden aangenomen dat in een situatie zoals hier een aan de orde - in beginsel - een termijn van twee jaar de VOF voldoende bescherming biedt. Relevante feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat hier een langere termijn moet worden aangehouden, zijn in ieder geval gesteld noch gebleken.

4.6.

In de VSO is vastgelegd dat [de B.V.] per 1 september 2016 is uitgetreden als vennoot, terwijl uit de processtukken volgt dat zij sindsdien ook geen activiteiten meer heeft verricht ten behoeve van de VOF. Voor zover uit de processtukken valt af te leiden dateren de door [de V.O.F. c.s.] gewraakte e-mailberichten van ná 5 november 2019. Gesteld noch gebleken is dat ook al eerder dergelijke berichten zijn verstuurd, zodat dit ook niet kan worden aangenomen.

4.7.

Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat [de B.V. c.s.] de hiervoor bedoelde redelijke termijn van twee jaar, waarbinnen de VOF was beschermd tegen het benaderen door [de B.V. c.s.] van haar klanten, (ruimschoots) in acht hebben genomen. De omstandigheid dat partijen eerst in april 2019 een vaststellingsovereenkomst zijn aangegaan waarin de afspraken over de uittreding van [de B.V.] zijn vastgelegd verandert dit niet. [de B.V. c.s.] waren immers al geruime tijd niet meer actief in de onderneming van de VOF.

4.8.

Dan resteert de vraag of [de B.V. c.s.] onrechtmatig handelen door zich te bedienen van ontvreemde klantgegevens van de VOF, dan wel door relaties van de VOF te benaderen door deze naar zich toe te trekken met gebruikmaking van de kennis over en bekendheid met deze relaties opgedaan tijdens de tijd dat [de B.V.] aan de VOF verbonden was.

4.9.

In (het beperkte bestek van) dit kort geding kan er niet van worden uitgegaan dat [de B.V. c.s.] de klantgegevens van de VOF op onrechtmatige wijze hebben verkregen. Immers, niet kan worden uitgesloten dat deze zelf door de VOF zijn verstrekt via de onder 2.5 vermelde USB-stick. Gebleken is namelijk dat de VOF die stick ongecontroleerd heeft verstrekt aan [gedaagde sub 2] . Mede nu niet valt in te zien dat iedere controle onmogelijk was, behoren de gevolgen daarvan voor rekening en risico van de VOF te komen. Bovendien achten [de V.O.F. c.s.] het - blijkens de door hen als productie 13 overgelegde verklaring van [A] - mogelijk dat zich op de USB-stick ook gegevens van klanten van de VOF, waaronder hun e-mailadressen, bevonden. Mede bezien in het licht van het vorenstaande kan ook niet worden aangenomen dat [de B.V. c.s.] de beschikking hebben gekregen over klantgegevens als gevolg van een datalek.

4.10.

Voorts hebben [de V.O.F. c.s.] niet aannemelijk gemaakt dat [de B.V. c.s.] stelselmatig en substantieel afbreuk hebben gedaan aan het bedrijfsdebiet van de VOF, waaraan ingevolge vaste jurisprudentie moet worden voldaan om te kunnen spreken van oneerlijke concurrentie. [de V.O.F. c.s.] beroepen zich in feite enkel op slechts drie e-mailberichten van [de B.V. c.s.] aan (ex-)klanten van de VOF. Dat is onvoldoende om te kunnen spreken van een stelselmatige benadering van klanten. Met niet nader gespecificeerde telefoontjes van klanten, waartegen [de B.V. c.s.] zich dus niet behoorlijk kunnen verweren, kan in dit geding geen rekening worden gehouden. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de VOF klanten heeft verloren als gevolg van de mailing van [de B.V. c.s.] , zodat ook niet kan worden aangenomen dat zij daardoor substantieel is benadeeld. Daar komt nog bij dat de strekking/inhoud van de gewraakte e-mailberichten niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. [de B.V. c.s.] vestigen weliswaar aandacht op hun bedrijf, maar de berichten bevatten ook een mededeling over het vertrek bij de VOF, waarover kennelijk niet eerder was gecommuniceerd met klanten. De toonzetting van het bericht is correct: er wordt geen kwaad woord gesproken over de VOF en de samenwerking met de VOF, terwijl er geenszins sprake is van een agressieve wervingsactie. Kortom, onrechtmatigheid valt hierin niet te ontwaren.

4.11.

Tot slot is van belang dat [de B.V. c.s.] op 27 januari 2020 hebben toegezegd geen berichten meer te zullen versturen naar (ex-)klanten van de VOF met eenzelfde of vergelijkbare inhoud als de gewraakte e-mailberichten. Er is geen reden te veronderstellen dat [de B.V. c.s.] die toezegging niet zullen nakomen. Te minder nu gesteld noch gebleken is dat [de B.V. c.s.] nadien nog dergelijke berichten hebben verstuurd.

4.12.

De slotsom is dat de aan de vorderingen ten grondslag gelegde stellingen de toewijzing ervan niet kunnen dragen. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.

4.13.

[de V.O.F. c.s.] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor een veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

wijst de vorderingen van [de V.O.F. c.s.] af;

5.2.

veroordeelt [de V.O.F. c.s.] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [de B.V. c.s.] begroot op € 3.022,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 2.042,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;

5.3.

verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2020.

jvl


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature