U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Eindbeschikking: combi OTS en gezag en omgang. Moeder krijgt eenhoofdig gezag, verzoek raad om OTS uit te spreken afgewezen, rechtbank heeft advies raad inzake ‘parallel ouderschap’ niet gevolgd.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 19-7446

Zaaknummer: C/09/581667

Datum beschikking: 26 oktober 2020

Gezag, hoofdverblijfplaats en zorgregeling

Beschikking op het op 11 oktober 2019 ingekomen verzoek van:

[X]

de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. N. Yildiz te ’s-Gravenhage.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. W.N. Sardjoe te ’s-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 19 maart 2020 van deze rechtbank:

- is de Raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) verzocht een onderzoek te verrichten omtrent het gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, ten behoeve van [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] 2013 te ’ [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te ’ [geboorteplaats] . en over dit alles aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;

- is de Raad verzocht, indien hij dat nodig acht, zijn onderzoek uit te breiden naar een beschermingsonderzoek;

- is bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naast de in de beschikking van 31 maart 2017 vastgelegde reguliere weekendregeling, voorlopig bij de vader zullen zijn:

in de even jaren op tweede kerstdag, te beginnen in 2020, en in de oneven jaren op eerste

kerstdag;

in de even jaren tijdens Oud en Nieuw, te beginnen in 2020;

in de even jaren tijdens Pasen, te beginnen in 2020, en in de oneven jaren tijdens

Pinksteren, te beginnen met 2021;

gedurende de verjaardagen van de kinderen in de oneven jaren, te beginnen in 2021;

gedurende de verjaardagen van de vader, zijn huidige partner en zijn huidige kinderen;

gedurende de eerste helft van de kerstvakantie;

gedurende de eerste twee weken in de zomervakantie;

gedurende de tweede helft van de herfst-, krokus- en meivakantie;

waarbij het halen en brengen zal worden gedeeld, aldus dat de moeder steeds de kinderen naar de vader brengt en dat de vader de kinderen steeds terugbrengt naar de moeder;

- is iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling, de (voorlopige) ondertoezichtstelling en de proceskosten pro forma aangehouden.

De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:

- de brief van 7 september 2020 van de zijde van de raad, met als bijlage het rapport van de raad d.d. 7 september 2020 met kenmerk [nr.] ;

- het F-9 formulier met bijlagen van 25 september 2020 van de zijde van de vrouw.

Op 25 september 2020 is de behandeling ter zitting van deze rechtbank voortgezet in de vorm van een gecombineerde behandeling van zowel de onderhavige verzoeken als het verzoek tot ondertoezichtstelling van de raad van 10 september 2020 (C/09/599146, JE RK 20-2152). In deze zaak wordt heden een afzonderlijke beschikking gewezen waarbij het verzoek om ondertoezichtstelling is afgewezen. Voor de motivering van die beslissing wordt naar die beschikking verwezen.

Ter zitting zijn verschenen:

- de moeder, bijgestaan door mr. J.S. Jordan en mr. Yildiz en

- de vader, bijgestaan door mr. W.N. Sardjoe,

- de heer [medewerker RvdK] van de raad,

- mevrouw [medewerker SJwH] van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden.

Mr. Sardjoe heeft ter zitting een korte pleitnota overgelegd en nog nadere stukken ingediend.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking van 19 maart 2020 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.

Gezag, hoofdverblijfplaats, definitieve zorgregeling

Op verzoek van de rechtbank heeft de raad onderzoek gedaan naar de volgende vragen:

- is het in het belang van de kinderen om de gezagssituatie te wijzigen, aldus dat de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast?

- is het in het belang van de kinderen om de hoofdverblijfplaats te wijzigen, aldus dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt vastgesteld?

- is het in het belang van de kinderen is om de zorgregeling te wijzigen en, zo ja, op welke wijze?

In verband met de door de rechtbank aan de raad gestelde vraag om, indien hij dat nodig acht, zijn onderzoek uit te breiden naar een beschermingsonderzoek, heeft de raad dit ook gedaan.

Het rapport van de raad houdt kort gezegd het volgende in.

Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zodat een kinderbeschermingsmaatregel in de vorm van een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Die bedreiging bestaat uit de verstoorde communicatie tussen ouders, het gebrek aan vertrouwen, de spanningen die dat oplevert en de gevolgen hiervan voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Extra zorg is dat het de ouders niet lukt overeenstemming te bereiken over de zorg die [minderjarige 2] en [minderjarige 1] krijgen om de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders te verwerken. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] lijken momenteel zo vast te zitten in een loyaliteitsconflict dat ze niet de vrijheid ervaren dat ze zowel van vader als van moeder tegelijk mogen houden, dat zij de ene ouder volledig afwijzen als zij bij de andere ouder zijn. Zij geven zowel bij moeder als bij vader aan niet terug te willen naar de andere ouder. De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat om onder eigen verantwoordelijkheid die bedreigingen weg te nemen en hulpverlening rondom de communicatieproblematiek te accepteren. Moeder heeft aangegeven niet meer met vader te willen communiceren en niet open te staan voor een hulpverleningstraject, gericht op het verbeteren van hun communicatie. Hoewel vader dit nog wel een kans wil geven, is hierdoor niet de verwachting dat de huidige situatie binnen afzienbare termijn zal verbeteren. Daarbij zegt vader wel open te staan voor alle hulp rondom de kinderen maar komt Impegno niet van de grond omdat moeder de kinderen hier al had aangemeld voordat Veilig Thuis dit adviseerde en het voor vader voelde alsof Veilig Thuis hierin meeging met moeder. Ook is [minderjarige 1] nog niet gezien door een uroloog voor zijn bedplassen omdat het bedplassen bij vader nauwelijks voorkomt en hij het wijt aan de spanningen bij moeder thuis. De raad is van mening dat het noodzakelijk is dat er een jeugdbeschermer komt om de doelen te bereiken die de ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , vanwege de vele conflicten tussen ouders en loyaliteitsproblemen bij de kinderen, wegneemt. De jeugdbeschermer zal de regie moeten nemen in het inzetten van de juiste hulpverlening voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en zicht gaan houden op hun ontwikkeling. Daarvoor kan de jeugdbeschermer ouders stimuleren om de geïndiceerde hulp voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] (kindercoaching, [naam] uroloog) te accepteren en er zorg voor te dragen dat deze hulp gecontinueerd wordt. Daarbij kan de jeugdbeschermer met de ouders parallel ouderschap vormgeven en toezien op de naleving van de zorgregeling en de afspraken. Daarnaast adviseert de raad aan zowel moeder als vader om specifieke hulpverlening voor zichzelf voort te zetten dan wel aan te vragen.

Voor wat betreft het gezag heeft de raad in zijn rapport het volgende vermeld. Gezamenlijk gezag veronderstelt dat ouders kunnen overleggen met elkaar over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en dat zij gezamenlijk beslissingen kunnen nemen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zodanig dat zij niet klem of verloren raken tussen de ouders. Een dergelijke invulling is al sinds 2018 en voordien wisselend sinds 2015, niet mogelijk . Zo lukt het ouders niet om overeenstemming te bereiken over welke hulp voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wordt ingezet, is [minderjarige 1] niet bij een uroloog geweest voor zijn bedplassen, is [minderjarige 2] voor een oorontsteking gezien door een arts zonder toestemming van haar vader, moet de rechter over verdeling van de zorgregeling uitsluitsel geven, en zijn er spanningen over de vakanties waarbij een voorzieningenrechter uitkomst moet bieden. De raad vraagt zich af of dit op termijn wel mogelijk zal zijn, gezien de weerbarstige geschiedenis tussen ouders, de hulpverleningstrajecten die zij reeds hebben gevolgd voor het verbeteren van hun communicatie (verplicht en vrijwillig) en vanwege het feit dat moeder niet openstaat om een nieuw hulpverleningstraject met vader te volgen, gericht op het verbeteren van hun onderlinge communicatie. De huidige situatie lijkt een herhaling te zijn van de geschiedenis, een herhaling van zetten lijkt de raad niet verstandig. Met de beschikking van 19 maart 2020 is er nagenoeg geen communicatie meer tussen de ouders en dit geeft rust. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Er zijn geen zorgen om de kinderen bij vader thuis. De zorgen die de vader heeft om de kinderen thuis worden in het onderzoek niet bevestigd. De hupverlening die betrokken is geweest bij moeder thuis, zoals Veilig Thuis, de kindercoach, en GGZ-centrum geven aan zich geen zorgen te maken om de kinderen bij moeder thuis. Beide ouders zijn betrokken bij [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en maken een belangrijk deel uit van hun leven. De raad adviseert de ouders gezien vorenstaande te starten met parallel ouderschap, waarbij zij worden begeleid en ondersteund door een jeugdbeschermer. Dit brengt mee dat zij zich vanuit een gelijkwaardige positie als ouders, de noodzakelijke informatie aan elkaar geven maar zich niet bemoeien met de manier waarop het ouderschap bij de andere ouder wordt ingevuld. Dit vergt dat ouders zich strikt houden aan ouderschapsplannen of gerechtelijke uitspraken. Duidelijke grenzen en kader worden vastgesteld om conflicten te verminderen of te voorkomen. Jeugdbescherming west zal toezicht houden op de naleving van de afspraken, de rechtbank stelt een gedetailleerde zorgregeling vast die voor meerdere jaren geldt. De raad adviseert hierom het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag af te wijzen en het gezamenlijk gezag in stand te houden.

Een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] acht de raad niet in hun belang. Zij verblijven sinds de scheiding van hun ouders in 2015 grotendeels bij hun moeder en dhr. [naam partner X] , partner van de moeder, die hen verzorgen en opvoeden. Uit het onderzoek komen geen zorgen over de kinderen bij vader of bij moeder thuis. De kinderen zijn gewend aan een verblijf bij moeder thuis. De raad is van mening dat het belangrijk is dat er voor de kinderen continuïteit van de hoofdverblijfplaat wordt gehouden zodat de kinderen de geïndiceerde hulpverlening kunnen continueren/starten vanuit rust. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats zal niets veranderen aan de spanningen tussen de ouders en zal voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] enkel meer onrust opleveren. De raad adviseert hierom het verzoek van de vader de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen af te wijzen.

Over de reguliere zorgregeling heeft de raad het volgende opgemerkt. Door de beschikking van 19 maart 2020 hoeven de ouders nauwelijks met elkaar te communiceren en dat heeft beide ouders rust gebracht. Moeder merkt een direct effect hiervan op de kinderen: ze vertelt dat de kinderen vrolijker zijn thuis en het beter met hen gaat op school. De raad is van mening dat de regeling grotendeels tegemoet lijkt te komen aan de belangen van de kinderen. Echter de vader zou de kinderen ook doordeweeks willen zien en de moeder zou de kinderen ook graag een weekend willen zien. De raad wil hierom een wijziging maken dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] elke woensdagmiddag bij vader zijn, vanuit school, waarbij de vader de kinderen ophaalt uit school en [minderjarige 1] brengt naar bijles en hen de volgende ochtend op donderdag terugbrengt naar school en waarbij de kinderen om de week van vrijdag na school tot maandagochtend bij de vader zullen verblijven waarbij de vader de kinderen vrijdag uit school ophaalt en hen maandagochtend terugbrengt naar school. Tevens stelt de raad een specifieke vakantieregeling voor. De raad ziet geen ruimte of noodzaak om een extra belmoment in te plannen met de andere ouder. De raad vreest dat dit het loyaliteitsconflict verder zal versterken. Vader en moeder geven aan dat de kinderen hebben beiden opzoeken als ze ergens mee zitten. Daarbij geven de ouders aan dat de kinderen bij hen allebei vrolijk en zichzelf kunnen zijn. De raad gaat er hiermee van uit dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zich vertrouwd voelen bij vader en moeder en het bij beiden naar hun zin hebben.

Partijen zijn ter zitting in de gelegenheid gesteld op het rapport te reageren. Zij hebben hun eerdere verzoeken en standpunten gehandhaafd.

De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat de kinderen al eerder onder toezicht zijn gesteld en zelfs met spoed uit huis geplaatst. Hulpverleningstrajecten om de communicatie tussen partijen te verbeteren, opdat zij op een goede en ontspannen manier in staat zijn om samen het gezag uit te oefenen, hebben onvoldoende soelaas geboden. Uit het rapport van de raad blijkt dat ook de raad, zelfs als nogmaals hulpverlening wordt gestart, daar in dit geval weinig fiducie in heeft. De raad adviseert ouders immers te starten met ‘parallel ouderschap’. In geval van parallel ouderschap Daarvoor is volgens de raad nodig dat de jeugdbeschermer partijen bijstaat en dat er strakke ouderschapsplannen zijn en rechterlijke beslissingen, waaraan partijen zich moeten houden, zodat zij niet hoeven te overleggen. Het wezen van gezamenlijk gezag is echter dat partijen dit gezamenlijk uitoefenen. Daarvoor is een adequate communicatie vereist. Bovendien leert de ervaring dat de omstandigheden waaronder zorgregelingen moeten worden uitgevoerd kunnen veranderen, bijvoorbeeld omdat schooltijden veranderen, de kinderen (andere) nevenactiviteiten krijgen of de tijden daarvan veranderen et cetera. Ook kunnen zich meer of minder verwacht omstandigheden voordoen waarin beslissingen moeten worden genomen over gezagskwesties, zoals noodzakelijke medische ingrepen. Daarvoor is telkens opnieuw communicatie nodig. De moeder heeft erop gewezen dat tussen partijen een machtsstrijd woedt. Dit lijkt, gezien het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen naar hem te verplaatsen, een terechte observatie. Verder heeft zij betoogd dat de vader, zodra er een ondertoezichtstelling is, meewerkt maar dat hij daarmee ophoudt zodra die ondertoezichtstelling afgelopen is. Ook dit komt de rechtbank juist voor. Immers, de vader heeft een aantal ook door de raad wenselijk geachte interventies ten behoeve van de kinderen geblokkeerd. Dit is zorgelijk. Het is niet werkbaar als ouders, omdat elke communicatie ontbreekt, gezagskwesties telkens opnieuw via een artikel 1:253 a BW-procedure aan de rechter moeten voorleggen om weer verder te kunnen. Nog minder wenselijk is het als hulpverlening voor de kinderen achterwege blijft omdat ouders de gang naar de rechter, met alle stress van dien, willen voorkómen. In dit geval zal ook geen jeugdwerker regie kunnen gaan voeren, omdat de rechtbank, op de in de aparte beschikking vermelde gronden, voor een ondertoezichtstelling geen reden ziet. Buiten dat zijn de kinderen nog jong en is het niet de bedoeling dat permanent een maatregel als een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de ouders, vanuit hun parallelle situaties, in staat zijn om het gezamenlijk gezag uit te oefenen. In parallel ouderschap ziet de rechtbank, gezien het hiervoor overwogene en het ontbreken van een wil bij beide partijen om het gezamenlijk gezag op deze manier vorm te geven in dit geval voor deze ouders geen heil.

Gegeven de bevindingen van de raad zal de hoofdverblijfplaats van de kinderen niet worden gewijzigd naar de vader. Er zijn geen objectieve aanknopingspunten gevonden voor de veronderstelling van de vader dat de moeder niet goed voor de kinderen kan zorgen en de rechtbank acht het, met de raad, van belang dat de kinderen vanuit rust hulpverlening kunnen aanvaarden. Dit is, ook volgens de raad, het meest gegarandeerd als zij, zoals zij gewend zijn, hun hoofdverblijfplaats bij de moeder behouden.

Uit het raadsrapport blijkt genoegzaam dat de kinderen klem en verloren zitten tussen de ouders en daaronder erg lijden. Uit het raadsrapport blijkt verder dat de kinderen goed contact hebben met beide ouders en dat zij, sinds de beschikking van 19 maart 2020, rust ervaren omdat hun ouders niet meer gedwongen worden met elkaar te communiceren. De raad onderkent dat en wil niet opnieuw inzetten op hulpverlening om de communicatie te verbeteren, maar wil dat de ouders starten met parallel ouderschap. Daarin ziet de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, in dit geval geen heil. De kinderen moeten echter wel uit de klempositie worden gehaald en verbetering van de communicatie tussen de ouders valt niet binnen aanvaardbare termijn te verwachten. Het verzoek van de moeder om haar het eenhoofdig gezag toe te kennen zal hierom dus op de voet van art. 1:253n jo. art. 1:251a BW worden toegewezen. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat de moeder het grootste deel van de tijd de zorg voor de kinderen heeft, dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben en tot slot dat de moeder de, ook door de raad wenselijk geachte, hulpverlening voor de kinderen vrijwillig wil inzetten.

De rechtbank wijst erop dat de moeder de vader nog wel op de voet van art. 1:377b lid 1 BW over gewichtige aangelegenheden zal moeten informeren en consulteren, zodat de vader ook op deze wijze betrokken kan blijven bij de opvoeding en verzorging van de kinderen, maar dat zij daarna zelfstandig gezagsbeslissingen zal mogen nemen. Verder behoudt de vader het recht op omgang en zal hierna een behoorlijke omgangsregeling worden vastgesteld. Tot slot heeft de vader, ook zonder gezag, recht op door derden aan hem over de kinderen te verstrekken informatie (art. 1:377c BW). Op deze wijze is zijn positie, in de gegeven omstandigheden, genoegzaam geborgd.

Definitieve omgangregeling

Namens de vader is het subsidiaire verzoek gewijzigd aldus dat hij verzoekt als definitieve omgangsregeling vast te stellen dat de kinderen bij hem zijn een weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot en met maandag naar school, iedere woensdag uit school tot en met donderdag naar school waarbij vader de kinderen naar school brengt en in de zomervakantie de laatste drie weken in verband met het werk van de vader en in het ene jaar de eerste week van de kerstvakantie en in het andere jaar de andere week van de kerstvakantie en een wisselmoment vast te stellen ten behoeve van de overige vakanties.

Van belang is dat de eerder vastgestelde voorlopige zorgregeling, die partijen en de kinderen rust heeft gebracht, in deze eindbeschikking verder wordt geoptimaliseerd. Met de raad en de vader is de rechtbank van oordeel dat de nu door de vader voorgestelde zorgregeling in het belang van de kinderen is. Zo kan de moeder ook af en toe leuke dingen met de kinderen doen in het weekend en heeft de vader ook door de week contact met de kinderen. Van de ouders mag, als zij elkaar bij het schoolplein tegenkomen, worden verwacht zich correct tegen elkaar op te stellen en niet de confrontatie te zoeken. Ook zal er een rustigere verdeling van de kerstvakanties komen en zal een wisselmoment voor de vakanties langer dan een week worden vastgesteld. Tevens zijn partijen op diverse onderdelen tot overeenstemming gekomen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

(Voorlopige) ondertoezichtstelling

Het verzoek van de vader om de kinderen (voorlopig) onder toezicht te stellen wordt, op de gronden vermeld in de beschikking van de rechtbank van heden onder nummer 09/599146 / JE RK 20-2152 afgewezen. Daarvoor is in de gegeven omstandigheden geen plaats.

Proceskosten

In verband met de familierechtelijke aard van deze procedure zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:

met wijziging in zoverre van de beschikking van 31 maart 2017:

bepaalt dat de kinderen [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] en

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te ’ [geboorteplaats] bij de vader zullen zijn:

- een weekend in de veertien dagen van vrijdag uit school tot en met maandagochtend naar school, waarbij de vader de kinderen uit school ophaalt en naar school terugbrengt;

- iedere woensdag uit school tot en met donderdagochtend naar school, waarbij de vader de kinderen uit school ophaalt en naar school terugbrengt en waarbij de vader [minderjarige 1] tevens naar bijles moet brengen en hem daar weer ophalen;

- in de even jaren gedurende de eerste week van de kerstvakantie en in de oneven jaren gedurende de tweede week van de kerstvakantie;

- in de even jaren tijdens Pasen, te beginnen in 2020, en in de oneven jaren tijdens

Pinksteren, te beginnen met 2021;

- op de verjaardag van de vader (en bij moeder op haar verjaardag);

- op vaderdag bij vader (en bij moeder op moederdag);

- gedurende de laatste drie weken van de zomervakantie in de oneven jaren en gedurende de eerste drie weken van de zomervakantie in de even jaren, waarbij de moeder, in verband met de werkzaamheden van de vader in de even jaren in elk geval zal proberen haar vakantie in de eerste drie weken te plannen;

- in de even jaren in de krokusvakantie, in de oneven jaren in de herfstvakantie, en in de meivakantie in de oneven jaren, waarbij als de vakantie twee weken duurt deze tussen partijen bij helfte zal worden gedeeld en de kinderen dan steeds in de eerste week bij de vader zullen zijn;

- waarbij als wisselmoment voor de vakanties van twee weken of langer wordt vastgesteld de zondag en

waarbij voor wat betreft de vakanties, feestdagen en andere bijzondere dagen geldt dat de moeder de kinderen steeds naar de vader brengt en de vader de kinderen steeds terugbrengt naar de moeder;

en verklaart deze zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;

en voorts:

bepaalt dat voortaan alleen aan de moeder het gezag zal toekomen over [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum 1] 2013 te ’s [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te ’ [geboorteplaats] verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, kinderrechter, bijgestaan door

mr. C.P.E. van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

26 oktober 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature