Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

kort geding; politie heeft een dreigingsinschatting opgesteld naar aanleiding van een incident, de vrouw is inmiddels opgenomen in het Stelsel bewaken en beveilgen; het OM heeft vervolgens op verzoek van de GI een advies opgesteld;de door eiser gevorderde rectificatie van dit advies wordt afgewezen, evenals de verzocht inzage in het dossier dat tot de totstandkoming van het advies heeft geleid.

Uitspraak



Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: 587416 / KG ZA 20-87

Vonnis in kort geding van 6 februari 2020

in de zaak van

[de vader] te [plaats 1] ,

eiser,

advocaat mr. N. Schuerman te Rotterdam,

tegen:

de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. L. Sieverink te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vader’ en ‘de Staat’.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties;

- de door de vader overgelegde aanvullende producties;

- de door de Staat overgelegde producties;

- de op 4 februari 2020 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.

1.2.

De Staat heeft ter terechtzitting bezwaar gemaakt tegen de door de vader op 3 februari 2020 na 14.00 uur in het geding gebrachte producties, met uitzondering van de zich daaronder bevindende brief van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te [plaats 2] (hierna: de GI). Ingevolge artikel 6.2 van het ‘Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie’ dienen producties tijdig (binnen vierentwintig uur) voorafgaand aan de zitting te zijn overgelegd. Hoewel de vader zich niet aan die termijn heeft gehouden, gaat de voorzieningenrechter aan het bezwaar van de Staat voorbij, nu niet is gebleken dat de Staat hierdoor in zijn procesbelangen is geschaad.

1.3.

Op 6 februari 2020 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 21 februari 2020.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

De vader heeft een affectieve relatie gehad met [de moeder] (hierna: de moeder).

2.2.

De vader en de moeder zijn de ouders van twee thans nog minderjarige kinderen: [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] (hierna: [de minderjarige 1] ) en [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] (hierna: [de minderjarige 2] ). Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.

2.3.

De vader heeft in november 2019 ontdekt dat de moeder in augustus 2019 een relatie is aangegaan met een andere man.

2.4.

Op 15 november 2019 is de vader aangehouden wegens verdenking van bedreiging van de moeder.

2.5.

De moeder verblijft sinds 15 november 2019 met de kinderen in een blijf van mijn lijf huis.

2.6.

Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 november 2019 zijn de kinderen van 19 november 2019 tot 19 februari 2020 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en is machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de moeder met ingang van 19 november 2019 voor de duur van vier weken.

2.7.

Op 20 november 2019 heeft de officier van justitie de inbewaringstelling van de vader gevorderd. Op diezelfde datum heeft de rechter-commissaris een bevel tot bewaring verleend voor een termijn van veertien dagen. Eveneens is op 20 november 2019 aan de vader een gedragsaanwijzing gegeven, inhoudende een contactverbod met de moeder en de kinderen. Daarbij is bepaald dat hierop een uitzondering kan worden gemaakt als het contact onder toezicht van Jeugdbescherming of een andere daartoe aangewezen instantie plaatsvindt. Aan de vader is verder een locatieverbod opgelegd voor het gebied rond de woonplaats van de moeder en van de nieuwe partner van de moeder.

2.8.

Bij beschikking van 27 november 2019 van de kinderrechter van de rechtbank Rotterdam is de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder verlengd voor de duur van drie maanden en is de Raad voor de Kinderbescherming opgedragen onderzoek te doen. De beslissing op het verzoek tot definitieve ondertoezichtstelling en tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing heeft de kinderrechter aangehouden tot de terechtzitting van 10 februari 2020.

2.9.

Op 28 november 2019 heeft de raadkamer van de rechtbank te Rotterdam de gevangenhouding van de vader bevolen voor een termijn van dertig dagen. De raadkamer heeft verder bevolen dat de voorlopige hechtenis van de vader wordt geschorst onder bijzondere voorwaarden. Eén van de voorwaarden is dat de vader geen contact opneemt met de moeder of de kinderen, tenzij met toestemming van Jeugdbescherming of een daartoe aangewezen instantie. Daarnaast is aan de vader een locatieverbod opgelegd voor het gebied Rotterdam/Schiedam en voor de omgeving Oosterhout en is bepaald dat hij moet meewerken aan elektronische controle op dit locatieverbod.

2.10.

De Hoofdofficier van Justitie heeft in november 2019 een dreigingsinschatting laten uitvoeren ten aanzien van de vader. Op basis van de uitkomsten daarvan is de moeder opgenomen in het zogenoemde "Stelsel bewaken en beveiligen" en zijn ten aanzien van haar beveiligingsmaatregelen getroffen.

2.11.

Op 6 januari 2020 heeft de heer [A] (hierna: [A] ), senior adviseur Bewaken en Beveiligen bij het Openbaar Ministerie, voor zover relevant, het navolgende aan de GI bericht:

“Naar aanleiding van uw verzoek in kennis gesteld te worden van de visie van het Openbaar Ministerie met betrekking tot de veiligheid van [de moeder] en haar kinderen in de casus met haar ex-partner de heer [de vader] het volgende:

Uit de dreigingsinschatting welke door de politie Rotterdam op 22 november 2019 is opgesteld komt overduidelijk naar voren dat [de vader] geen enkele vorm van geweld ten aanzien van zijn ex-partner [de moeder] schuwt. Tijdens de relatie maar zeker ook nadat [de moeder] de relatie had beëindigd/geprobeerd had te beëindigen heeft [de vader] veelvuldig fysiek alsook seksueel geweld op haar toegepast c.q. haar met geweld gedwongen seksuele handelingen bij hem te verrichten. Daarnaast heeft hij haar met een vuurwapen bedreigd.

Gedurende een van de situaties waarin hij geweld toepaste en waarbij zij op enig moment wist te ontvluchten, heeft hij een van de kinderen meegenomen en elders in Nederland op een voor haar onbekend adres ondergebracht.

Bij de aanhouding van [de vader] door het Arrestatieteam was zijn houding dusdanig dat volgens de leider van het Arrestatieteam deze persoon vastberaden is zijn voornemen ten aanzien van zijn ex-partner uit te voeren, te weten haar om het leven te brengen.

Het gehele plaatje van [de vader] is dat van een persoon die sterk overheersend is ten aanzien van andere personen die in een afhankelijkheidssituatie van hem verkeren. Hij bepaald wat er gebeurt en de ander heeft zich hier maar naar te schikken, desnoods met toepassing van (alle soorten van) geweld.

Gezien de gehele situatie, waar bovenstaande een beknopte weergave van is, is door het Openbaar Ministerie besloten [de moeder] in het Stelsel Bewaken en Beveiligen op te nemen. Zij is in verband met haar veiligheid met haar kinderen door de Overheid op een anoniem adres ondergebracht.

De opnamen van [de moeder] in het Stelsel Bewaken en Beveiligen is gestoeld op de overtuiging dat [de vader] , indien hij in de gelegenheid komt haar iets aan te doen, dit dan ook zal uitvoeren. In het verlengde daarvan wordt het als zeer voorstelbaar geacht dat [de vader] de kinderen als pressiemiddel tegen [de moeder] zal inzetten indien hij daartoe de kans krijgt. Dit door de kinderen aan haar gezag te onttrekken of informatie over de verblijfplaats van [de moeder] en de kinderen uit het oudste kind te verkrijgen.

Gezien bovenstaande is het Openbaar Ministerie van mening dat omgang tussen [de vader] en de kinderen zeer risicovol en daarom onwenselijk is.

Ook omgang van de kinderen met andere familieleden van [de vader] , zonder dat hier invloed door [de moeder] op uitgeoefend kan worden, wordt als risicovol en daarom eveneens onwenselijk geacht aangezien niet duidelijk zal zijn welke invloed [de vader] hierop heeft.

Ten aanzien van uw vraag waarom het Openbaar Ministerie nu met een ander advies komt dan u eerder telefonisch gegeven is, te weten geen bezwaar te hebben tegen de omgang tussen [de vader] en de kinderen kan ik u mededelen dat de genoemde dreigingsinschatting mij niet eerder ter beschikking gesteld is dan op 3 januari 2020. Voordien waren wij alleen bekend met de informatie dat [de moeder] erg bang was en dat [de vader] de kinderen fysiek niets aangedaan had.”

2.12.

Op 1 februari 2020 heeft [A] , voor zover relevant, het navolgende aan de GI bericht:

“In aansluiting op mijn schrijven van 6 januari 2019 bericht ik u als volgt. Mede gezien het tijdsverloop sinds november 2019 (de datum van de eerste dreigingsinschatting) heb ik aanleiding gezien de politie te verzoeken de dreigingsinschatting te actualiseren. Deze actualisatie geeft mij aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen met betrekking tot de veiligheid van [de moeder] en haar kinderen.

(…)

De onderhavige (geactualiseerde) dreigingsinschatting is gebaseerd op verschillende (getuigen)verklaringen, informatie uit processen-verbaal, rapportages en andere justitiële gegevens. Daaruit komt het beeld naar voren dat [de vader] – die blijkens zijn justitiële documentatie reeds meerdere geweldsdelicten op zijn naam heeft – geen enkele vorm van geweld ten aanzien van de moeder schuwt en ook zegt te schuwen. Reeds tijdens de relatie – maar met name nadat [de moeder] de relatie had beëindigd/geprobeerd had te beëindigen – zou [de vader] volgens [de moeder] veelvuldig fysiek geweld alsook verbaal geweld op haar toegepast. Ook getuigen verklaren zich bedreigd te voelen door de uitlatingen van [de vader] . Door [de moeder] is voorts verklaard dat [de vader] haar met geweld zou hebben gedwongen seksuele handelingen met hem te verrichten. Uit een concept rapportage van letselbeschrijving van een medisch onderzoek naar aanleiding van de vermeende mishandelingen blijkt dat [de moeder] verspreid over haar lichaam meerdere bulten en huidverkleuringen heeft.

Uit systemen van de Koninklijke Marechaussee alsmede uit verklaringen van [de moeder] blijkt dat zij zich op 14 november 2019 tot twee keer toe in paniek bij de Koninklijke Marechaussee heeft gemeld omdat zij met toepassing van geweld zou zijn gedwongen om mee te gaan op reis. Een dag later krijgt de politie een melding dat een vrouw met een baby op haar arm in paniek een supermarkt in Rotterdam binnen is gevlucht. In de supermarkt treft de politie [de moeder] overstuur aan. [de moeder] verklaarde dat zij in haar woning met een vuurwapen was bedreigd door [de vader] en dat hij haar meerdere vuistslagen tegen het hoofd had gegeven terwijl zij de baby in haar armen hield. [de vader] zou volgens [de moeder] hebben verklaard dat hij haar nieuwe partner zou gaan doodmaken. Die middag is [de vader] met de dochter ook daadwerkelijk naar het werk- en woonadres van de nieuwe partner gereden. De nieuwe partner was op dat moment gewaarschuwd door de politie en niet op deze adressen aanwezig. Die middag werd [de vader] aangehouden door een arrestatieteam. De dochter werd pas na opsporingsonderzoek aangetroffen in een woning in [plaats 3] . De leider van het Arrestatieteam heeft verklaard dat [de vader] bij zijn aanhouding vastberaden leek zijn voornemen ten aanzien van zijn ex-partner uit te voeren, te weten haar om het leven te brengen.

Uit verklaringen van [de moeder] maar ook van andere personen komt een beeld van [de vader] naar voren van een persoon die sterk overheersend is ten aanzien van andere personen die in een afhankelijkheidssituatie van hem verkeren. Hij bepaalt wat er gebeurt en de ander heeft zich hier maar naar te schikken, desnoods met toepassing van (fysiek en/of verbaal) geweld.

(…)

Gezien bovenstaande is het Openbaar Ministerie van mening dat fysieke omgang tussen [de vader] en de kinderen zeer risicovol en daarom onwenselijk is. Een begeleid contact op afstand (bijvoorbeeld telefonisch) is vanuit veiligheidsoogpunt minder bezwaarlijk, zolang de verblijfplaats van [de moeder] en de kinderen geheim blijft.”.

2.13.

De vader heeft de kinderen voor het laatst gezien op 15 november 2019. De vader heeft op dit moment wekelijks telefonisch contact met de kinderen.

3 Het geschil

3.1.

De vader vordert, na wijziging van eis, zakelijk weergegeven:

- primair:

1) de in het advies van 6 januari 2020 (hierna: het advies) vermelde onjuistheden te rectificeren;

2) inzage te geven in het dossier dat tot de totstandkoming van het advies heeft geleid;

3) inzage te geven in de dreigingsinschatting van 22 november 2019;

- subsidiair: aan de Staat een dwangsom op te leggen indien het OM het advies om geen omgang te entameren niet gemotiveerd intrekt binnen twee dagen na het wijzen van dit vonnis, op straffe van een dwangsom.

3.2.

Daartoe voert de vader – samengevat – het volgende aan.

Het Openbaar Ministerie heeft in december 2019 te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen omgang tussen de vader in de kinderen. Op 6 januari 2020 neemt het Openbaar Ministerie echter een geheel ander standpunt is, zonder dat duidelijk is waarom hij deze mening is toegedaan. Het Openbaar Ministerie was in december 2019 immers ook al op de hoogte van de dreigingsinschatting. Daarbij komt dat het Openbaar Ministerie weigert inzage te geven in de dreigingsinschatting van 22 november 2019, terwijl deze inmiddels al veranderd kan zijn. In het advies zijn diverse onjuistheden opgenomen. De aantijgingen komen uit de aangifte van de moeder. De vader betwist uitdrukkelijk de juistheid van de in het advies genoemde stellingen en gebeurtenissen. De strafprocedure waarin deze aan de orde zijn loopt nog en de vader is niet veroordeeld voor die feiten. Het toepassen van seksueel geweld is niet eens ten laste gelegd in de strafprocedure, noch zijn er eerdere aangiftes of mutaties van huiselijk geweld gedaan door de moeder. Het Openbaar Ministerie noemt de betreffende aantijgingen alsof deze reeds zijn bewezen of vast zijn komen te staan. Dit is volstrekt onjuist. De stellingen zijn enkel gebaseerd op aannames en het advies is opgesteld zonder dat er zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden of sprake is geweest van hoor en wederhoor. De inhoud van het advies heeft echter wel verstrekkende gevolgen voor de vader. De Raad voor de Kinderbescherming, de GI en de rechtbank hechten belang aan de inhoud van het advies, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat de vader geen fysiek contact heeft met de kinderen. Het Openbaar Ministerie handelt hiermee onrechtmatig jegens de vader door in strijd met het recht en de ongeschreven maatschappelijk aanvaarde zorgvuldigheidsnormen te handelen. De vader wenst inzage te krijgen in het dossier dat geleid heeft tot het advies, alsmede in de dreigingsinschatting van 22 november 2019. Ondanks diverse verzoeken daartoe is het Openbaar Ministerie niet bereid daarin inzage te geven.

3.3.

De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

4.1.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wordt ieders recht op leven beschermd door de wet. Uit uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) – onder andere in de zaken Osman/Verenigd Koninkrijk, 28 oktober 1998, appl. no. 23452/94 en Kiliç/Turkije, 28 maart 2000, appl. no 22492/93 – kan worden afgeleid dat uit dat artikel een positieve verplichting voor de Staat volgt om maatregelen te nemen als iemands leven in gevaar is. Voor die positieve verplichting is het noodzakelijk dat de autoriteiten wisten of behoorden te weten van een daadwerkelijk en onmiddellijk gevaar voor het leven van een of meer personen. Zij moeten dan de maatregelen treffen binnen het kader van hun bevoegdheden die redelijkerwijs verwacht mogen worden ter vermijding van verwezenlijking van het gevaar. De concrete invulling en de keuze van de te treffen maatregelen is overgelaten aan de nationale autoriteiten.

4.2.

Aan voormelde verplichting heeft de Staat voor dreigingen in de geweldssfeer invulling gegeven met het Stelsel bewaken en beveiligen. De wet- en regelgeving en de werkafspraken tot dit terrein worden weergegeven in de Circulaire met betrekking tot de bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten 2019 (hierna: de Circulaire). In de Circulaire staat onder meer als uitgangspunt vermeld dat personen zelf verantwoordelijkheid zijn voor hun veiligheid en dat de overheid aanvullende beveiligingsmaatregelen kan nemen als een persoon op eigen kracht geen weerstand kan bieden tegen de dreiging en het risico. De inschatting van de dreiging en het risico is leidend voor het vaststellen van de benodigde beveiligingsmaatregelen. Verder is in de Circulaire bepaald dat geconstateerde en/of potentiële dreiging en het risico en de naar aanleiding daarvan getroffen beveiligingsmaatregelen periodiek moeten worden getoetst om te bepalen of voortzetting van de maatregelen nog opportuun is.

4.3.

Vaststaat dat de door de politie Rotterdam op 22 november 2019 opgestelde dreigingsinschatting er toe heeft geleid dat de moeder is opgenomen in het Stelsel bewaken en beveiligen en dat er, onder verantwoordelijkheid van de Hoofdofficier van justitie, beveiligingsmaatregelen zijn getroffen. De dreigingsinschatting van 22 november 2019 is recentelijk geactualiseerd, waarbij de ernst van de dreiging en de waarschijnlijkheid dat de dreiging zich manifesteert als onverminderd hoog worden ingeschat.

4.4.

Met het oog op de lopende procedures inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen heeft de GI het Openbaar Ministerie verzocht op de hoogte gesteld te worden van de visie van het Openbaar Ministerie met betrekking tot de veiligheid van de moeder en de kinderen. Dit heeft geleid tot het advies van 6 januari 2020. De vader stelt dat het advies onrechtmatig is, aangezien [A] niet bevoegd zou zijn een dergelijk verstrekkend advies te geven. Dit standpunt wordt verworpen. In paragraaf 4.2 van de Circulaire is bepaald dat de Hoofdofficier van Justitie verantwoordelijk is voor de aanvraag van een dreigingsinschatting, het besluit tot het al dan niet in het kader van het stelsel treffen van beveiligingsmaatregelen, en het (laten) informeren van de betreffende persoon. Door de Staat is onweersproken aangevoerd dat [A] in deze door de Hoofdofficier van Justitie is gevolmachtigd. [A] handelde aldus in opdracht van de Hoofdofficier van Justitie. Niet valt in te zien dat [A] niet bevoegd zou zijn de voorhanden zijnde informatie desgevraagd te delen met de GI dan wel met de overige ketenpartners die zich bezighouden met de veiligheid van de kinderen bij de moeder en het welzijn van de kinderen, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming. Aldus is gehandeld conform het systeem van het Stelsel bewaken en beveiligen. Dat de vader het niet eens is met de inhoud van het advies maakt dit in de gegeven situatie niet anders.

4.5.

Tevens verwerpt de voorzieningenrechter het betoog van de vader dat de Staat met het geven van het advies onrechtmatig heeft gehandeld, vanwege het feit dat de in het advies genoemde feiten en omstandigheden enkel zijn gebaseerd op aantijgingen van de moeder. In dat kader wordt voorop gesteld dat aan het Openbaar Ministerie, als orgaan van de Staat, een zekere mate van beleidsvrijheid toekomt bij de beoordeling van maatregelen die het meent te moeten treffen om - zoals in onderhavig geval - de veiligheid te waarborgen. Dat betekent dat de voorzieningenrechter in dit kort geding de nodige terughoudendheid dient te betrachten met betrekking tot het handelen van het Openbaar Ministerie.

4.6.

De Staat heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat de in het advies genoemde omstandigheden enkel afkomstig zijn van de moeder. De Staat erkent dat het hierbij niet gaat om vaststaande feiten. Volgens de Staat betreft het een inschatting die is gebaseerd is op alle relevante informatie die bij de politieorganisatie maar ook uit openbare bronnen bekend zijn geworden. Deze informatie wordt verkregen uit mutaties, processen-verbaal, (getuigen)verklaringen, informatie van het Team Criminele Inlichtingen en overige open bronnen zoals social media. In het advies van 6 januari 2020 is opgenomen dat de vader veelvuldig fysiek en seksueel geweld op de vrouw heeft toegepast dan wel haar heeft gedwongen seksuele handelingen bij hem te verrichten. Zoals de vader terecht stelt is dit niet bewezen of vast komen te staan, terwijl dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter wel uit de wijze van vermelding daarvan in het advies zou kunnen worden afgeleid. In de memo 1 februari 2020 is dit ook aangepast door de vermelding dat het de moeder is die heeft verklaard dat er veelvuldig sprake is geweest van fysiek en verbaal geweld en dat de vader haar met geweld zou hebben gedwongen seksuele handelingen te verrichten.

4.7.

De vader heeft een aantal van de door de Staat opgevoerde incidenten die kennelijk hebben geleid tot het opmaken van de dreigingsinschatting en vervolgens het opstellen van het advies niet weersproken. De vader erkent dat zich op 14 november 2019 op Schiphol een voorval heeft voorgedaan, waarbij de Koninklijke Marechaussee is ingeschakeld. Uit het door de Staat in het geding gebrachte proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2019 volgt dat er twee mutaties zijn van die datum. Daarin is opgenomen dat de moeder zich die dag heeft gemeld bij de Koninklijke Marechaussee op Schiphol, dat zij op dat moment overstuur was, in tranen uitbarstte en aangaf bang te zijn voor de vader. Uit het proces-verbaal volgt verder dat de moeder zich diezelfde dag nogmaals in paniek bij de Koninklijke Marechaussee op Schiphol heeft gemeld met de mededeling dat de vader tegen haar wil in beide kinderen heeft meegenomen. Uit het door de Staat in het geding gebrachte proces-verbaal van bevindingen van 15 november 2019 volgt verder dat de politie op 15 november 2019 een melding kreeg dat de moeder met [de minderjarige 2] op haar arm een supermarkt in Rotterdam was in komen lopen en zichzelf had opgesloten in het toilet. De politie trof de moeder erg onrustig, verdrietig en in tranen aan. De moeder heeft ten overstaan van de politie verklaard dat de vader er achter was gekomen dat zij een relatie met een ander had en verklaarde de vader “is nu helemaal gek geworden”. De moeder verklaarde verder dat de vader haar net in hun woning had bedreigd met een pistool, dat hij zei dat hij haar dood zou schieten en haar meerdere klappen had gegeven, terwijl zij [de minderjarige 2] in haar armen had. De moeder gaf aan in paniek met [de minderjarige 2] de woning te zijn uitgevlucht en dat [de minderjarige 1] nog bij de vader was. Uit het proces-verbaal volgt verder dat de politie naar aanleiding hiervan de nieuwe partner van de moeder heeft ingelicht en heeft geadviseerd in verband met zijn veiligheid niet langer op zijn thuis- of werkadres te verblijven. In een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2019 is door een verbalisant verklaard dat de vader zich op 15 november 2019 naar de woning van de nieuwe partner van de moeder heeft begeven maar daar niemand heeft aangetroffen. Daarin is teven opgenomen dat via onderzoek is achterhaald waar de vader zich zou bevinden en dat hij op 15 november 2019 is aangehouden door een arrestatieteam. De vader ontkent niet dat voormelde incidenten, die door derden zijn bevestigd, hebben plaatsgevonden, zij het dat hij daar een andere invulling aan geeft. Gebleken is voorts dat de vader bij zijn aanhouding op 15 november 2019 heeft geweigerd aan te geven waar [de minderjarige 1] zich op dat moment bevond. Dit volgt uit de door de Staat overgelegd processen-verbaal van 15 november 2019.

Een en ander was voor de officier van justitie aanleiding de inbewaringstelling van de vader te vorderen. De rechter-commissaris heeft dit bevel op 20 november 2019 verleend voor een termijn van veertien dagen. Daarbij heeft de rechter-commissaris overwogen dat uit de stukken is gebleken van ernstige bezwaren tegen de vader dat hij de in de vordering van de officier van justitie vermelde strafbare feiten heeft gepleegd. De rechter-commissaris heeft verder overwogen dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de vader een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid en veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. De rechter-commissaris heeft daarbij meegewogen dat de vader eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten. De vader heeft dit ter zitting weliswaar betwist, maar uit de in het geding gebrachte justitiële documentatie volgt dat de vader in 2007 is veroordeeld voor mishandeling, meermalen gepleegd, en door de Staat is onweersproken aangevoerd dat er op dit moment nog een aangifte loopt van een voormalig werknemer van de vader in verband met mishandeling.

De onweersproken gebleven incidenten van 14 en 15 november 2019, in combinatie met de aangiften jegens de vader, de inbewaringstelling en hetgeen daaraan ten grondslag is gelegd, alsmede het feit dat de vader wordt verdacht van poging tot zware mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving, leiden voorshands tot het oordeel dat de inhoud van het advies niet zodanig onjuist is dat het als onrechtmatig jegens de vader moet worden aangemerkt. Dit geldt te meer nu de inhoud van het advies op een aantal onderdelen is genuanceerd in de memo van 1 februari 2020. Daarbij merkt de voorzieningenrechter ten slotte nog op dat het feit dat niet alle in het advies genoemde aantijgingen jegens de vader onderdeel uitmaken van de lopende strafrechtelijke procedure dit niet anders maakt.

4.8.

Dat het advies van grote invloed is op de door de vader gewenste omgang met de kinderen en door de betrokken hulpverlenende instanties als zwaarwegend wordt aangemerkt is evident. Uitgangspunt is dat beide ouders recht hebben op omgang met hun kinderen. Dit is anders als deze omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. De voorzieningenrechter twijfelt er niet aan dat het voor de vader zeer moeilijk is dat hij op dit moment slechts één keer per week telefonisch contact heeft met de kinderen. Evenmin is gesteld of gebleken dat de vader geen goede vader zou zijn voor de kinderen. Het is echter aan de bodemrechter te bepalen of er zwaarwegende omstandigheden zijn die eraan in de weg staan dat de vader contact heeft met de kinderen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om vooruitlopend daarop de vordering van de vader tot rectificatie van het advies toe te wijzen, met name gezien de inhoud van de memo van 1 februari 2020 die is opgesteld naar aanleiding van de geactualiseerde dreigingsinschatting en kan worden meegenomen in de aanhangige bodemprocedure.

4.9.

De door de vader gevorderde inzage in het dossier dat tot de totstandkoming van het advies heeft geleid alsmede in de dreigingsinschatting van 22 november 2019 komen evenmin voor toewijzing in aanmerking. De Staat stelt zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt dat zwaarwegende opsporings- en veiligheidsbelangen aan toewijzing van deze vorderingen in de weg staan. Een dreigingsinschatting bevat volgens de Staat zeer vertrouwelijke informatie die rechtstreeks aan de veiligheid van de betrokkenen raakt en tevens informatie over de manier waarop (veiligheids-)deskundigen te werk gaan en welke methoden en technieken en informatie daarbij worden gebruikt. De door de Staat genoemde argumenten zijn overtuigend en dienen naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de gegeven situatie te worden gerespecteerd.

4.10.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van de vader moeten worden afgewezen. De vader zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt de vader in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.636,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 656,-- aan griffierecht;

5.3.

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2020.

hf


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature