U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Beroep tegen intrekking verblijfsvergunning als au pair, inmiddels rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan. Geen procesbelang. Beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/10150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [1992] , met de Vietnamese nationaliteit, eiseres

V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. R. Dhalganjansing),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.E.A. Bakker).

Inleiding en procesverloop

Met ingang van 7 april 2017 is aan eiseres een verblijfsvergunning verleend met als verblijfsdoel ‘uitwisseling’. Deze verblijfsvergunning had een geldigheidsduur tot 8 april 2018.

Op 27 februari 2018 heeft de erkend referent van eiseres, het bureau [bureau] , zich afgemeld als referent omdat eiseres zich op 16 februari 2018 bij haar partner, de heer [naam partner] heeft ingeschreven.

Eiseres heeft op 8 maart 2018 een aanvraag ingediend om het verblijfsdoel te wijzigen. Zij wil bij haar partner verblijven. In het kader van deze aanvraag zijn eiseres en haar partner op 5 juni 2018 gehoord.

Op 11 juli 2018 heeft verweerder in verband met deze omstandigheden het voornemen kenbaar gemaakt om de verblijfsvergunning die aan eiseres met ingang van 8 april 2017 was verleend onder de beperking ‘uitwisseling’ in te trekken. Eiseres wordt in de gelegenheid gesteld hierop haar zienswijze te geven.

Zij heeft op 18 september 2018 haar zienswijze op dit voornemen kenbaar gemaakt. Zij voert aan dat haar intenties als au pair waren het vervullen van au pair taken voor het gastgezin en onder meer Nederland beter leren kennen.

Bij besluit van 23 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres onder de beperking ‘uitwisseling’ ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 8 april 2017. Eiseres heeft tegen dit besluit op 20 november 2018 bezwaar gemaakt. Eiseres heeft het bezwaar op 10 december 2018, 28 juni 2019 en 31 oktober 2019 aangevuld.

Bij besluit van 25 oktober 2018 heeft verweerder de aanvraag tot wijziging van het doel van de verblijfsvergunning afgewezen. Hiertegen heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.

In het besluit van 29 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit aan eiseres een document EU/EER verleend waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het bestreden besluit gaat over de intrekking van de aan eiseres verleende verblijfsvergunning met het verblijfsdoel ‘uitwisseling’. Verweerder heeft deze vergunning ingetrokken omdat volgens hem niet is gebleken dat het primaire doel van het verblijf van eiseres als au pair in Nederland het kennismaken met de Nederlandse cultuur en samenleving was. Eiseres heeft op geen enkele manier uitvoering gegeven aan de culturele uitwisseling. Zo heeft eiseres niet deelgenomen aan door het au pairbureau georganiseerde culturele activiteiten of met het gastgezin culturele activiteiten ondernomen. Dit blijkt uit de verklaringen van eiseres. Het enkele verblijf in een gastgezin is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat eiseres daadwerkelijk uitvoering heeft gegeven aan de culturele uitwisseling. Omdat niet is gebleken dat eiseres uitvoering heeft gegeven aan de culturele uitwisseling en naar Nederland is gekomen om kennis te maken met de Nederlandse cultuur en samenleving heeft eiseres volgens verweerder nooit voldaan aan de beperking waaronder aan haar een vergunning is verleend. Om die reden heeft verweerder de aan eiseres verleende vergunning ingetrokken op grond van artikel 18, eerste lid aanhef en onder f in samenhang gelezen met artikel 19 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ).

2. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor intrekking van de aan haar verleende verblijfsvergunning. Eiseres heeft geen onjuiste gegevens verstrekt of gegevens achtergehouden. Zij heeft ook geen misbruik gemaakt van de verblijfsprocedure. Eiseres heeft zich volledig gericht op haar au pair taken en was in die hoedanigheid prima in staat de Nederlandse taal en cultuur goed te leren kennen. Eiseres vindt omgang met kinderen zeer plezierig en kan als au pair kennis maken met het buitenland, dat is waarom zij de au pair procedure heeft gevolgd.

3. Omdat verweerder aan eiseres een document heeft verstrekt waaruit haar rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, zal de rechtbank allereerst beoordelen of eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van haar beroep. Procesbelang is het belang dat iemand heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat diegene voor ogen staat met het rechtsmiddel (in dit geval beroep) kan worden bereikt en voor diegene van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.

4. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat haar belang tweeërlei is. Als eerste heeft zij erop gewezen dat zij belang heeft bij het mogen opkomen tegen een onjuist besluit. Zij hoeft niet te dulden dat een onrechtmatig bestuursbesluit in stand blijft. Het is de plicht van de rechter om onrechtmatigheden te elimineren en in het verlengde daarvan heeft eiseres een recht om tegen een onrechtmatig besluit op te komen. Daarnaast voert zij aan dat het besluit een intrekking met terugwerkende kracht betreft en dat zij er belang bij heeft om dat getoetst te zien. Als het besluit niet in stand kan blijven, worden daarmee haar opgebouwde rechten vanaf april 2017 erkend.

5. Over het eerste punt overweegt de rechtbank het volgende. Een beoordeling van het beroep van eiseres dat het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning onjuist is, heeft geen feitelijke betekenis voor eiseres. Zij heeft rechtmatig verblijf, dat verandert niet als wordt vastgesteld dat verweerder het besluit niet mocht nemen zoals hij dat heeft gedaan. Dat zij het recht heeft om op te mogen komen tegen een (in haar ogen) onjuist besluit is een louter principieel belang. Volgens vaste rechtspraak levert dat geen procesbelang op.

6. Ook het tweede punt is onvoldoende om een procesbelang in deze procedure aan te nemen. De ingetrokken verblijfsvergunning was verleend voor het verblijfsdoel ‘uitwisseling’. Dit is naar zijn aard een tijdelijke vergunning, waarbij de aard van het verblijf of de verblijfsduur ook geen rol kan spelen bij het verkrijgen van een vergunning voor voortgezet verblijf, omdat hiermee geen verblijfsrechten worden opgebouwd. Dat de vergunning is ingetrokken, heeft dus ook geen gevolgen voor een eventueel in de toekomst aan te vragen verblijfsvergunning. Het doel dat eiseres met deze procedure voor ogen heeft, namelijk dat haar opgebouwde rechten vanaf 2017 worden erkend, kan zij niet bereiken met deze procedure.

7. Het beroep is niet-ontvankelijk.

8. Eiseres heeft gevraagd om vergoeding van de volledige schade. Ter zitting heeft zij daarbij toegelicht dat de redelijke termijn is overschreden. Gemachtigde doet hierbij een beroep op het Unierecht.

9. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) is de rechtbank van oordeel dat voor de berechting van een zaak in eerste aanleg als uitgangspunt heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt, indien de rechter in eerste aanleg niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet. In deze termijn is de duur van een eventuele bezwaarfase inbegrepen. In het geval van eiseres is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot verlenging of verkorting van deze termijn. Haar enkele stelling dat in strijd is gehandeld met het Unierecht is daarvoor onvoldoende. Zij heeft dit op geen enkele wijze nader gemotiveerd en onderbouwd. Het primaire besluit is op 23 oktober 2018 kenbaar gemaakt aan eiseres. Zij heeft hiertegen op 20 november 2018 bezwaar gemaakt. Op deze datum is de termijn aangevangen. Nu de uitspraak van de rechtbank binnen twee jaar na aanvang van de termijn is gevolgd, is de redelijke termijn niet geschonden. Er is dan ook geen aanleiding voor een schadevergoeding.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van

mr. C. ten Klooster, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature