Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Dublin Italie, ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL20.5317

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Brandt).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer NL20.5318, plaatsgevonden op 12 maart 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Gambiaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] .

2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.

3. Eiser voert – kort samengevat - aan dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte in de Dublinprocedure heeft afgehandeld, nu is gebleken dat hij een Italiaanse verblijfsvergunning heeft die geldig is tot april 2020. In het gehoor heeft eiser weliswaar verklaard dat hij een verblijfsvergunning had die is verlopen, maar tijdens de bespreking met zijn gemachtigde is gebleken dat hij toch in het bezit is van een asielstatus in Italië die tot op heden geldig is. Zijn verblijfsvergunning is echter door de brand, de reden van zijn vlucht, vernietigd. De gegevens zoals die uit Eurodac volgen kloppen dan ook niet en het had op de weg van verweerder gelegen om nader onderzoek in te stellen bij de Italiaanse autoriteiten om te verifiëren wat eisers status aldaar is.

3.1

De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat hij een nog geldige verblijfsvergunning in Italië heeft. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder vertrouwen op de informatie uit Eurodac. Hieruit is niet gebleken dat eiser een verblijfsstatus in Italië heeft. Eiser heeft niets aangevoerd op grond waarvan verweerder niet zou kunnen uitgaan van de gegevens uit Eurodac. Eiser heeft ook niet met documenten onderbouwd dat hij een verblijfsvergunning in Italië heeft. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht in de Dublinprocedure afgehandeld.

4. Eiser voert voorts – samengevat - aan dat hij niet kan worden overgedragen aan Italië op grond van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening nu verweerder ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Italië. Hij is daar immers weggestuurd uit de opvang en heeft onder erbarmelijke, mensonterende omstandigheden geleefd en gewerkt. Eiser heeft een aantal artikelen overgelegd die zijn standpunt onderbouwen dat zijn leefwijze een vorm van slavernij is. Verweerder heeft verder ten onrechte geen rekening gehouden met de nieuwe informatie die volgt uit het rapport SFH/OSAR van 21 januari 2020. De enkele verwijzing naar een aantal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is onvoldoende, omdat de Afdeling dit laatste rapport niet heeft betrokken bij zijn oordeel. Dit getuigt van een zorgvuldigheidsgebrek. De stelling van verweerder dat eiser kan klagen bij de hogere autoriteiten van Italië kan niet slagen, nu de hogere autoriteiten onder leiding staan van [naam] , die er juist voor heeft gezorgd dat asielzoekers in dergelijke omstandigheden leven.

4.1

De rechtbank is als volgt van oordeel. Volgens vaste jurisprudentie mag verweerder gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel in zijn algemeenheid ervan uitgaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen (tegenover eiser) nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan.

4.2

In wat eiser aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan. Hoewel uit het rapport SFH/OSAR van 21 januari 2020 volgt dat de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers in Italië tekortkomingen kennen, schetst het rapport geen wezenlijk ander beeld van de situatie dan door de Afdeling al is beoordeeld. Zo vermeldt het rapport weliswaar dat Dublinclaimanten geen recht hebben op opvang in SIPRIOMI (voorheen: SPRAR), maar uit het rapport volgt ook dat Dublinclaimanten in beginsel wel opvang kunnen krijgen in CARA- en CAS-centra (pagina 34 tot 37). Die situatie bestaat al sinds oktober 2018 en is daarom geen verandering ten opzichte van de situatie waarover de Afdeling al heeft geoordeeld. Dat uit het SFH/OSAR-rapport van 21 januari 2020 zou blijken dat kwetsbare asielzoekers het risico lopen dat hun rechten worden geschonden doet hieraan niet af, omdat eiser geen kwetsbare asielzoeker is. Verder vermeldt het SFH/OSAR-rapport dat het niveau van de aangeboden faciliteiten van een absoluut minimum is en dat de kwaliteit van de opvangcentra sterk varieert, maar dat is onderbouwd met een verouderd rapport uit februari 2018 en een AIDA-rapport van april 2019. In de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1861) is dat AIDA-rapport al bij het oordeel van de Afdeling betrokken en is geconcludeerd dat daaruit niet blijkt van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat overdracht aan Italië zal leiden tot een situatie die strijdig is met artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie of met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

4.3

Wat eiser heeft verklaard over zijn leefomstandigheden in Italië en zijn gestelde vrees dat hij na overdracht aan Italië opnieuw in een toestand van slavernij zal belanden, leidt evenmin tot een ander oordeel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het klagen over deze leefomstandigheden bij de hogere autoriteiten geen zin heeft. Zoals verweerder ter zitting terecht heeft opgemerkt, valt uit het overgelegde artikel ook op te maken dat de Italiaanse autoriteiten de ogen niet sluiten voor deze situatie waar eiser zich in bevond en doen de autoriteiten pogingen om dit tegen te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom eiser bij terugkeer naar Italië wederom in deze leefomstandigheden terecht zal komen, nu Italië de Dublinclaim (impliciet) heeft geaccepteerd. Indien dit wel het geval is, kan hij daarover klagen bij de hogere (Italiaanse) autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.

5. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de door eiser overgelegde ‘circular letters’ van de Italiaanse autoriteiten waaruit blijkt dat overdracht aan Italië vanwege het corona-virus niet mogelijk is, slechts een feitelijke belemmering betreft op grond waarvan verweerder vreemdelingen tijdelijk niet uit kan zetten naar Italië. Dit doet niets af aan de rechtmatigheid van de inhoud van het bestreden besluit.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier.

Deze uitspraak is gedaan op 19 maart 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op en openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature