U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Nu de voorgenomen overdracht van verzoeker berust op een werkwijze van verweerder die hem zonder wettelijke grondslag het recht ontzegt om in Nederland een verblijfsvergunning aan te vragen en de beslissing op die aanvraag in Nederland af te wachten, is de voorgenomen overdracht naar het oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig. Het bezwaar van verzoeker heeft daarom een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook toewijzen, in die zin dat verweerder verzoeker niet mag uitzetten voordat hij in Nederland aangifte heeft gedaan. Uit 6.3 volgt dat verzoeker de beslissing op de aanvraag die door deze aangifte tot stand komt in beginsel in Nederland mag afwachten.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/4101

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 mei 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. J. Bravo Mougán,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. M.J. Kaspers.

Procesverloop

Verweerder heeft aan verzoeker kenbaar gemaakt dat hij op 28 mei 2019 om 9.40 uur per vliegtuig wordt overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten.

Verzoeker heeft op 24 mei 2019 bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen overdracht. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen ter voorkoming van de voorgenomen overdracht.

Op 24 mei 2019 heeft verweerder schriftelijk op het verzoek gereageerd. Vervolgens hebben partijen op 24 en 25 mei 2019 op elkaars (nadere) standpunten gereageerd, waarna de voorzieningenrechter het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

juridisch kader

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Op grond van 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen als onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.

De voorzieningenrechter maakt gebruik van deze bevoegdheid. Gezien de datum van de voorgenomen overdracht is sprake van onverwijlde spoed. Partijen hebben hun standpunt meermalen schriftelijk kenbaar gemaakt, waarna verweerder op 25 mei 2019 heeft laten weten geen behoefte te hebben aan een nadere reactie.

2. Het bezwaar is gericht tegen de feitelijke overdracht van verzoeker, een handeling van verweerder die op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw met een besluit is gelijkgesteld.

Verzoeker meent dat hij op grond van deze bepaling bezwaar kan maken tegen de voorgenomen overdracht. De voorzieningenrechter ziet geen reden om hier anders over te oordelen.

standpunten partijen

3. Verzoeker voert aan dat hij slachtoffer is van mensenhandel en daarvan in Nederland aangifte wil doen. Hij heeft op 16 april 2019 in een gesprek met VluchtelingenWerk Nederland verteld over mensenhandel en inmiddels is bij de politie gemeld dat hij aangifte wil doen. Die aangifte is niet opgenomen, ook niet nadat de politie is gevraagd verzoeker voorrang te geven gezien de voorgenomen overdracht. Dit kan redelijkerwijs niet voor zijn rekening en risico komen; het gaat niet aan verzoeker over te dragen voordat hij in Nederland aangifte heeft kunnen doen. Dat is ook niet in het belang van het onderzoek dat verricht zal moeten worden na de aangifte van verzoeker.

4.1

Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen reden is om het interstatelijk vertrouwensbeginsel buiten toepassing te laten of daarvan ten opzichte van Italië niet langer uit te gaan. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft in haar uitspraak van 28 maart 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:3151) in de asielzaak van verzoeker geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ten opzichte van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Die uitspraak is op 29 april 2019 bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Er is een Europese verplichting om slachtoffers van mensenhandel in de gelegenheid te stellen aangifte te doen. Nederland is niet gehouden te voldoen aan de wens van verzoeker om in Nederland aangifte te doen. Uit de Dublinverordening volgt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van verzoeker. Verweerder mag erop vertrouwen dat Italië verzoeker in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en Unierecht zal behandelen. Gelet hierop mag verweerder ervan uitgaan dat Italië verzoeker aangifte laat doen van mensenhandel en daar serieus onderzoek naar zal doen. Het gaat niet aan de Dublinverordening buiten toepassing te laten als een vreemdeling stelt slachtoffer te zijn van mensenhandel en daarvan in Nederland aangifte wil doen.

4.2

Verweerder heeft nader toegelicht dat het voor vreemdelingen tot een aantal maanden geleden in de praktijk altijd mogelijk was om in Nederland aangifte te doen van mensenhandel. De afgelopen tijd is het aantal Dublinclaimanten dat stelt slachtoffer te zijn van mensenhandel echter sterk toegekomen, waardoor de wachttijd voor het doen van aangifte bij de politie fors is opgelopen. Verweerder meent dat er aanwijzingen zijn dat de regeling van paragraaf B8/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) door vreemdelingen oneigenlijk wordt gebruikt om te voorkomen dat zij aan de verantwoordelijke lidstaat worden overgedragen. Hierdoor wordt de werking van de Dublinverordening ondermijnd. Om die reden heeft verweerder op 26 april 2019 besloten een nieuwe werkwijze in te voeren. Deze werkwijze houdt in dat vreemdelingen die aangifte willen doen van mensenhandel op een wachtlijst worden geplaatst. Als zij kunnen worden overgedragen voordat zij aan de beurt zijn om aangifte te doen, vindt de overdracht doorgang en kunnen zij desgewenst aangifte doen in de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvraag.

beoordeling

5.1

Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat hij er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit mag gaan dat Italië zijn Unierechtelijke en (andere) internationale verplichtingen zal nakomen, ook ten opzichte van verzoeker. Verweerder mag aannemen dat verzoeker in Italië aangifte van mensenhandel kan doen en dat daarnaar serieus onderzoek zal worden gedaan. Weliswaar trekt verzoeker dit in twijfel, maar hij heeft deze twijfel niet onderbouwd. Daarnaast is in de asielprocedure komen vast te staan dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië voor verzoeker toereikend zullen zijn.

5.2

Als verweerder een asielaanvraag op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw niet in behandeling neemt omdat een ander land daarvoor verantwoordelijk is, beoordeelt hij niet ambtshalve of de betreffende vreemdeling recht heeft op een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op tijdelijke humanitaire gronden. Dit is ook in het geval van verzoeker niet gebeurd.

De uitkomst van de Dublinprocedure betekent dat Nederland de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling hoeft te nemen. Dat sluit niet uit dat hij mogelijk voldoet aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als slachtoffer van mensenhandel: dat is in de asielprocedure immers niet beoordeeld.

6.1

Verzoeker wil in Nederland aangifte doen van mensenhandel. Op grond van paragraaf B8/3 van de Vc merkt verweerder een dergelijke aangifte in beginsel ambtshalve aan als aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op tijdelijke humanitaire gronden. Gesteld noch gebleken is dat verzoeker wel aangifte wil doen van mensenhandel, maar niet in aanmerking wil komen voor een verblijfsvergunning.

6.2

Het aanvragen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gebeurt in de regel door het indienen van een aanvraagformulier. Op de website van de Immigratie- en Naturalisatiedienst is een aanvraagformulier beschikbaar voor het verblijfsdoel humanitair tijdelijk (https://ind.nl/Formulieren/7026.pdf). Dit formulier is onder meer bedoeld voor vreemdelingen die stellen slachtoffer van mensenhandel te zijn, maar daarvan geen aangifte willen doen of niet willen meewerken aan het strafproces. Dit formulier is niet bedoeld voor vreemdelingen die wel aangifte willen doen; zij dienen geen verblijfsaanvraag in, maar doen in plaats daarvan bij de politie aangifte van mensenhandel. Deze aangifte wordt door verweerder in beginsel ambtshalve aangemerkt als aanvraag voor een verblijfsvergunning. Als gevolg hiervan heeft een vreemdeling die stelt slachtoffer te zijn van mensenhandel, daarvan aangifte wil doen en op grond daarvan in aanmerking wenst te komen voor een verblijfsvergunning, het niet in zijn of haar macht om die vergunning zelf aan te vragen.

6.3

Er zijn geen wettelijke beperkingen voor Dublinclaimanten om in Nederland een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan te vragen. Als een Dublinclaimant daartoe overgaat, blijft zijn of haar uitzetting op grond van artikel 3.1, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) achterwege, tenzij – kort gezegd – sprake is van een herhaalde aanvraag of de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.

6.4

Als een vreemdeling meent slachtoffer te zijn van mensenhandel, daarvan geen aangifte wil doen maar wel een verblijfsvergunning wenst, kan hij of zij gelet op 6.2 een daartoe strekkende aanvraag indienen en blijft uitzetting gelet op 6.3 in beginsel achterwege gedurende de behandeling van deze aanvraag. Nu verzoeker wel aangifte wil doen van mensenhandel, kan hij gelet op 6.2 geen aanvraag indienen, maar moet hij wachten tot zijn aangifte wordt opgenomen. Als die aangifte niet tijdig wordt opgenomen, wordt verzoeker bij toepassing van de in 4.2 beschreven nieuwe werkwijze van verweerder uitgezet voordat de gewenste verblijfsaanvraag tot stand komt. Feitelijk betekent dit dat de door verweerder gekozen vormgeving van de aanvraagprocedure en zijn nieuwe werkwijze het verzoeker onmogelijk maken in Nederland een verblijfsvergunning aan te vragen.

6.5

De voorzieningenrechter volgt verzoeker in zijn betoog dat hij niet mag worden overgedragen zonder in de gelegenheid te zijn geweest in Nederland aangifte te doen en daarmee een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan te vragen. Als verweerder meent dat dit ongewenst is omdat dit oneigenlijk gebruik van de Dublinverordening in de hand werkt, staat het hem vrij om binnen de door het recht gestelde grenzen maatregelen te treffen, voor zover nodig in samenwerking met het parlement als (mede)wetgever. Zo is in artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onder e, van het Vb een bepaling opgenomen om te voorkomen dat een vreemdeling diens voorgenomen uitzetting kan frustreren door te elfder ure een herhaalde asielaanvraag in te dienen.

De nieuwe werkwijze van verweerder berust niet op een wettelijke grondslag voor zover die vreemdelingen zoals verzoeker feitelijk de mogelijkheid onthoudt om in Nederland een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan te vragen en de beslissing op die aanvraag in Nederland af te wachten. Verweerders stelling dat verzoeker pas zo laat naar voren heeft gebracht dat hij slachtoffer is van mensenhandel dat de indruk bestaat dat hij dit slechts heeft gesteld om zijn uitzetting te frustreren, wat hiervan zij, laat onverlet dat verweerders werkwijze gelet op het ontbreken van een wettelijke grondslag onrechtmatig is.

conclusie

7. Nu de voorgenomen overdracht van verzoeker berust op een werkwijze van verweerder die hem zonder wettelijke grondslag het recht ontzegt om in Nederland een verblijfsvergunning aan te vragen en de beslissing op die aanvraag in Nederland af te wachten, is de voorgenomen overdracht naar het oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig. Het bezwaar van verzoeker heeft daarom een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook toewijzen, in die zin dat verweerder verzoeker niet mag uitzetten voordat hij in Nederland aangifte heeft gedaan. Uit 6.3 volgt dat verzoeker de beslissing op de aanvraag die door deze aangifte tot stand komt in beginsel in Nederland mag afwachten.

Wat verzoeker verder naar voren heeft gebracht, behoeft geen bespreking.

griffierecht en proceskosten

8. De voorzieningenrechter wijst het beroep op betalingsonmacht toe. Van verzoeker zal geen griffierecht worden geheven, zodat verweerder dit ook niet hoeft te vergoeden.

9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 768,- (1 punt voor het verzoekschrift en 0,5 punt voor de gegeven repliek, met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder verzoeker uit te zetten voordat hij in Nederland aangifte heeft gedaan van mensenhandel;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 768,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.G. den Ambtman, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 25 mei 2019. Het dictum van de uitspraak is op 25 mei 2019 telefonisch aan partijen meegedeeld.

griffier voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature