U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Dublin, Italië, interstatelijk vertrouwensbeginsel, interim measures EHRM, bijzondere kwetsbaarheid, AIDA-rapport 27 mei 2020, ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL19.29911

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres mede namens haar minderjarige kinderen [kind 1], V-nummer: [v-nummer 2] [kind 2], V-nummer: [v-nummer 3] (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Elias).

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verder heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

In de uitspraak van 7 januari 20201 heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat eiseres en haar kinderen niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op het beroep is beslist. De beroepsprocedure is tot nader orde aangehouden.

Op 8 april 2020 en 5 augustus 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) uitspraken gedaan2 die van belang zijn voor deze beroepsprocedure.

Partijen hebben gereageerd op de uitspraken van de ABRvS en aangegeven welke gevolgen ze moeten hebben voor de beroepsprocedure.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2020. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

1 ECLI:NL:RBMNE:2020:32.

2 Uitspraken van 8 april 2020: ECLI:NL:RVS:2020:986, ECLI:NL:RVS:2020:987; Uitspraken van 5 augustus 2020: ECLI:NL:RVS:2020:1848, ECLI:NL:RVS:2020:1849 en ECLI:NL:RVS:2020:1850.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat Italië volgens verweerder op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiseres daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend.

2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van eiseres om haar beroepszaak aan te houden op 7 januari 2020 toegewezen. Daaraan is onder meer ten grondslag gelegd dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een aantal interim measures heeft getroffen in zaken waarbij sprake is van bijzonder kwetsbare vreemdelingen. De vraag is of de bijzonder kwetsbare vreemdelingen op grond van de Dublinverordening zonder individuele garanties aan Italië kunnen worden overgedragen. Omdat eiseres ook als bijzondere kwetsbaar moet worden aangemerkt, is de gevraagde voorlopige voorziening getroffen. De beroepsprocedure is toen aangehouden.

3. De ABRvS heeft in de uitspraken van 8 april 2020 geoordeeld dat de oplegging van de interim measures door het EHRM niet betekent dat de vreemdeling in Italië geen adequate opvang zal krijgen en dat de vreemdeling bij overdracht aan Italië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest. De ABRvS overweegt dat het EHRM niet heeft toegelicht waarom het deze interim measures heeft opgelegd. Daar kan dus niet zonder meer uit worden afgeleid of deze betekenis heeft voor andere vreemdelingen en, zo ja, welke betekenis dit zou kunnen zijn. Dit oordeel heeft de ABRvS herhaald in de uitspraken van 5 augustus 2020. De rechtbank ziet in deze uitspraken van de ABRvS aanleiding om de beroepsprocedure niet langer aan te houden. De rechtbank hecht in dit verband ook belang aan de antwoorden van de Italiaanse autoriteiten op vragen van het EHRM. In deze antwoorden hebben de Italiaanse autoriteiten namelijk onder meer aangegeven dat de eenheid van het gezin zal worden gewaarborgd, dat de toegang tot de essentiële diensten in de opvangcentra is gewaarborgd en dat er bijzondere opvangvoorzieningen zijn voor kwetsbare personen, waaronder alleenstaande ouders en mensen die lijden aan ernstige lichamelijke of geestelijke aandoeningen.

4. Eiseres volhardt in haar stelling dat zij en haar minderjarige kinderen in Italië onmenselijk zullen worden behandeld vanwege het ontbreken van voldoende en adequate opvangvoorzieningen voor bijzonder kwetsbaren, zoals zij en haar kinderen. Ten aanzien van Italië kan dan ook niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan en de uitspraken van de ABRvS maken dit niet anders. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het AIDA Country Report (update 2019) van 27 mei 2020. Hieruit blijkt dat voor asielzoekers en Dublinclaimanten in Italië weinig tot niets is veranderd, waardoor deze nog steeds slecht is. Eiseres verwijst specifiek naar pagina’s 94, 107, 108, 112 en 113, waaruit volgens haar onder andere blijkt dat het niet zeker is dat sprake zal zijn van opvang, dat systematisch zorgen zijn geuit over de opvangomstandigheden en dat de toegang tot de medische zorg wordt belemmerd.

5. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verwijst daarbij naar de hiervoor genoemde uitspraken van de ABRvS. De ABRvS heeft dit recent nog weer

bevestigd in haar uitspraak van 15 oktober 20203. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval niet kan. Eiseres is hier niet in geslaagd.

6. Het AIDA-rapport dat eiseres heeft overgelegd leidt niet tot het oordeel dat sprake is van structurele gebreken in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem. De ABRvS heeft in haar uitspraak van 15 oktober 2020 overwogen dat het rapport geen wezenlijke verandering laat zien ten opzichte van de landeninformatie die de ABRvS al bij haar uitspraken van 8 april 2020 heeft betrokken.

7. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat eiseres niet als bijzonder kwetsbaar kan worden beschouwd, omdat ze geen alleenstaande moeder is. Verweerder baseert dit op het gehoor waarin eiseres heeft verklaard dat ze een partner in Italië heeft. De rechtbank zal dit echter niet bij de beoordeling betrekken, omdat verweerder deze omstandigheid niet blijkt uit het voornemen en het bestreden besluit. De ABRvS heeft in de uitspraken van 8 april 2020 echter overwogen dat ook in het geval van bijzonder kwetsbare personen het niet aannemelijk is dat sprake is van zo’n structurele verslechtering in de opvangomstandigheden dat Dublinclaimanten in Italië een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM . De ABRvS verwijst daarbij allereerst naar de in de circular letter van 8 januari 2019 opgenomen garanties, maar betrekt in haar oordeel ook de antwoorden van de Italiaanse autoriteiten op de vragen van het EHRM in de zaak F.O. tegen Nederland.4 De Italiaanse autoriteiten hebben in de antwoorden bevestigd dat alle onder de Dublinverordening aan hen overgedragen families met minderjarige kinderen opvang hebben gekregen in het door hen beschreven systeem. Verweerder mag er dus ook in het geval van eiseres, als alleenstaande moeder met jonge kinderen, vanuit gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen na zal komen en voor passende (medische) zorg en opvang zal zorgen. Verweerder hoeft dan ook niet om aanvullende individuele garanties te vragen voor eiseres en haar kinderen.

8. Ook de omstandigheid dat het EHRM verschillende interim measures heeft getroffen in zaken van kwetsbare asielzoekers maakt niet dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Zoals hiervoor al is overwogen, kan uit de getroffen interim measures niet zonder meer worden afgeleid dat in Italië sprake is van structurele tekortkomingen. Ook niet voor kwetsbare personen.

9. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiseres geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. Daarbij benadrukt de rechtbank nogmaals dat verweerder erop mag vertrouwen dat Italië voldoende zorg en opvang zal bieden aan eiseres en haar kinderen. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat deze omstandigheden niet zodanig zijn dat overdracht van onevenredige hardheid zou getuigen.

10. Het beroep is ongegrond.

3 ECLI:NL:RVS:2020:2449.

4 In de zaak F.O. tegen Nederland, van 16 september 2019, no. 48125/19 (gepubliceerd op Vluchtweb).

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.

De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:

25 november 2020

en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Mr. J.J. Catsburg T.R. Vos

Rechter Griffier

Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling

bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature