E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBDHA:2019:5842
Rechtbank Den Haag, NL18.15398

Inhoudsindicatie:

[arrest C.K.; internationale bescherming andere lidstaat; terugkeerbesluit]

Heeft het arrest C.K. relevantie in de situatie dat een asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op de grond dat hem internationale bescherming is toegekend in een andere lidstaat? Het standpunt van verweerder dat het arrest C.K. uitsluitend van belang is voor overdrachtsbesluiten in het kader van de Dublinverordening acht de rechtbank onjuist. Verweerder heeft zich echter terecht op het standpunt gesteld dat hij niet gehouden is om bij het niet-ontvankelijk verklaren van een asielaanvraag omdat een andere lidstaat internationale bescherming heeft toegekend, te betrekken of de feitelijke uitzetting van een vreemdeling of de aankondiging daarvan een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidssituatie inhoudt. Het bestreden besluit is namelijk, gelet op artikel 45, negende lid van de Vw 2000 , niet aan te merken als een terugkeerbesluit, zodat hierop ook geen (gedwongen) feitelijke uitzetting door verweerder kan worden gegrond. Gelet op artikel 62a, derde lid, van de Vw 2000 brengt de niet-ontvankelijkverklaring op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 namelijk met zich dat de vreemdeling die in een andere lidstaat internationale bescherming geniet zich naar die lidstaat dient te begeven. Pas als de vreemdeling deze aanzegging niet naleeft, zal verweerder beoordelen of hij een terugkeerbesluit uitvaardigt en/of dat de vreemdeling gedwongen wordt overgedragen aan de desbetreffende EU-lidstaat. Ten tijde van het bestreden besluit was feitelijk (gedwongen) uitzetting door verweerder dus niet aan de orde en het staat niet vast of het zover ooit komt. Verweerder stelt daarom terecht dat hij niet vooruit kan lopen op deze onzekere toekomstige gebeurtenis. Verweerder zal, voordat hij tot feitelijk (gedwongen) uitzetting overgaat, in deze zaak altijd nog een afzonderlijk besluit nemen. Nadere besluitvorming is dus nog nodig. Daarin of in een verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 kan de vraag aan de orde komen of de feitelijke uitzetting van eiseres of de aankondiging daarvan leidt tot een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van haar gezondheidssituatie. Daarom bestaat er in dit geval altijd nog de mogelijkheid om deze vraag in rechte aan de orde te stellen. Daarvan uitgaand is, ook nu die vraag niet in het bestreden besluit aan de orde kan komen, er geen strijd met het recht op een effectief rechtsmiddel. Het beroep op het arrest C.K. slaagt niet.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie