U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verweerders standpunt dat de LHBT gemeenschap in Venezuela weliswaar te maken heeft met discriminatie en negatieve bejegening, maar dat niet blijkt dat sprake is van blootstelling aan ernstig geweld, ernstige discriminerende maatregelen van overheidswege of strafbepalingen gericht tegen LHBT’s, acht de rechtbank onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Verweerder heeft aan zijn besluit geen informatie ten grondslag gelegd die ziet op de situatie in 2017, 2018 en begin 2019. Bovendien wordt in de door verweerder genoemde (gedateerde) bronnen melding gemaakt van het feit dat demonstraties door LHBT’s in sommige gemeenten worden verboden, dat er bij gehouden demonstraties excessief geweld is gebruikt door de politie, dat aan een uitspraak van het Hooggerechtshof dat niemand slachtoffer mag worden van discriminatie vanwege zijn of haar seksuele oriëntatie nauwelijks gevolg wordt gegeven en dat LHBT’s die slachtoffer zijn geworden van een hate crime dit meestal niet bij de autoriteiten melden, maar dat personen die wel een officiële klacht indienden, vaak slachtoffer werden van bedreigingen of afpersing. In het licht van die informatie en hetgeen bekend is over de sedertdien verslechterde situatie in Venezuela in zijn algemeenheid, is de rechtbank van oordeel, dat verweerder zich niet zonder nader onderzoek naar de feitelijke situatie van LHBT’s in Venezuela vanaf 2017 tot heden op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is gebleken dat de LHBT gemeenschap in Venezuela te maken heeft met blootstelling aan ernstig geweld en ernstige discriminerende maatregelen en dat daartegen bescherming kan worden gezocht en verkregen bij de (hogere) autoriteiten. Het beroep is gegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL19.5265

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2019 in de zaak tussen [eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Groenedijk).

Procesverloop Bij besluit van 2 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Venezolaanse nationaliteit. Zij is transgender en, als man, geboren op [geboortedatum] .

2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij niet langer in Venezuela kon leven vanwege de ernstige discriminatie die zij daar als transgender ondervond. Sinds eiseres begon met haar transitie van man naar vrouw is zij ernstig gediscrimineerd en beledigd, op school en op straat. Zij is geslagen, gepest, gestalkt, vernederd en getreiterd. Soms werd haar de toegang tot winkels ontzegd en kon zij geen boodschappen doen. De discriminatie vond ook plaats in familiekring, door ooms en neven. Zij kan tegen deze discriminatie geen bescherming van de autoriteiten krijgen. Zij heeft geprobeerd om aangifte te doen maar werd vernederend behandeld. Eenmaal op het politiebureau werd zij gefouilleerd en moest zij zich uitkleden totdat ze naakt was. Vervolgens werd ze uitgelachen door de aanwezige politieagenten. Daarnaast is zij een aantal keren staande gehouden waarbij om haar identiteitskaart werd gevraagd, terwijl er vernederende opmerkingen werden gemaakt over haar lange haren en haar make-up. In de wijk waar zij woonde en werkte werd zij bovendien bedreigd en afgeperst door een criminele bende genaamd El Trende Aragua. Zij is door leden van die bende ontvoerd, bedreigd en verkracht. Toen eiseres de gevraagde (hoge) geldbedragen niet meer kon betalen en zij en haar familie met de dood werden bedreigd, heeft zij samen met haar moeder begin april 2018 Venezuela verlaten. Zij heeft ongeveer acht maanden in Colombia verbleven en is vervolgens, zonder haar moeder, naar Nederland vertrokken. Eiseres heeft verklaard dat haar leven gevaar zal lopen als zij moet terugkeren naar Venezuela.

3. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig, evenals haar verklaringen dat zij is gediscrimineerd omdat zij transgender is. Haar verklaringen dat zij vanwege haar transseksualiteit problemen heeft ondervonden met de bende El Trende Aragua acht verweerder echter ongeloofwaardig.

Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op de volgende gronden. De algehele situatie in Venezuela is niet zodanig dat asielzoekers uit dat land zonder meer zijn aan te merken als vluchteling. Ook levert de door eiseres ondervonden discriminatie als transgender niet een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden op dat het voor eiseres onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Daarnaast kan eiseres bescherming inroepen van de (hogere) autoriteiten indien nodig. Op basis van algemene informatie inzake de situatie van LHBT’s in Venezuela wordt onderkend dat de LHBT gemeenschap in Venezuela te maken krijgt met discriminatie en negatieve bejegening. Echter er is niet gebleken dat de LHBT gemeenschap in Venezuela te maken krijgt met blootstelling aan ernstig geweld, ernstige discriminerende maatregelen van overheidswege of strafbepalingen gericht tegen LHBT. Dat zij heeft te vrezen voor haar leven wordt dan ook niet gevolgd. Eiseres is legaal uitgereisd en heeft een paspoort gekregen, hetgeen bevestigt dat zij niet in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten van Venezuela dan wel vervolging te vrezen heeft naar aanleiding van haar seksuele gerichtheid.

4. Eiseres heeft - onder meer – aangevoerd dat de wijze waarop zij werd behandeld in strijd is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), en dat zij vanwege haar transgenderschap bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM . Ter onderbouwing van deze stelling heeft eiseres verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 19 maart 2018 (met kenmerk NL18.3266) en zittingsplaats Haarlem van 20 december 2018 (met kenmerk NL18.6406) en de daarin genoemde bronnen over de situatie van LHBT’s in Venezuela. Eiseres behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom er geen reden is om LHBT’s in Venezuela aan te merken als een kwetsbare minderheidsgroep, zeker in het licht van de verslechterde algemene situatie.

5. Verweerder heeft zich ter zitting aanvullend op het standpunt gesteld dat, anders dan in de twee genoemde uitspraken, in de onderhavige zaak wel voldoende is gemotiveerd waarom LHBT’s in Venezuela niet zijn aan te merken als kwetsbare minderheidsgroep. Verweerder verwijst naar de bronnen zoals genoemd in het voornemen, herhaald en ingelast in het bestreden besluit.

6. De rechtbank overweegt dat ingeval een bevolkingsgroep dient te worden aangemerkt als een kwetsbare minderheidsgroep het individualiseringsvereiste zich niet beperkt tot wat de vreemdeling, die aannemelijk heeft gemaakt tot deze bevolkingsgroep te behoren, persoonlijk heeft ondervonden. In dat geval kan de vreemdeling ook met beperkte indicaties aannemelijk maken dat hij vreest voor ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ). Dit betekent dat de manier waarop een beroep op artikel 3 van het EVRM moet worden beoordeeld onder meer afhangt van de vraag of de vreemdeling al dan niet behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep. Zoals volgt uit de uitspraak van deze rechtbank van 20 december 2018, waarnaar eiseres in beroep heeft verwezen, is de situatie van LHBT’s in Venezuela zorgwekkend. Zo is sprake van ernstige mensenrechtenschendingen ten aanzien van deze groep, hetgeen onder meer volgt uit het rapport “Freedom in the World 2016” van het Freedom House waarin onder meer het volgende staat: “Although discrimination based on sexual orientation is barred, LGBT (lesbian, gay, bisexual, and transgender) Venezuelans face widespread de facto discrimination and are occasionally subjected to violence.”

6.1

Verweerders standpunt dat de LHBT gemeenschap in Venezuela weliswaar te maken heeft met discriminatie en negatieve bejegening, maar dat niet blijkt dat sprake is van blootstelling aan ernstig geweld, ernstige discriminerende maatregelen van overheidswege of strafbepalingen gericht tegen LHBT’s, acht de rechtbank onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De door verweerder in het voornemen aangehaalde bronnen dateren van december 2010, november 2011, mei 2012, juni 2014, mei 2015 en maart 2017 en beschrijven de situatie in de periode daaraan voorafgaand, dat wil zeggen dat de meest recente informatie die daarin is vervat het jaar 2016 betreft. Verweerder heeft derhalve aan zijn besluit geen informatie ten grondslag gelegd die ziet op de situatie in 2017, 2018 en begin 2019. Bovendien wordt ook in deze bronnen melding gemaakt van het feit dat demonstraties door LHBT’s in sommige gemeenten worden verboden, dat er bij gehouden demonstraties excessief geweld is gebruikt door de politie, dat aan een uitspraak van het Hooggerechtshof dat niemand slachtoffer mag worden van discriminatie vanwege zijn of haar seksuele oriëntatie nauwelijks gevolg wordt gegeven en dat LHBT’s die slachtoffer zijn geworden van een hate crime dit meestal niet bij de autoriteiten melden, maar dat personen die wel een officiële klacht indienden, vaak slachtoffer werden van bedreigingen of afpersing.

6.2

In het licht van de informatie uit de aangehaalde bronnen en hetgeen bekend is over de sedertdien verslechterde situatie in Venezuela in zijn algemeenheid, is de rechtbank van oordeel, dat verweerder zich niet zonder nader onderzoek naar de feitelijke situatie van LHBT’s in Venezuela vanaf 2017 tot heden op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet is gebleken dat de LHBT gemeenschap in Venezuela te maken heeft met blootstelling aan ernstig geweld en ernstige discriminerende maatregelen en dat daartegen bescherming kan worden gezocht en verkregen bij de (hogere) autoriteiten.

6.3

Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

6.4

Gelet op dit zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek komt de rechtbank thans niet toe aan de beoordeling van de beroepsgronden van eiseres dat zij op grond van individuele redenen bij terugkeer naar Venezuela een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM . Immers, indien LHBT ’s in Venezuela als een kwetsbare minderheidsgroep zouden moeten worden aangemerkt, zijn beperkte indicaties voldoende voor de conclusie dat sprake is van een vorenbedoeld risico.

7. Het beroep is gegrond. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op het door verweerder uit te voeren onderzoek stelt de rechtbank hiervoor een termijn van tien weken.

8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:- verklaart het beroep gegrond;- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van

mr. M.H. Belevska, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2019.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature