Nu de voorgenomen overdracht van verzoekster berust op een werkwijze van verweerder die haar zonder wettelijke grondslag het recht ontzegt om in Nederland een verblijfsvergunning aan te vragen en de beslissing op die aanvraag in Nederland af te wachten, is de voorgenomen overdracht naar het oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig. Het bezwaar van verzoekster heeft daarom een redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook toewijzen, in die zin dat verweerder verzoekster niet mag uitzetten voordat zij in Nederland aangifte heeft gedaan. Uit 6.3 volgt dat verzoekster de beslissing op de aanvraag die door deze aangifte tot stand komt in beginsel in Nederland mag afwachten.