Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/8648
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 november 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker
(gemachtigde: mr. J.A.P.F. Hoens),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken en aan eiser een inreisverbod voor de duur van 10 jaar opgelegd.
Bij besluit van 3 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Per brief van 30 oktober 2020 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat hij het bestreden besluit heeft ingetrokken en dat hij opnieuw op het bezwaar van verzoeker zal beslissen.
Als reactie hierop heeft verzoeker het beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken.
Bij besluit van 11 november 2020 heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van verzoeker beslist.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar
is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Naar aanleiding van het bestreden besluit van 11 november 2020 is namens de voorzieningenrechter aan verzoeker gevraagd of hij tegen dat besluit beroep heeft ingediend.
Op 24 november 2020 heeft verzoekers gemachtigde telefonisch medegedeeld dat hij geen beroep heeft ingediend tegen het besluit van 11 november 2020.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen beroep is ingediend tegen het besluit van
11 november 2020 en dat er derhalve geen connexe bodemprocedure is. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen. Het verzoek wordt daarom met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb zonder onderzoek ter zitting niet-ontvankelijk verklaard.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.