Uitspraak
uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4096
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk)
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. B.S. Jaasma).
Inleiding en procesverloop
Bij besluit van 29 april 2020 heeft het Bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers bepaald dat eiser vanuit de opvangvoorziening in [woonplaats] wordt overgeplaatst naar de Handhavings- en Toezichtlocatie in Hoogeveen (HTL).
Bij besluit van 29 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de verplichting opgelegd met ingang van die dag te verblijven in de gemeente Hoogeveen, alwaar hij zich in het kader van deze maatregel in de HTL dient op te houden.1
Direct na aankomst bij de HTL op 29 april 2020 heeft eiser het terrein aldaar verlaten en zich aan het toezicht van verweerder onttrokken.
Bij besluit van 6 mei 2020 heeft verweerder het bestreden besluit opgeheven met ingang van 29 april 2020.
Op 7 mei 2020 heeft eiser tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben afgezien van de behandeling van de zaak ter zitting. Zij hebben toestemming gegeven dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek op 25 mei 2020 gesloten.
1 Zulks op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ).
AWB 20/4096 2
Overwegingen
l. Eiser heeft zich aan het toezicht van verweerder onttrokken. Van hem is niet bekend waar hij nu verblijft. De gemachtigde van eiser stelt evenwel dat hij nog steeds contact met eiser onderhoudt en dat eiser nog steeds belang heeft bij een oordeel over zijn beroepschrift. De rechtbank volgt eiser hierin. In de omstandigheid dat eiser zich aan het toezicht van verweerder heeft onttrokken, ligt op zichzelf beschouwd dus geen aanleiding om eiser een procesbelang te ontzeggen.
2. Inmiddels geldt evenwel dat het bestreden besluit is opgeheven. In deze omstandigheid kan eiser slechts een procesbelang hebben, als hij stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij die schade daadwerkelijk het gevolg van het bestreden besluit is. Eiser voert in dit verband aan dat hij zich nu, door de verplichte overplaatsing naar de HTL, genoodzaakt voelt om zich schuil te houden. Hierdoor geniet hij geen reguliere opvang en bijbehorend zakgeld en kan hij ook niet naar school gaan.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is in de gestelde schade geen procesbelang gelegen. Aan het bestreden besluit is namelijk geen uitvoering is gegeven. Eiser heeft op
29 april 2020, direct na aankomst bij de HTL, het terrein aldaar verlaten. Hij heeft daardoor geen schade geleden die het gevolg is van het bestreden besluit, dat inhield dat hij op het HTL-terrein moest verblijven.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer
mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechter griffier
Afschrift verzonden aan partijen op: 03 juni
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan uitspraak hoger