U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

‘’Onduidelijke aanvraag visum of mvv; hoewel V interpretatievrijheid heeft, wordt de interpretatie van V onvoldoende gesteund door de stukken; V heeft zich onvoldoende vergewist van de juiste grondslag; gegrond; vernietiging. ‘’

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/2710

[V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1978, van Ghanese nationaliteit, eiseres

(gemachtigde: mr. S.S. Jangali),

en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. K.M.A. van der Heijden).

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een visum afgewezen. Het daartegen ingestelde bezwaar is bij besluit van 13 maart 2019 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Op 9 april 2019 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Ook waren op de zitting aanwezig [naam] , moeder van eiseres, en K. Mensah, tolk in de taal Twi. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Over het beroep op betalingsonmacht

1. Eiseres heeft verzocht om te worden vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Eiseres heeft daartoe een verklaring omtrent inkomen en vermogen overgelegd. Gelet op vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden gehonoreerd. De rechtbank stelt eiseres daarom vrij van de verplichting tot het betalen van griffierecht.

Over het beroep tegen het bestreden besluit

De aanleiding

2. Eiseres heeft op 5 juni 1985 door een optieverklaring van haar moeder het Nederlanderschap verkregen. Eiseres heeft de Nederlandse nationaliteit per 1 april 2013 verloren. Op 6 april 2018 heeft eiseres verzocht om afgifte van een visum.

3.1.

Verweerder heeft de aanvraag opgevat als een aanvraag tot het verlenen van een visum voor kort verblijf. Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen – en bij het bestreden besluit gehandhaafd – omdat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. Eiseres heeft wisselende informatie overgelegd over haar verblijfsdoel. Eiseres heeft enerzijds stukken overgelegd die zien op een familiebezoek voor een periode van 90 dagen en anderzijds wordt aangegeven dat zij een aangekondigde wijziging van de Wet op het Nederlanderschap in Nederland wil afwachten en dat zij in Nederland een verblijfsvergunning wil aanvragen. Verweerder overweegt verder dat niet is gebleken dat fysieke aanwezigheid van eiseres in Nederland noodzakelijk is in afwachting van de behandeling van het wetsvoorstel dan wel ter stuiting van de verjaring van verlies van haar aanspraken in de toekomst op het Nederlanderschap.

3.2.

Ook heeft verweerder overwogen dat eiseres niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis. Tot slot heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van Nederland en de overige lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Niet is gebleken dat de sociale en/of economische binding van eiseres met Ghana zodanig sterk is dat de tijdige terugkeer gewaarborgd is te achten. In het bestreden besluit is ook opgemerkt dat er geen aanknopingspunten in de bezwaarprocedure zijn die inhoudelijke behandeling conform de voorwaarden van een inreis- en/of faciliterende visum rechtvaardigen.

Standpunten partijen

4.1.

Eiseres voert aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door een onjuist toetsingskader te hanteren, dan wel geen gebruik te maken van zijn verplichting tot doorzending van het bezwaarschrift. In bezwaar heeft eiseres namelijk aangegeven dat zij naar haar weten geen visum voor kort verblijf heeft aangevraagd dan wel dat dit in elk geval niet de bedoeling was. Eiseres wenste een aanvraag in te dienen voor een inreisvisum. Zij wil naar Nederland komen om verjaring van het verlies van haar toekomstige aanspraken op het Nederlanderschap te stuiten en om een verblijfsvergunning aan te vragen. De gemachtigde van eiseres heeft dit via een brief van 5 april 2018 en een mail van 26 juli 2018 aangegeven aan de ambassade in Accra. Hierbij is ook een ingevuld aanvraagformulier gevoegd, waarop eiseres alleen nog een handtekening had moeten zetten. Waarom dit op de ambassade niet is gebeurd, is de gemachtigde van eiseres onbekend. Eiseres wijst erop dat er geen aanvraagformulier bestaat voor een inreisvisum, waardoor het formulier ‘Schengen Visa Application’ moet worden gebruikt. Waarom eiseres op de ambassade een ander aanvraagformulier moest ondertekenen is onduidelijk. Ook is onduidelijk hoe de vertrekdatum uit het Schengengebied op het formulier terecht is gekomen. In bezwaar is nadrukkelijk verzocht om het aanvraagformulier dat door de gemachtigde van eiseres is gemaild naar de ambassade in de plaats te stellen van het formulier dat eiseres op de ambassade moest ondertekenen.

4.2.

Eiseres voert verder aan dat zij heeft gemotiveerd en met stukken heeft onderbouwd waarom haar toegang tot Nederland moet worden verschaft. Verweerder is hier ten onrechte niet op ingegaan. Eiseres heeft een groot belang bij het behouden/herkrijgen van het Nederlanderschap. Verweerder had hiermee rekening moeten houden en ook met de bijzondere individuele omstandigheid dat eiseres haar Nederlandse nationaliteit is kwijtgeraakt door tegenwerking van verweerder. Als verweerder eerder aan eiseres een visum had verstrekt, had zij het Nederlanderschap niet verloren.

4.3.

Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat verweerder haar ten onrechte niet heeft gehoord. Horen was in dit geval zinvol geweest, aangezien uit de bestreden beschikking blijkt dat verweerder het primaire besluit heeft gebaseerd op een verkeerde aanvraag en derhalve op onjuiste feiten en omstandigheden.

5. Hoewel door de brief van 5 april 2018 en de mail van 26 juli 2018 onduidelijkheid is ontstaan over de aanvraag, stelt verweerder zich op het standpunt dat hij terecht is uitgegaan van een aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Immers, dat is wat eiseres kennelijk heeft aangevraagd bij de ambassade blijkens de ondertekende formulieren en de voor een visum voor kort verblijf overgelegde relevante bewijsstukken. De brief en de e-mail zijn door verweerder geïnterpreteerd als bijlagen bij de aanvraag om een visum voor kort verblijf en gevoegd in het dossier. Er ligt geen ondertekende aanvraag voor een inreis- of faciliterend visum. Het stond eiseres vrij om een separate aanvraag in te dienen hiervoor, maar dit heeft zij tot op heden niet gedaan.

Oordeel van de rechtbank

6. Allereerst stelt de rechtbank vast dat de afwijzingsgronden voor een visum voor kort verblijf niet in geschil zijn. De vragen die voorliggen zien enkel op de grondslag van de aanvraag en de toewijsbaarheid van de door eiseres gestelde aanvraag. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

7.1.

Verweerder heeft op de zitting bevestigd dat de volgende stukken destijds zijn ontvangen en gevoegd in het aanvraagdossier:

een brief van 5 april 2018 (een dag voor de afspraak bij de ambassade in Accra) met als onderwerp ‘Aanvraag om inreisvisum / faciliterend visum’, met daarin als bijlage, onder andere, een ingevuld aanvraagformulier voor een inreisvisum, zonder handtekening; en,

de mail van 26 juli 2018 (vijf dagen voor het primaire besluit) met als onderwerp ‘[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1978. Rappel gaarne reactie binnen 7 dagen’, waarin de inhoud van eerdergenoemde brief is ingelast.

7.2.

De rechtbank ziet in het dossier daarnaast het aanvraagformulier van 6 april 2018, die is ingevuld en voorzien van bewijsstukken met het oog op een aanvraag voor een visum voor kort verblijf voor bezoek aan familie of vrienden. De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier en het besprokene op de zitting niet vast te stellen is wat op de ambassade is voorgevallen, waardoor de van de brief van 5 april 2018 afwijkende aanvraag tot stand is gekomen.

8.1.

De rechtbank is van oordeel dat het op basis van de bezwaargronden van 14 november 2018 en 27 augustus 2018, tezamen met de mail van 26 juli 2018 en de brief van 5 april 2018, voor verweerder voldoende duidelijk moest zijn dat eiseres geen visum voor kort verblijf heeft willen aanvragen. Anders dan verweerder meent, heeft hij zich niet enkel mogen baseren op het ondertekende aanvraagformulier van 6 april 2018, maar had hij voor doeleinden van het bepalen van de grondslag van de aanvraag ook alle overige correspondentie in het dossier moeten betrekken bij de heroverweging. Sterker nog, alle overige communicatie van de zijde van eiseres druist zozeer in tegen de aanvraag van 6 april 2018, dat de rechtbank het ervoor houdt dat er in het mondelinge contact tussen eiseres zelf en de ambassade sprake is geweest van miscommunicatie, waarbij de ambassademedewerkers kennelijk onvoldoende acht hebben geslagen op de brief van 5 april 2018. Opgemerkt zij dat verweerder weliswaar interpretatieruimte heeft ten aanzien van de kwalificatie van een aanvraag, maar de brief van 5 april 2018, met bijlagen, en de mail van 26 juli 2018 bieden onvoldoende aanknopingspunten voor verweerder om uit te gaan van een aanvraag van een visum voor kort verblijf bij familie of vrienden. Van belang voor dit oordeel is tot slot dat eiseres zowel vóór als na het invullen van het aanvraagformulier op 6 april 2018 schriftelijk verzocht heeft om een andersoortig visum. In het geval het voor verweerder ondanks het voorgaande onduidelijk was wat eiseres beoogde aan te vragen, had het op zijn weg gelegen om die onduidelijkheid weg te nemen door bijvoorbeeld aan eiseres om opheldering te vragen. Verweerder heeft zich in bezwaar niet vergewist van de juiste grondslag van de aanvraag en het besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid. De beroepsgrond slaagt.

8.2.

De rechtbank merkt op dat de twee door eiseres verzochte visa, een inreis- en faciliterend visum, verschillende soorten visa zijn. Gelet op de bewoording van de oorspronkelijke brief van 5 april 2018 en de daarbij behorende bijlagen verstaat de rechtbank hieronder dat eiseres één van de varianten wenst van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van verblijf op niet-tijdelijke humanitaire gronden. Voor zover verweerder van oordeel is dat voor deze aanvraag niet voldaan wordt aan de eisen van afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of anderszins inhoudelijk niet aan de voorwaarden wordt voldaan, moet hij dat beoordelen op de juiste grondslag van de aanvraag. Aangezien verweerder zich in de eerste plaats niet correct heeft vergewist van de grondslag van de aanvraag, kan de summiere alinea over inreis- en/of faciliterende visa op pagina drie van het bestreden besluit, de afwijzing niet alsnog dragen. Verweerder heeft namelijk niet duidelijk gemaakt wat de voorwaarden zijn voor de afgifte van dergelijke visa en waarom eiseres daar niet aan voldoet. Het besluit is dan ook onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de geconstateerde gebreken ziet de rechtbank geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank draagt verweerder dan ook op om opnieuw te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.

10. De rechtbank ziet, gelet op de gegrondverklaring van het beroep, aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten, die zijn begroot op € 1.050,- op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde van € 525,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak; en,

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in verband met het beroep tot een bedrag van € 1.050,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. G.J. Tingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

de rechter

de griffier is niet in gelegenheid de uitspraak te ondertekenen

Afschrift verzonden aan partijen op:

Conc.: GJT

D:

VK

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6: 6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:282.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature