U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Dublin Italie, uitgaan van interstatelijk vertrouwensbeginsel, eiser wenst aangifte te doen van mensenhandel, doet een beroep op het arrest Tarakhel en het arrest Jawo

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: NL19.7126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Berends),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000) niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.7127, plaatsgevonden op 23 april 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is A.R.M. Zeevaarder als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedatum] 1995 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 15 december 2018 de onderhavige aanvraag ingediend.

2. Verweerder heeft de aanvraag op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000 niet in behandeling genomen. In dit artikel is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen, indien op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening staat dit gelijk met het aanvaarden van het terugnameverzoek.

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Italië niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst naar Asylum Information Database, ‘Italy: vulnerable Dublin returnees at risk of destitution’, van 13 december 2018 en Danish Refugee Council & Swiss Refugee Council (DRC/SRC), ‘Mutual trust is still not enough – the situation of persons with special reception needs transferred to Italy under the Dublin III Regulation’, van 12 december 2018. Van belang is dat eiser aangemerkt kan worden als een kwetsbaar persoon in de zin van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 november 2014, met zaaknummer 29217/12, Tarakhel tegen Zwitserland (het arrest Tarakhel). Verweerder moet daarom individuele garanties aan Italië vragen alvorens eiser kan worden overgedragen. Nu sprake is van een fictief claimakkoord, staat volgens eiser niet vast dat de Italiaanse autoriteiten zijn asielverzoek in behandeling zullen nemen. Eiser beroept zich voorts op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 19 maart 2019 in de zaak C-163/17, Jawo tegen Duitsland (het arrest Jawo). Tot slot is eiser van mening dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom geen toepassing is gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. In Itali ë was hij verstoken van hulp en opvang en is hij het slachtoffer geworden van mensenhandel. Eiser heeft geen aangifte van mensenhandel kunnen indienen, en is nog steeds in afwachting van een afspraak hiervoor. Eiser overlegt in dit verband twee e-mails van de teamleider van VluchtelingenWerk Oost-Nederland, AZC [AZC] van 29 maart 2019 en 16 april 2019 en de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 maart 2019, met zaaknummer NL19.2876. Ook verwijst eiser naar de voorlopige voorziening die door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, op 16 april 2019 in de zaak met zaaknummer NL19.6817 is getroffen. Eiser is van mening dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld om aangifte te doen voordat op het beroep wordt beslist en dat de eveneens verzochte voorlopige voorziening om die reden moet worden toegewezen.

4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

5. De rechtbank overweegt als volgt.

5.1.

Het EHRM heeft in verschillende uitspraken, onder meer de uitspraak van 26 november 2015, met zaaknummer 21459/14, J.A. en anderen tegen Nederland en de uitspraak van 9 juni 2016, met zaaknummer 5868/13, S.M.H. tegen Nederland, geoordeeld dat de situatie in Italië niet zodanig is dat overdracht aan dat land zonder meer leidt tot een met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) strijdige situatie. Er zijn weliswaar zorgen over de toegang tot opvang, de opvangfaciliteiten en rechtshulp, maar er is geen sprake van dusdanig ernstige tekortkomingen dat deze aan de overdracht van asielzoekers aan Italië in de weg staan. Ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft, onder meer in de uitspraken van 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4131) en 8 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1085) geoordeeld dat ten aanzien van Italië nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aldus aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan.

5.2.

Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De rechtbank stelt vast dat eiser een tweetal stukken die zien op de periode van vóór de genoemde uitspraken van de Afdeling, heeft overgelegd. Deze stukken geven geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Italië dan de situatie die reeds is beoordeeld door de Afdeling. In de bovenstaande uitspraak van 8 april 2019 heeft de Afdeling over het rapport van de DRC/SRC geoordeeld dat dit rapport geen aanleiding vormt om anders te oordelen. De in de stukken vermelde problemen die kunnen worden ondervonden bij de toegang tot de opvang of de asielprocedure zijn aldus niet dusdanig dat deze aan de overdracht aan Italië van Dublinterugkeerders in de weg staan.

5.3.

Het beroep op het arrest Tarakhel slaagt niet, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval sprake is van een bijzondere kwetsbaarheid als bedoeld in dit arrest. De enkele stelling van eiser dat hij door een man in Italië gedwongen is om drugs te verkopen en prostitutiehandelingen te verrichten, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. Zo heeft eiser hiertegen geen aangifte gedaan noch heeft hij stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze feiten zich hebben voorgedaan of dat hij psychische of lichamelijke problemen ondervindt. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder dan ook niet gehouden om aanvullende individuele garanties aan de Italiaanse autoriteiten te vragen om een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM te voorkomen.

5.4.

Door middel van het claimakkoord is gegarandeerd dat het asielverzoek van eiser in behandeling zal worden genomen. Nu ten aanzien van Italië nog altijd uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ziet de rechtbank geen grond voor de stelling dat Italië het asielverzoek van eiser niet in behandeling zal nemen. Dat sprake is van een fictief claimakkoord, leidt niet tot een ander oordeel.

5.5.

In het arrest Jawo heeft het HvJ EU geoordeeld dat artikel 4 van het Handvest aldus moet worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een overdracht aan de lidstaat die volgens de Dublinverordening normaliter verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van de persoon die om internationale bescherming verzoekt, tenzij de rechter op basis van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens en afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht gewaarborgde grondrechten, vaststelt dat daadwerkelijk een ernstig risico voor die verzoeker bestaat op een onmenselijke of een vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest aangezien hij in geval van overdracht, buiten zijn wil en persoonlijke keuzes om, in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie kan terechtkomen.

5.6.

Hoewel eiser stelt uit de opvang te zijn gezet en op straat te hebben moeten leven waardoor hij in een uitbuitingssituatie terecht is gekomen, blijkt uit zijn verklaringen ook dat hij opvang heeft gehad gedurende zijn asielaanvraag en een opleiding heeft kunnen volgen. De enkele omstandigheid dat eisers opvang op enig moment is geëindigd, maakt op zichzelf beschouwd nog niet dat eiser terecht is gekomen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, een bad nemen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid, of hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. Uit hetgeen eiser heeft aangevoerd, blijkt niet dat deze bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid in zijn geval is bereikt. De verwijzing naar het arrest Jawo maakt dan ook niet dat eiser niet overgedragen kan worden.

5.7.

Voor zover eiser van mening is dat Italië zich niet houdt aan Richtlijn 2011/95/EU, Richtlijn 2013/32/EU en Richtlijn 2013/33/EU heeft verweerder, onder verwijzing naar het arrest van het EHRM in de zaak K.R.S. tegen het Verenigd Koninkrijk van 2 december 2008 (ECLI:NL:XX:2008:BG9802), terecht overwogen dat eiser zich over eventuele problemen dient te beklagen bij de Italiaanse autoriteiten dan wel de geëigende instanties. Eiser heeft evenwel aangevoerd dat het niet mogelijk is te klagen bij de Italiaanse autoriteiten en dat hem steeds als hij zich tot de politie heeft gewend, is medegedeeld dat hij moet wachten, maar hij heeft dit niet nader onderbouwd. Niet is derhalve gebleken dat de Italiaanse autoriteiten eiser bij voorbaat niet zouden kunnen of willen helpen.

5.8.

De rechtbank stelt voorop dat in artikel 19, eerste lid, van de Dublinverordening is neergelegd dat de verplichtingen van artikel 18 van de Dublinverordening overgaan op de lidstaat die de verzoeker een verblijfstitel verstrekt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4297) blijkt dat krachtens artikel 3.6a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) in een Dublinprocedure niet kan worden toegekomen aan de vraag of een vreemdeling in aanmerking zou komen voor de vergunning bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb 2000 en bestaat daarom in deze procedure geen aanleiding de vreemdeling bedenktijd, als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder k, van de Vw 2000 , te gunnen. Verder heeft de Afdeling nog overwogen dat slechts met het doen van een aangifte van mensenhandel nog geen sprake is van een verblijfstitel in de zin van artikel 2, aanhef en onder l, dan wel artikel 19, eerste lid, van de Dublinverordening. Nadat een vreemdeling aangifte van mensenhandel heeft gedaan, dient volgens het geldende beleid van verweerder in paragraaf B8/3.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 eerst een doorzending van de kennisgeving daarvan plaats te vinden van de politie of KMar naar verweerder voordat sprake is van een aanvraag en wordt toegekomen aan de vraag of een vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd krachtens artikel 3.48, eerste lid, van het Vb 2000 . Nu eiser tot op heden geen aangifte van mensenhandel heeft gedaan, is de verantwoordelijkheid voor de behandeling van zijn asielaanvraag reeds hierom niet overgegaan op Nederland op grond van artikel 19, eerste lid, van de Dublinverordening. Dit betekent dat Itali ë nog steeds verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.

5.9.

In de omstandigheid dat eiser wenst aangifte te doen van mensenhandel heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid geen grond hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. Hiermee is immers nog niet aannemelijk gemaakt dat de overdracht aan Italië in zijn geval van een onevenredige hardheid getuigt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser tot op heden geen aangifte van mensenhandel heeft gedaan en er nog geen zicht is op een termijn waarop aangifte kan worden gedaan, nog daargelaten of deze aangifte zou hebben geleid tot een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, van het Vb 2000 . Uit de gedingstukken blijkt weliswaar dat eiser zich (via VluchtelingenWerk) heeft ingespannen om aangifte te kunnen doen van mensenhandel maar dat het in verband met de wachtlijst bij de politie nog niet mogelijk is geweest om daarvoor een concrete afspraak te maken. Nu Italië in dit geval verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag, heeft eiser bovendien in Italië de mogelijkheid om melding te maken van mensenhandel en daarvan aangifte te doen. Dat dit in Italië niet kan of op voorhand zinloos is, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt.

5.10.

Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in de huidige omstandigheden geen aanleiding om het beroep van eiser aan te houden dan wel de door hem gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen teneinde hem de gelegenheid te geven aangifte van mensenhandel te doen. De situatie in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 maart 2019 is een andere, in die zin dat in die zaak een concrete datum van een afspraak voor het doen van aangifte bekend was en er een korte tijd zat tussen de datum van aangifte en de uiterste overdrachtsdatum. Gelet daarop is een voorlopige voorziening getroffen in die zin dat de vreemdeling niet mag worden overgedragen aan Italië voordat op het beroep is beslist. In onderhavige zaak is, zoals hierboven al is overwogen, geen zicht op een termijn waarop aangifte kan worden gedaan. Dat eiser hiervan geen verwijt treft, doet daar niet aan af. De verwijzing naar de voorlopige voorziening die door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, op 16 april 2019 zou zijn getroffen, maakt dit ook niet anders. Nu deze uitspraak niet is overgelegd en niet is gepubliceerd, kan de rechtbank de specifieke omstandigheden die tot toewijzing van de voorlopige voorziening hebben geleid niet nagaan.

6. Het beroep is ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van

mr. J.C. de Grauw, griffier.

Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

griffier

rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature