U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Weigering uitkering op grond van de Wet WIA. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. Het bestreden besluit is in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Beroep gegrond, rechtsgevolgen in stand gelaten nu eiser ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Veroordeling proceskosten

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 19/4548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.J.A.M. Hermans),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder

(gemachtigde: M.L. Steeksma-Valente).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: La Place Food B.V., te Veghel.

Procesverloop

Bij besluit van 10 augustus 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 17 september 2018 afgewezen.

Bij besluit van 7 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019. Eiser is verschenen, vergezeld van zijn dochter. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een verzekeringsarts als deskundige benoemd.

Op 7 februari 2020 heeft de deskundige een rapport uitgebracht.

Bij brief van 20 april 2020 heeft verweerder op het rapport gereageerd. Eiser en derde-partij hebben niet gereageerd.

Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Nadat geen van partijen had aangegeven van de geboden mogelijkheid gebruik te willen maken, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser was laatstelijk werkzaam als medewerker algemene dienst bij La Place Food B.V. voor 37,7 uur per week. Op 20 september 2016 heeft eiser zich ziek gemeld met lichamelijke klachten, waaronder chronische nagelriemontsteking, vermindering van het gezichtsvermogen en klachten aan de luchtwegen. Eiser heeft op 14 juni 2018 een WIA-uitkering aangevraagd. Dit heeft geleid tot het primaire besluit.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Dit berust op het standpunt dat eiser per 17 september 2018 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierdoor komt eiser niet aanmerking voor een WIA-uitkering.

3.1

Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij verwijst hierbij naar hetgeen in bezwaar is aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten. Hij acht zichzelf niet in staat om de geduide functies te vervullen. Eiser heeft hand-, rug-, schouder-, heup- en knieklachten. Ook is hij bekend met astma, eczeem in de nek en diabetes. Met betrekking tot de handklachten verwijst eiser naar de in beroep overgelegde medische informatie van diverse behandelend huidartsen.

3.2

Eiser heeft zijn dossier in de bezwaarprocedure voorgelegd aan medisch adviseur J.M. van der Toorn (Van der Toorn). Uit het rapport van Van der Toorn van 16 oktober 2018 volgt dat deze arts eiser beperkter acht dan de primaire arts. Zij stelt dat de primaire arts de functie van handen en vingers en de overige gewrichten niet aantoonbaar heeft onderzocht. Van der Toorn acht eiser mogelijk aanvullend beperkt ten aanzien van de duur en frequentie van hand- en vingergebruik gelet op zijn handklachten. In verband met de klachten aan de luchtwegen wordt eiser aanvullend (preventief) beperkt geacht ten aanzien van de blootstelling aan dampen en gassen. In beroep voert eiser aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) niet heeft gereageerd op deze conclusie. Tot slot stelt Van der Toorn in haar rapport dat er een indicatie bestaat om het gezichtsvermogen van eiser te beoordelen.

4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

4.1

De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.

4.2

De primaire arts heeft op 27 juli 2018, onder supervisie van de verzekeringsarts, eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. Daarnaast heeft deze arts het medisch dossier bestudeerd. De primaire arts stelt vast dat eiser last heeft van handklachten, pijn aan alle gewrichten en instabiele diabetes. Aan de hand van zijn bevindingen heeft de primaire arts een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. Hierin zijn de beperkingen van eiser vastgelegd in de rubrieken aanpassing aan fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.

4.3

Naar aanleiding van het door eiser gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 7 mei 2019 een rapport uitgebracht, waarin hij heeft uiteengezet waarom hij het eens is met de bevindingen van de primaire arts. Uit zijn rapport volgt dat hij, naast het verrichten van dossierstudie, een tussenkomend deskundigenoordeel van verzekeringsarts Nieuwenhoff van het Uwv in het kader van de reïntegratie en het rapport van Van der Toorn bij zijn oordeelsvorming heeft betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft eiser niet lichamelijk onderzocht. Gelet hierop en de stelling van Van der Toorn dat de primaire arts de functie van handen en vingers en de overige gewrichten niet aantoonbaar heeft onderzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien tot twijfel omtrent de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting heropend en een verzekeringsarts als deskundige benoemd.

4.4

Op 7 februari 2020 heeft verzekeringsarts dr. A.L. Mathoera een rapport uitgebracht. Deze arts heeft geconcludeerd dat voor de handklachten voldoende beperkingen zijn opgenomen in de FML. Voorts heeft hij ten aanzien van de oogklachten geconcludeerd dat geen aanleiding is eiser verdergaand beperkt te achten. Evenmin is aanleiding voor verdergaande beperkingen in verband met eisers heup- en knieklachten. Wel acht hij eiser verdergaand beperkt ten aanzien van langdurig boven schouderhoogte actief zijn en ten aanzien van tillen, trekken, duwen en dragen. Voorts is hij van oordeel dat eiser verdergaand beperkt is op het onderdeel blootstellen aan gassen en dampen en werken op hoogte of bij snel draaiende delen. De door hem vastgestelde beperkingen heeft hij vastgelegd in een FML.

4.5

Bij brief van 20 april 2020 heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts b&b van 9 maart 2020 ingebracht. In dit rapport heeft de verzekeringsarts b&b vermeld dat hij zich kan vinden in de aanbevelingen van de deskundige. Hij heeft de door de deskundige vastgestelde aanvullende beperkingen volledig overgenomen in de FML.

4.6

Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank de conclusies van de onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering haar overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Nu de verzekeringsarts b&b de FML heeft aangepast overeenkomstig het advies van de deskundige, zal de rechtbank de verzekeringsarts b&b volgen in zijn medische conclusies over de belastbaarheid van eiser.

5.1

De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) heeft de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies in bezwaar herbeoordeeld. Hij is tot de conclusie gekomen dat deze functies geschikt zijn voor eiser. Het gaat om de functies sjouwer, opperman, hulpbouwvakker (SBC-code 111250), textielproductenmaker (geen machines bedienen) (SBC-code 111160), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) en de als reserve geduide functies chauffeur heftruck, intern transport (111270) en magazijn, expeditiemedewerker (111220).

5.2

Eiser kan zich niet verenigen met de arbeidskundige beoordeling. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij de functie van productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) niet kan vervullen vanwege zijn benauwdheidklachten die blijkens het dossier van de bedrijfsarts gerelateerd waren aan de blootstelling aan dampen bij eisers voormalige werkgever. Van der Toorn vraagt zich in haar rapport af of eiser de functies textielproductenmaker en productiemedewerker industrie met gezwollen en pijnlijke vingers een gehele dag kan volhouden en ook of zijn gezichtsvermogen hiervoor voldoende is. De verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b hebben deze vraagstelling niet betrokken bij de beoordeling. Dit had wel gemoeten gezien eisers medisch objectiveerbare klachten. Tot slot is er bij het duiden van functies ook geen rekening gehouden met eisers andere klachten op het gebied van nek, schouders en gewrichten. Bij de geduide functies moet veel gebogen worden gewerkt. Hoe eiser deze werkzaamheden met deze klachten zou moeten verrichten, is onduidelijk.

5.3

Naar aanleiding van de in beroep gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige b&b op 7 april 2020 een rapport uitgebracht. Aan de hand van deze FML heeft de arbeidsdeskundige b&b de functie sjouwer, opperman, hulpbouwvakker laten vervallen wegens eisers beperking ten aanzien van persoonlijk risico en duwen/trekken. Met het vervallen van deze functie resteren vier functies. De overige geduide functies zijn met de gewijzigde FML geschikt te achten voor eiser.

5.4

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b deugdelijk gemotiveerd waarom deze geduide functies geschikt zijn voor eiser en waarom geen sprake is van overschrijdingen van de belastbaarheid van eiser op de datum in geding. Met betrekking tot de benauwdheidsklachten van eiser heeft de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport van 6 juni 2019 overwogen dat er in de geduide functies vrijwel geen blootstelling aan gassen en dampen plaatsvindt. Zo nodig kan een mondkapje gebruikt worden. Gelet daarop leiden de benauwdheidsklachten niet tot het oordeel dat de geduide functies niet geschikt zijn voor eiser.

5.5

Uit het voorgaande volgt dat verweerder de resterende vier functies voor de schatting heeft mogen gebruiken. Blijkens het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 7 april 2020 blijft de mate van arbeidsongeschiktheid ook na het vervallen van de functie sjouwer, opperman, hulpbouwvakker minder dan 35%.

6. Aangezien verweerder naar aanleiding van het rapport van de deskundige de FML in beroep heeft aangepast, is het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot stand gekomen. Het beroep is dan ook gegrond. Nu eiser ongewijzigd minder dan 35% arbeidsongeschikt is, ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.

7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P.G. van Egeraat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2020.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature