U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat de benodigde medische zorg om een medische noodsituatie te voorkomen voor hem niet toegankelijk zal zijn. Verweerder heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de bijzondere omstandigheden van het geval en deze persoonlijke omstandigheden onvoldoende in samenhang heeft bezien met de algemene landeninformatie aangaande de algehele veiligheidssituatie in Afghanistan.

Aannemelijk is dat eiser geen sociaal netwerk heeft in Afghanistan en dat hij in Afghanistan een ontheemde is. Uit de overgelegde landeninformatie volgt dat de situatie voor ontheemden in Afghanistan zeer slecht is. Daarbij komt dat eiser een Hazara is en derhalve behoort tot een etnische en religieuze minderheidsgroep. Verder is aannemelijk dat eiser geen tazkera kan verkrijgen. Uit het EASO-rapport van april 2019 blijkt dat hij daardoor mogelijk geen toegang tot medische zorg kan krijgen.

Uit het algemeen ambtsbericht Afghanistan van maart 2019 blijkt dat de toegang tot medische zorg wordt beperkt door aanvallen op medische instellingen en medisch personeel. Daarnaast volgt uit de overgelegde informatie van HRW van oktober 2019 dat er een tekort is aan psychologen. Verder blijkt uit de overgelegde landeninformatie van EASO van april 2019 dat medicijnen veelal niet voorradig zijn.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 19/5752 (beroep)

AWB 19/5631 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 14 januari 2020 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Afghaanse nationaliteit,

eiser, verzoeker,

hierna te noemen: eiser,

(gemachtigde: mr. Volwerk, advocaat te Leiden),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,

(gemachtigde: mr. E. de Jong, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) afgewezen.Bij besluit van 22 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.

Verweerder heeft op 6 december 2019 een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 30 januari 2019 een aanvraag voor toepassing van artikel 64 van de Vw ingediend. Uit het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 18 februari 2019 blijkt dat eiser lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis. Hij heeft doorslaapproblemen, nachtmerries en herbelevingen, depressieve klachten, sterke minderwaardigheidsgevoelens, schuldgevoelens en gedachten aan de dood. In het verleden heeft eiser een suïcidepoging gedaan. Eiser staat vanwege zijn medische problematiek onder behandeling van de verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg (GGZ), psychiater en huisarts en gebruikt medicatie. Uit het BMA-advies blijkt dat bij het uitblijven van de behandeling een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. Voorts volgt uit het advies dat de noodzakelijke behandeling in Afghanistan aanwezig is en eiser in staat is om te reizen. Volgens het BMA-advies bestaat de noodzakelijke behandeling uit het volgende:

“Therapie: betrokkene staat onder behandeling van de verpleegkundig specialist GGZ, psychiater en huisarts. De behandeling bestaat uit narratieve exposure therapie en de genoemde medicatie. De behandeling van de psychische klachten is van tijdelijke aard” en “Medicatie: A. Fluoxetine 20 mg 1 dd 2 B. Mirtazapine 15 mg 1 dd 1”.

2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat uit het advies van het BMA blijkt dat de noodzakelijke medische behandeling in Afghanistan aanwezig is en dat eiser in staat is om te reizen.

3. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat met de beroepsgronden niet beoogd is om de juistheid en volledigheid van het BMA-advies te betwisten. De strekking van het betoog is dat de medisch noodzakelijke zorg voor hem niet toegankelijk is in Afghanistan gelet op de algemene veiligheidssituatie en zijn persoonlijke omstandigheden. Eiser stelt dat voor de beoordeling van de toegankelijkheid van de medische zorg moet worden uitgegaan van de herkomstplaats Kunduz, nu zijn ouders oorspronkelijk uit dit gebied komen. Aldaar zijn de behandelmogelijkheden onvoldoende. Eiser verwijst verder naar landeninformatie waaruit blijkt dat de veiligheidssituatie zeer slecht is; grote delen van Kunduz zijn betwist gebied of in handen van de Taliban. Medische behandelingen zijn door de veiligheidssituatie beperkt mogelijk . Medische instellingen en artsen zijn veelvuldig het doelwit van aanslagen. Uit het BMA-advies blijkt voorts dat het medicijn Mirtazapine beschikbaar is in Kabul en niet in Kunduz. Met de stelling van verweerder dat het aan eiser is om aan te tonen dat het middel niet elders in Afghanistan dan wel in Kunduz beschikbaar is, miskent verweerder dat het aan verweerder is om inzichtelijk te maken dat de noodzakelijke medische behandeling aanwezig is. Daarbij is van belang dat het reizen tussen Kunduz en Kabul geen optie is, nu de veiligheidssituatie op de wegen tussen Kunduz en Kabul bijzonder slecht is, in het bijzonder voor Hazara’s (een etnische en religieuze minderheidsgroepering), zoals hijzelf. Daarnaast is van belang dat eiser is opgegroeid in Iran, en dat hij de zorg draagt voor zijn vrouw en twee jonge kinderen. Voorts heeft eiser geen financiële middelen, nu hij in Nederland niet mag werken. Tot slot is van belang dat eiser een terugkeerder en ontheemde zal zijn als hij naar Afghanistan gaat. Gelet op de informatie uit openbare bronnen zijn de problemen voor deze groepen groot.

Dit alles leidt tot de conclusie dat eiser de noodzakelijke medische zorg niet zal kunnen verkrijgen en in een medische noodsituatie terecht zal komen.

3.1

Eiser heeft in beroep ter nadere onderbouwing van zijn betoog een rapport van Human Rights Watch (HRW) van 7 oktober 2019 en twee artikelen van Radio Free Europe /Radio Liberty van 28 november 2019 en 22 oktober 2019 overgelegd.

3.2

Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet heeft aangetoond dat de medische zorg voor hem niet toegankelijk is in Afghanistan.

Eiser dient de ontoegankelijkheid van de noodzakelijke medische zorg in Afghanistan voor hem aannemelijk te maken met stukken waarin een persoonlijke grond is gelegen. Eiser heeft niet met (medische) stukken onderbouwd dat hij niet in Afghanistan, dan wel Kunduz, behandeld kan worden. Volgens verweerder heeft eiser ook geen concrete aanknopingspunten aangevoerd waaruit blijkt dat het medicijn Mirtazapine niet in Kunduz beschikbaar is dan wel dat eiser niet naar Kabul kan reizen om aldaar het medicijn te verkrijgen. Uit het Protocol BMA van april 2016 blijkt dat de in het BMA-advies vermelde medische instellingen slechts voorbeelden zijn en geen uitputtende lijst. De stellingen van eiser, onder verwijzing naar het algemeen ambtsbericht van maart 2019, dat gezondheidscentra in Afghanistan het doelwit zijn van aanslagen en dat het door het BMA genoemde ziekenhuis in Kunduz enkel tien bedden voor spoedeisende hulp heeft, maken niet aannemelijk dat de medische instellingen in het BMA-advies niet toegankelijk zijn voor eiser. De verwijzing naar passages uit het rapport van EASO (European Asylum Support Office) van april 2019 treft volgens verweerder evenmin doel, nu hiermee niet wordt onderbouwd dat de benodigde zorg dan wel medicijnen voor eiser persoonlijk niet toegankelijk zijn (al dan niet wegens het ontbreken van financiële middelen). Uit de rapporten waar VluchtelingenWerk Nederland (VWN) naar verwijst in de brieven 4 juni 2019 en 12 juni 2019, volgt op zichzelf ook niet dat eiser geen toegang zal krijgen tot de benodigde zorg. De stelling van eiser dat hij geen toegang zal hebben tot districten in Kunduz onder verwijzing naar de website van FDD Longwarjournal, wordt vanwege dezelfde reden niet gevolgd. Verder is de stelling van eiser dat hij zonder tazkera geen toegang tot medische zorg krijgt, niet onderbouwd. Bovendien heeft eiser niet onderbouwd dat hij geen tazkera (Afghaanse identiteitskaart) kan verkrijgen. Evenmin heeft eiser zijn stellingen dat hij in Iran is geboren, nog nooit in Afghanistan is geweest, geen sociaal netwerk heeft in Afghanistan en Hazara is, onderbouwd.

3.3

De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat het advies van het BMA - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. De inhoud van het advies staat derhalve niet ter discussie. De voorliggende vraag is of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde zorg in Afghanistan niet toegankelijk voor hem is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de bijzondere omstandigheden van het geval en deze persoonlijke omstandigheden onvoldoende in samenhang heeft bezien met de algemene landeninformatie aangaande de algehele veiligheidssituatie in Afghanistan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

3.3.1

Bij de beantwoording van de aan de orde zijnde rechtsvraag dient, zoals is gesteld door eiser, als uitgangspunt te worden genomen dat eiser zich zal vestigen in Kunduz, nu hij zelf nooit in Afghanistan heeft verbleven en zijn ouders oorspronkelijk uit Kunduz komen.

3.3.2

Verder is het naar het oordeel van de rechtbank, anders dan verweerder stelt, aannemelijk dat eiser geen sociaal netwerk in Afghanistan heeft. Eiser heeft namelijk gesteld dat hij niet in Afghanistan is geboren en nooit in Afghanistan heeft gewoond. Hij is in zijn asielprocedure uitgebreid bevraagd over zijn gestelde herkomstland Iran en de problemen die hij daar heeft ondervonden. Verweerder heeft in het voornemen van 23 april 2018 onder het kopje “identiteit en nationaliteit” uitdrukkelijk de verklaring van eiser opgenomen dat hij nooit in Afghanistan is geweest, maar altijd in Iran heeft verbleven. Het relevante element “identiteit en nationaliteit” is geloofwaardig bevonden. Gelet daarop heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn stellingen dat zijn ‘gehele’ familie uit Afghanistan is vertrokken voor zijn geboorte vanwege de algehele onveilige situatie daar, dat hij in Iran is geboren en nooit in Afghanistan heeft gewoond/verbleven, nader had moeten onderbouwen. Het lag juist op de weg van verweerder om nader te motiveren waarom deze stellingen (in het licht bezien van de asielprocedure) niet worden gevolgd. Nu die nadere motivering ontbreekt aan de zijde van verweerder, gaat de rechtbank op dit moment uit van de juistheid van die stellingen, waaronder de stelling dat hij geen sociaal netwerk heeft in Afghanistan.

3.3.3

Verweerder heeft zich verder ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen tazkera kan verkrijgen. Eiser heeft in Nederland namelijk geprobeerd om een tazkera te verkrijgen en is daarvoor naar de Afghaanse ambassade in Den Haag gegaan. Het bezoek aan de ambassade heeft eiser onderbouwd met een verslag van VWN van 4 maart 2019. Daaruit blijkt dat voor het verkrijgen van een tazkera vereist is dat er familieleden in Nederland en Afghanistan wonen. Nu de rechtbank aannemelijk acht dat eiser geen familieleden in Afghanistan heeft wonen, heeft eiser tevens aannemelijk gemaakt dat hij geen tazkera kan verkrijgen. Uit het EASO-rapport van april 2019 blijkt dat hij daardoor mogelijk geen toegang tot medische zorg kan krijgen (“IDPs and returnees might sometimes be deprived of health care and other essential services as a result of lacking documentation in the form of a tazkera”).

3.3.4

Daarbij komt dat (inmiddels) vaststaat dat hij Hazara is en derhalve behoort tot een etnische en religieuze minderheidsgroep.

3.3.5

Voorts hecht de rechtbank groot belang aan het feit dat eiser in Afghanistan een ontheemde is en uit de overgelegde landeninformatie volgt dat de situatie voor ontheemden in Afghanistan zeer slecht is. Zo blijkt uit de brieven van VWN van 4 juni 2019 en 12 juni 2019, dat medische zorg veelal ontoegankelijk is voor ontheemden en dat zij vaak geheel afhankelijk zijn van familieleden. Dat netwerk ontbreekt, zoals hiervoor is overwogen, in het geval van eiser.

3.3.6

Deze persoonlijke omstandigheden (rechtsoverwegingen 3.3.1 tot en met 3.3.5) dienen in samenhang te worden bezien met de algemene landeninformatie aangaande de algehele slechte veiligheidssituatie in Afghanistan (in het bijzonder in Kunduz) en de beperkte behandelmogelijkheden in Afghanistan. Zo blijkt uit het algemeen ambtsbericht Afghanistan van maart 2019 dat de toegang tot medische zorg wordt beperkt door aanvallen op medische instellingen en medisch personeel. Daarnaast volgt uit de overgelegde informatie van HRW van oktober 2019 dat er een tekort is aan psychologen. Verder blijkt uit de overgelegde landeninformatie van EASO van april 2019 dat medicijnen veelal niet voorradig zijn (“Availability of medicines and medical equipment is limited due to insecurity, inaccessibility of roads and disruption of electricity of temperature-controlled supply chains”).

3.3.7

Verweerder heeft zich gelet op de samenhang van de algemene en persoonlijke omstandigheden van het geval, ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt hij de benodigde zorg om een medische noodsituatie te voorkomen, voor hem niet toegankelijk zal zijn.

3.3.8

Deze beroepsgronden slagen en daarmee slaagt het beroep. Het overige behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking meer.

4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren gelet op hetgeen is overwogen onder 3.3 tot en met 3.3.8. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt daarvoor een termijn van vier weken.

5. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.050,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

6. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande en de rechtsmiddelenclausule in het primaire besluit nog (ambtshalve) aanleiding voor het volgende. De rechtbank acht het passend om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat eiser niet zal worden uitgezet tot vier weken nadat verweerder opnieuw op het bezwaar heeft beslist. De procedure van eiser valt met de gegrondverklaring van het beroep namelijk terug in de bezwaarfase en het bezwaar heeft geen schorsende werking.

Verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 8:81 Awb

7. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

8. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.

9. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 525,- (1 punt voor het indienen van de voorlopige voorziening, wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen een termijn van vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1.050,- te betalen;

- verbiedt verweerder om eiser uit te zetten tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek ex artikel 8:81 van de Awb af;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 525,- te betalen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Wijffelman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020.

griffier rechter

afschrift verzonden aan partijen op:

Coll:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature