U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

bewaring, Dublinclaimant, gronden niet bestreden, terecht geen lichter middel, eerder MOB gegaan, beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18674

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen), en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. Sweerts).

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw S.M. Nikolopoulos. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1995] .

2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:

3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;

3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;

1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).

en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:

4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;

4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;

4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.

3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden van de maatregel niet heeft bestreden.

4. Eiser voert aan dat een lichter middel dan bewaring kan worden toegepast. Eiser stelt dat hij bij een vriendin, [vriendin] , kan verblijven onder oplegging van een meldplicht. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een ondertekende verklaring van zijn vriendin overgelegd met daarbij een kopie van haar verblijfsdocument. Tot aan zijn inbewaringstelling op 19 oktober 2020 heeft eiser in het Asielzoekerscentrum (AZC) verbleven en zich niet aan het toezicht onttrokken. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een significant risico op onttrekking aan het toezicht, aldus eiser.

5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling. Verweerder mag daarbij niet alleen verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet in de maatregel specifiek motiveren waarom hij de bewaring noodzakelijk vindt. Daarbij moet verweerder ook ingaan op persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Dit is vaste rechtspraak.3 Dat heeft verweerder in deze zaak gedaan. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen lichter middel hoefde toe te passen. De overgelegde verklaring van de vriendin van eiser doet niet af aan dit oordeel van de rechtbank. De vriendin van eiser verklaart dat zij woonachtig is op de [adres] , maar een bewijs van inschrijving op dit adres ontbreekt. Bovendien is niet gebleken dat de vriendin van eiser ook kan voorzien in het levensonderhoud van eiser. Daarnaast blijkt uit het dossier dat eiser voor zijn eerder geplande overdracht aan Italië op 5 december 2019 met onbekende bestemming is vertrokken. Vervolgens heeft eiser zich op 22 april 2020 weer bij het AZC gemeld voor opvang. Gelet daarop bestaat er naar het oordeel van de rechtbank een significant risico dat eiser zich opnieuw aan het toezicht onttrekt. Dit volgt ook uit de (onbestreden) gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd. Bovendien heeft eiser ter zitting nog verklaard dat hij niet terug wil naar Italië. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht overwogen dat een lichter middel niet zal leiden tot het zelfstandig vertrek van eiser. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb .

3 Onder meer de uitspraken van de ABRvS van 23 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:674) en van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1309).

verklaart het beroep ongegrond;

wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

09 november 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature