U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing VKV terecht. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 20/1402

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: R. Misrikhanov, referent),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.C.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 4 september 2019 tot het verlenen van een visum kort verblijf afgewezen.

Bij besluit van 3 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar referenten [referent 1] en [referent 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op [1951] , is van Russische nationaliteit. Zij heeft een aanvraag gedaan voor een visum kort verblijf voor een bezoek aan familie.

2. Verweerder heeft het verzoek afgewezen onder meer omdat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaat te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. De sociale binding van eiseres met het land van herkomst is onvoldoende aangetoond dan wel zeer gering gebleken. Er bestaat geen sociale binding met het land van herkomst voor wat betreft een eigen gezin waarvoor zij verantwoordelijkheid of zorg heeft. Eiseres is 68 jaar en heeft verklaard ongehuwd te zijn. Referent heeft verklaard dat eiseres twee zussen heeft die in het land van herkomst wonen. Zij heeft een dochter die in Nederland woont. Hoewel familieleden in het land van herkomst verblijven, kan op grond hiervan niet worden aangenomen dat de sociale binding met het land zo sterk is dat tijdige terugkeer gewaarborgd is. Ook is niet gebleken dat sprake is van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die eiseres dwingen naar het land van herkomst terug te keren. Ook de economische binding met het land van herkomst is onvoldoende aangetoond. Niet gebleken is dat eiseres beschikt over een regelmatig en substantieel inkomen. Als zij daadwerkelijk pensioeninkomsten heeft, geldt nog steeds dat zij niet economisch actief is in het land. Aangezien niet is gebleken van sociale en economische binding met het land van herkomst, waardoor tijdige terugkeer naar het land van herkomst redelijkerwijs gewaarborgd is te achten, wordt getwijfeld aan de uiteindelijke verblijfsduur en aan de juistheid van het opgegeven reisdoel.

3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij naast haar pensioeninkomsten voldoende geld op haar bankrekening heeft staan om de reis naar Nederland te betalen. Daarnaast heeft verweerder geen rekening gehouden met het feit dat referent ook garant staat voor de uitgaven.Voor wat betreft de sociale binding heeft eiseres aangevoerd dat zij een eigen leven in Dagestan heeft en niet van plan is haar leven te veranderen. Naast familieleden heeft zij ook veel vrienden en buren met wie ze voortdurend contact heeft. Zij heeft een eigen huis in haar bezit en ontvangt een pensioenuitkering, waaruit haar economische binding blijkt.

Verweerder heeft bij zijn beslissing de “Overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de visumregeling tussen de Russische federatie en de Europese Unie” van 25 mei 2006 genegeerd.

4. Ingevolge artikel 32, eerste lid, van de Visumcode wordt een visum, voor zover hier van belang, geweigerd:

a. indien de aanvrager:

(…)

ii. het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond;(…..)

b. indien er redelijke twijfel bestaat over (...) zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.

5. De in artikel 32, eerste lid, van de Visumcode genoemde redenen zijn ieder afzonderlijk voldoende om een visum te weigeren. Bij beantwoording van de vraag of aannemelijk is dat de aanvrager het voornemen heeft om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum, mag verweerder het criterium van sociale en economische binding hanteren. Dit volgt uit rechtsoverwegingen 56 en 69 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, Koushkaki, C-84/12 (ECLI:EU:C:2013:862). Uit voormeld arrest van het HvJ EU volgt dat verweerder bij het onderzoek van een aanvraag over een ruime beoordelingsmarge beschikt met betrekking tot de toepassingsvoorwaarden van artikel 32, eerste lid, van de Visumcode en de beoordeling van de relevante feiten, om te bepalen of een van de in dat artikel vermelde gronden voor weigering van een visum aan de aanvrager kan worden tegengeworpen.

6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiseres heeft mogen tegenwerpen dat niet gebleken is van een dusdanig sterke sociale en economische binding met Rusland, dat haar tijdige terugkeer naar dat land hiermee is gewaarborgd. De sociale binding is gering gebleken. Zij heeft twee zussen in Dagestan en een volwassen dochter die in Nederland woont. Eiseres heeft niet betwist dat zij geen zorg heeft voor een eigen gezin dan wel gesteld dat zij door zorg voor familie niet gemist kan worden in Rusland. Dat zij haar eigen leven in het land van herkomst heeft met familie, haar zussen en vrienden legt in dit kader te weinig gewicht in de schaal. Verweerder heeft ook terecht overwogen dat niet is gebleken dat sprake is van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die haar zouden dwingen tijdig terug te keren.

7. Om de economische binding aan te tonen heeft eiseres aangevoerd dat zij een pensioenuitkering geniet van € 200,-- per maand. Bij haar aanvraag heeft zij als bewijs een afschrift van haar bankrekening met saldo overgelegd. Zij heeft echter niet aangetoond dat dit pensioen daadwerkelijk aan haar wordt uitgekeerd. Niet gebleken is dat het saldo op haar bankrekening afkomstig is van pensioen. Ter zitting heeft referent gesteld dat eiseres de betaling van haar pensioen niet met bankafschriften kan aantonen, omdat haar pensioen niet per bank maar contant wordt uitbetaald. Dat zij dit contant uitbetaald krijgt heeft zij echter evenmin met stukken onderbouwd. Daarmee heeft ze dus niet aangetoond dat zij een structureel inkomen geniet in het land van herkomst. Maar ook in het geval ze dit wel mocht ontvangen dan is niet gebleken dat eiseres - om de pensioeninkomsten te kunnen ontvangen - terug zou moeten keren naar Rusland. Als haar aanwezigheid in het land wel vereist is, dan ligt het op de weg van eiseres om dit aan te tonen en dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande te gering is voor het aannemen van voldoende economische binding met Rusland. Ook de eigendom van onroerend is geen reden om economische binding met het land aan te nemen. Onroerend goed kan immers worden verkocht of verhuurd en/of vanuit het buitenland worden beheerd.

8. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van Nederland te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Verweerder heeft de aanvraag van het visum reeds op grond hiervan terecht afgewezen. Gelet op het vorenstaande behoeft wat is gesteld over de middelen van bestaan en de garantstelling geen bespreking.

9. Eiseres heeft nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte de “Overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de visumregeling tussen de Russische Federatie en de Europese Unie” heeft genegeerd. De overeenkomst waar eiseres op wijst ziet op de facilitering van een visumaanvraag, dit neemt echter niet weg dat verweerder zelf aan de hand van geldende regelgeving ook altijd moet beoordelen of eiseres aan de vereisten voldoet voor een visum. In artikel 2, lid, 2 van de overeenkomst staat vermeld dat in het geval het gaat om de weigering van een visum de nationale wetgeving of het Gemeenschapsrecht van toepassing is. Het beslissingskader voor verweerder is in dit kader de Visumcode, die de criteria noemt waaraan voldaan moet zijn om in aanmerking te komen voor een visum. Verweerder heeft de aanvraag terecht aan deze criteria getoetst en daarmee niet in strijd gehandeld met vorengenoemde Overeenkomst.

10. Het beroep is ongegrond.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 26 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Op grond van artikel 84, onder b, van de Vw staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.

zie ook de uitspraak van de rechtbank Den Haag, locatie Midden-Nederland van 7 mei 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:2169)

zie ook de uitspraak van de rechtbank Den Haag, locatie Middelburg van 11 april 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:5037)

vergelijk de uitspraak van 7 november 2019 van de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag (ECLI:NL:RBDHA_2019:11899)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature