U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer 09/817884-18

Datum uitspraak: 31 oktober 2019

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,

[woonadres] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 1 augustus 2019 en 17 oktober 2019 behandeld.

De officier van justitie is mr. R.P. Tuinenburg en de advocaat van de verdachte is

mr. I. Aardoom.

2 De tenlastelegging

De verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij op 7 juli 2018 in Katwijk samen met anderen heeft geprobeerd drie personen zwaar te mishandelen. Ook wordt hij verdacht van openlijke geweldpleging tegen deze personen.

De tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I, die deel uitmaakt van dit vonnis.

3. Standpunten en beoordeling

3.1

Inleiding

In de vroege ochtend van 7 juli 2018 raakten drie personen, de latere aangevers [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] , in Katwijk in gevecht met drie jongens, onder wie de verdachte. Onderzocht moet worden of de verdachte een rol heeft gehad in het gebeuren.

De verdachte heeft op de zitting over zijn eigen rol verklaard dat hij in een uit de hand gelopen ruzie een klap kreeg, dat hij toen een klap heeft teruggegeven en dat hij daarna de jongen die hem een klap gaf en die toen wegrende, achterna is gerend.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte voor de poging zware mishandeling en de openlijke geweldpleging wordt veroordeeld.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De advocaat heeft een pleitnota overgelegd en volledige vrijspraak bepleit. Er is volgens de advocaat geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking bij het gepleegde geweld, geen opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en geen letsel dat kan worden gekwalificeerd als letsel ten gevolge van zware mishandeling.

3.4

De beoordeling van de tenlastelegging

[aangever 3] heeft bij zijn aangifte verklaard dat hij op 7 juli 2018 met zijn vrienden [aangever 1] en [aangever 2] op weg was naar huis en op de [straatnaam] in Katwijk drie jongens hoorde en zag. [aangever 3] fietste door maar zag toen hij omkeek, dat [aangever 2] een van de jongens een duw gaf en daarna meteen een klap in zijn gezicht kreeg. Een tweede jongen liep op [aangever 1] af en gaf [aangever 1] een klap in zijn gezicht. De derde jongen kwam op [aangever 3] af. [aangever 3] gaf de jongen meteen een stomp in zijn gezicht. Hij keek om en zag dat een van de drie jongens een ploertendoder in zijn hand had. Hij ging op die jongen af en kreeg een klap met de ploertendoder op zijn voorhoofd. Hij zag dat de drie jongens toen naar [aangever 1] gingen en dat [aangever 1] klappen kreeg van de jongen met de ploertendoder. De drie jongens kwamen vervolgens op [aangever 3] af en hij hoorde ze zeggen dat ze hem dood zouden maken. Hij is toen weggerend.

Bij de rechter-commissaris heeft aangever [aangever 3] verklaard dat hijzelf eerst doorfietste, maar dat [aangever 2] wel afstapte omdat hij zich niet laat uitschelden. De jongens kwamen toen met een agressieve houding naar [aangever 2] toe, een van hem ging heel dichtbij [aangever 2] staan, die hem een duw gaf en vervolgens een klap in zijn gezicht kreeg. [aangever 3] heeft verder verklaard dat hij intussen de namen van de drie verdachten wist. Hij beschrijft [verdachte] als de licht getinte jongen, [medeverdachte 1] als de donkere jongen die de ploertendoder had, en [medeverdachte 2] als de blanke jongen die een fles in zijn hand had.

Aangever [aangever 1] heeft ook verklaard dat hij de bewuste nacht met [aangever 2] en [aangever 3] naar huis fietste. Ze zagen drie jongens. [aangever 2] stapte af, stelde een vraag en kreeg meteen een klap in zijn gezicht. [aangever 1] en [aangever 3] stapten ook af. [aangever 1] werd toen op zijn achterhoofd geslagen. Hij denkt dat dat door twee jongens tegelijk is gedaan, omdat hij zich niet kon verdedigen. Hij denkt dat de eerste klap met een ploertendoder was. Hij heeft een van de jongens met een ploertendoder gezien. Meteen daarna werd hij ook op zijn mond geslagen. Hij werd duizelig en zag dat hij erg bloedde. Hij werd op zijn hoofd, rug en arm geslagen en denkt dat dat met de ploertendoder is gebeurd, omdat hij striemen op zijn rug heeft.

Bij de rechter commissaris heeft aangever [aangever 1] verklaard dat een van de jongens een stok uit zijn jas trok en daarmee sloeg. Uit de verklaring komt naar voren dat hij door elk van de drie jongens werd geslagen.

[aangever 2] heeft grotendeels overeenkomstig de twee andere aangevers verklaard. Hij fietste met zijn twee vrienden toen drie jongens hen uitscholden. Ze stopten. De drie jongens kwamen op hen af toen hij vroeg wat er aan de hand was. Hij zag dat [aangever 1] klappen tegen zijn hoofd kreeg, dat dit met vuisten gebeurde en dat de jongens ook een soort uitschuifbare stok hadden en een fles. [aangever 2] werd tegen zijn hoofd geslagen. Hij zag dat [aangever 1] erg bloedde en zag dat [aangever 3] vluchtte voor de jongens.

Bij de rechter-commissaris heeft aangever [aangever 2] verklaard dat hij als eerste een klap kreeg van [medeverdachte 2] , dat hij zag dat [aangever 1] door een van de jongens die donker getint was, met een ploertendoder werd toegetakeld en van hen werd weggedreven en zag dat ook [aangever 3] werd geslagen met een ploertendoder. Hij zag dat de drie jongens achter [aangever 3] aangingen toen die vluchtte.

De verdachte heeft verklaard dat hij op 7 juli 2018 in Katwijk met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , samen bij een vechtpartij betrokken was. Hij heeft verklaard dat hij werd geslagen, zelf sloeg, en later achter de jongen aanging die hem had geslagen.

Hij zegt dat hij geen stok of ploertendoder heeft gezien, dat hij en zijn vrienden gedronken hadden en dat het allemaal vrij automatisch ging.

Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij met zijn vrienden, [medeverdachte 1] en de verdachte, in Katwijk liep en dat drie jongens op fietsen hen tegemoet kwamen. De jongens waren op ruzie uit. Hij verklaarde dat hij een van hen wegduwde en ”Uit het niets werd [medeverdachte 1] helemaal gek en ging met een stok of zoiets door het lint”.

Heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld?

Uit voorgaande verklaringen komt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk naar voren dat sprake is geweest van openlijk geweld, waarbij twee van de drie slachtoffers ook met een ploertendoder zijn geslagen. De verdachte heeft zich bij het geweld dat de jongens tegen de drie aangevers pleegden, niet onbetuigd gelaten. Hij heeft zelf een van de aangevers een klap in zijn gezicht gegeven en is vervolgens achter deze jongen aangerend. Zijn bijdrage aan het geweld is voldoende significant geweest om hem ook voor het handelen van de medeverdachten bij het door hen gezamenlijk gepleegde geweld, strafrechtelijk verantwoordelijk te achten.

Het tweede deel van de tenlastelegging, het openlijk geweld, acht de rechtbank op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen.

Heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling?

Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat twee van de slachtoffers met een ploertendoder zijn geslagen. De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] hebben steeds verklaard dat zij er niet van op de hoogte waren dat een van hen dit wapen bij zich had. Uit de andere verklaringen in het dossier en op de zitting is niet voldoende duidelijk geworden dat wat betreft het gebruik van de ploertendoder, sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten die ook gericht was op het mogelijk veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Een dergelijke samenwerking is een vereiste om aan te nemen dat sprake is van het medeplegen van (poging tot) zware mishandeling. Evenmin is komen vast te staan dat de andere in de tenlastelegging genoemde gedragingen erop gericht waren zwaar lichamelijk letsel aan een van de aangevers toe te brengen, ook niet in voorwaardelijke zin.

Tot slot is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat de verdachte of een van zijn medeverdachten een dakpan naar een van de slachtoffers zou hebben gegooid. Weliswaar verklaart [aangever 3] in zijn aangifte bij de politie dat er een dakpan zou zijn gegooid, maar dit wordt pas veel later, bij de rechter-commissaris, door [aangever 2] bevestigd. Het derde slachtoffer, [aangever 1] , verklaart niet te hebben gezien dat er iets met een dakpan is gebeurd. De door de politie gehoorde getuigen hebben ook niets verklaard over een dakpan en op de plaats van het incident heeft de politie geen dakpan aangetroffen.

De rechtbank is daarom van oordeel dat voor het eerste deel van de tenlastelegging, het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, vrijspraak moet volgen.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:

hij op 7 juli 2018 te Katwijk openlijk, te weten, op de [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 2] en [aangever 1] en [aangever 3] door [aangever 2] met kracht tegen/op het hoofd te slaan/te stompen en [aangever 1] met een ploertendoder met kracht tegen/op het gezicht/oor en het hoofd/de nek en het lichaam te slaan en met kracht tegen/op het hoofd te slaan/te stompen en [aangever 3] met een ploertendoder met kracht tegen/op het voorhoofd, te slaan en het roepen van de woorden tegen die [aangever 3] dat hij dood moest.

4 De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte

De feiten zijn strafbaar. De verdachte is ook strafbaar.

5 De strafoplegging

5.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 96 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en tot een werkstraf van 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de voorwaarden dat de verdachte zich laat begeleiden door de jeugdreclassering en dat de verdachte een nuttige dagbesteding heeft.

5.2.

Het standpunt van de verdediging

De advocaat heeft aangevoerd voor het geval de rechtbank niet tot vrijspraak komt, dat er geen ruimte meer is voor oplegging van een hogere straf dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zij heeft verzocht een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daaraan gekoppeld toezicht door de reclassering. De verdachte ervaart dit toezicht op dit moment als positief.

5.3.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijk geweld. De drie aangevers zijn door de verdachte en zijn mededaders op straat en midden in de nacht meermalen geslagen. Er is ook meermalen met een ploertendoder geslagen en de aangevers hebben letsel opgelopen. Met dit geweld heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangevers. Zij hebben niet alleen verwondingen opgelopen en pijn geleden, maar hebben ook aangegeven dat zij nog een tijd lang nadelige psychische gevolgen van de vechtpartij hebben ondervonden.

Uit een uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

De rechtbank overweegt dat een vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, ingediend toen hij blowend met medeverdachte [medeverdachte 2] was aangetroffen en aldus de schorsingsvoorwaarden overtrad, werd afgewezen. Enkele maanden later is de schorsing van de voorlopige hechtenis wel opgeheven, toen de verdachte zich had verzet tegen een aanhouding. De rechtbank constateert dat de verdachte aldus geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

De rechtbank heeft de rapporten gelezen die zijn opgesteld over de persoon van de verdachte door Den Hey-Acker, de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) en door de jeugdreclassering Jeugdbescherming Gelderland en heeft de toelichting gehoord die daarop door de deskundigen van de Raad en de jeugdreclassering op de zitting is gegeven.

De Raad schat het dynamisch recidiverisico bij de verdachte in als middelhoog, het algemeen recidiverisico als hoog. Risico verhogende factoren zijn dat de verdachte een belast verleden heeft, hij al op jonge leeftijd met politie en justitie in aanraking kwam en hij intussen nieuwe politiecontacten opdeed. Zijn vader en oudere broer hebben vastgezeten en zijn vader is in Jamaica omgekomen. Beschermende factoren bij de verdachte zijn dat hij intelligent is en een goede band heeft met zijn moeder en stiefmoeder. Hij rondt de entree-opleiding af en zoekt een vervolgopleiding voor februari 2020. Hij heeft tot de zomer van 2019 een intensief behandeltraject bij het Palmhuis gevolgd en met positief resultaat kunnen afsluiten en heeft zich lange tijd aan de avondklok en het contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers gehouden. De verdachte heeft zich ingezet voor gedragsverandering. Hij heeft zelf geprobeerd zijn daginvulling te structureren door veel te sporten en met twee pro-sociale vrienden om te gaan. Via een van deze vrienden heeft hij onregelmatig werk als model. Hij blijft zich inzetten voor een delictvrij leven en voor pro-sociale contacten maar is kwetsbaar en gebaat bij toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. Het zal een uitdaging zijn voor de verdachte hoe hij in de toekomst met zijn jeugdvriend, medeverdachte [medeverdachte 2] zal omgaan. Het contactverbod dat in het kader van de schorsing gold, wordt met het oog op deze uitdaging niet geadviseerd. De Raad heeft opgemerkt dat jeugddetentie niet veel indruk op de verdachte heeft gemaakt en dat een werkstraf hem eerder zal raken.

De Raad adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, met als voorwaarden dat de verdachte een meldplicht heeft en dat hij onderwijs volgt of een andere zinvolle dagbesteding heeft. De Raad adviseert een opdracht tot toezicht en begeleiding te geven aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland.

De jeugdreclassering heeft bevestigd dat de verdachte een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur heeft vanwege zijn belaste verleden. Dit heeft zijn band met de politie ernstig verstoord en gezorgd voor wantrouwen. Een toekomstperspectief zoals doorgaan met rappen en modellenwerk, heeft een positief effect op de verdachte. Traumabehandeling zou in de toekomst mogelijk nog nuttig kunnen zijn, maar alleen als de verdachte zich daarvoor veilig genoeg voelt. De jeugdreclassering probeert onderwijs via de Leerplicht en bij het ROC voor de verdachte te vermijden, omdat dit gezien de kwetsbaarheid van de verdachte het recidiverisico kan verhogen. De verdachte staat open voor onderwijs dat via de Leerplichtambtenaar in Arnhem en thuisstudie wordt geregeld en wil zich daar, gesteund door de goede familiebanden, voor inzetten. Jeugdbescherming Gelderland is bereid om de begeleiding voort te zetten ondanks het feit dat de verdachte afwisselend in Leiden en in Dieren verblijft.

De rechtbank is van oordeel dat gezien het bewezenverklaarde en de persoon en persoonlijke omstandigheden, een jeugddetentie van 90 dagen en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren passend is. De rechtbank weegt daarbij de aard en ernst van het gepleegde geweld, het letsel en het feit dat het geweld op de openbare weg plaatsvond mee als strafverzwarende omstandigheden.

6 De vorderingen van de benadeelde partijen

6.1

De vorderingen

De drie aangevers hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend.

[aangever 2] heeft gevorderd:

immateriële schade ad € 600.

[aangever 1] heeft gevorderd:

materiele schade ad € 769,50 voor kleding, eigen risico en verlies arbeidsvermogen, en

immateriële schade ad € 1750, totaal € 2519,50.

[aangever 3] heeft gevorderd:

materiele schade ad € 227,80 en immateriële schade ad € 800, totaal € 1027,80.

6.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om de verzochte bedragen naar redelijkheid en billijkheid te matigen en de vorderingen toe te wijzen tot bedragen als volgt:

€ 600,- voor [aangever 2] ;

€ 950,- voor [aangever 1] ;

€ 600,- voor [aangever 3] .

6.3

Het standpunt van de advocaat

De advocaat heeft afwijzing van de vorderingen bepleit, met verwijzing naar de bepleite vrijspraak.

6.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde feit schade hebben geleden, waarvoor de verdachte medeverantwoordelijk is.

De rechtbank is van oordeel dat voor deze schade de volgende bedragen als redelijk en billijk kunnen worden begroot. Daarbij maakt de rechtbank geen onderscheid in materiële of immateriële schade. De rechtbank zal hierna hoofdelijk toewijzen:

€ 300,- aan [aangever 2] ;

€ 300,- aan [aangever 3] ;

€ 450,- aan [aangever 1] .

Aan [aangever 1] wordt een hoger bedrag aan schadevergoeding toegekend omdat zijn verwondingen ernstiger waren dan die van de beide andere aangevers.

Deze bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 7 juli 2018, telkens tot de dag dat zij zijn betaald.

De rechtbank zal de vorderingen voor het overige afwijzen.

De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen ook een schadevergoedingsmaatregel opleggen, zodat de verdachten die bedragen aan de staat moeten betalen en de staat ervoor zorgt dat het geld bij de benadeelde partij terecht komt.

Dit brengt mee dat de verdachte ook wordt veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt en die de rechtbank tot op vandaag begroot op € 0,00.

7 Beslag

Onder de verdachte werd een bedrag van € 545,- inbeslaggenomen op grond van artikel 94a, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), kort gezegd om de afhandeling van de schade bij de slachtoffers makkelijker te maken.

De raadsvrouw heeft teruggave van het bedrag aan de verdachte bepleit, omdat het geldbedrag aan de moeder van de verdachte toebehoort.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrag ten goede kan komen aan de slachtoffers.

De rechtbank overweegt dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 353 Sv , uitsluitend een beslissing kan nemen omtrent voorwerpen die op grond van artikel 94 Sv in beslag zijn genomen. Nu het onderhavige beslag een conservatoir beslag is dat is gelegd op grond van artikel 94a lid 3 Sv , zal de rechtbank hierover geen beslissing nemen.

8 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:

36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht,

zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tweede cumulatief alternatief ten laste gelegde heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen wat aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot

jeugddetentie voor de duur van 90 dagen

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

en

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 60 uren;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 30 dagen;

bepaalt dat deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren, houdt aan de volgende voorwaarden:

- dat hij zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

- dat hij zich in het eerste jaar van de proeftijd zal melden bij de jeugdreclassering op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang als deze instelling dat noodzakelijk vindt;

- dat hij onderwijs volgt, of een andere door de jeugdreclassering zinvol geachte dagbesteding heeft;

geeft Jeugdbescherming Gelderland, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht om erop toe te zien dat de veroordeelde zich zal houden aan de voorwaarden en om hem daarbij te begeleiden;

wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:

- voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten

inzien;

- zal meewerken aan het jeugdreclasseringstoezicht en aan huisbezoeken;

vordering benadeelde partij [aangever 2]

wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] hoofdelijk toe tot het bedrag van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 7 juli 2018 en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

wijst de vordering voor het overige af;

legt aan de veroordeelde op de hoofdelijke verplichting om aan de staat te betalen een bedrag van € 300,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 2] ;

bepaalt dat door betaling aan de staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd;

vordering benadeelde partij [aangever 3]

wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] hoofdelijk toe tot het bedrag van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 7 juli 2018 en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

wijst de vordering voor het overige af;

legt aan de veroordeelde op de hoofdelijke verplichting om aan de staat te betalen een bedrag van € 300,- , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 3] ;

bepaalt dat door betaling aan de staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd;

vordering benadeelde partij [aangever 1]

wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] hoofdelijk toe tot het bedrag van € 450,-, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 7 juli 2018 en veroordeelt de veroordeelde in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

wijst de vordering voor het overige af;

legt aan de veroordeelde op de hoofdelijke verplichting om aan de staat te betalen een bedrag van € 450,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2018 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 1] ;

bepaalt dat door betaling aan de staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd;

heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.

Dit vonnis is gewezen door

mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter, voorzitter,

mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,

en mr. M.S. Neervoort, kinderrechter,

in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.

Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2019.

Bijlage:

1) de tenlastelegging

Bijlage 1. De tenlastelegging

Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

hij op of omstreeks 07 juli 2018 te Katwijk

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

aan

slachtoffer 1 ( p.7-8)

[aangever 2]

en/of

slachtoffer 2 ( p. 12-14)

[aangever 1]

en/of

slachtoffer 3 ( 41-43)

[aangever 3]

opzettelijk

zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

meermalen, althans eenmaal

met kracht met een ploertendoder, althans een hard voorwerp tegen/op het hoofd

en/of de nek en/of het lichaam heeft geslagen en/of

met de hand/vuist met kracht tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft

geslagen en/of gestompt,

en/of

een dakpan, althans een soortgelijk hard voorwerp in de richting van die

en/of [aangever 2] en/of [aangever 1] heeft gegooid;

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

EN/OF

hij op of omstreeks 07 juli 2018 te Katwijk

openlijk, te weten, op de [straatnaam] in elk geval op of

aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,

in vereniging

geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten

tegen:

slachtoffer 1 ( p.7-8)

[aangever 2]

en/of

slachtoffer 2 ( p. 12-14)

[aangever 1]

en/of

slachtoffer 3 ( 41-43)

[aangever 3]

door meermalen, althans eenmaal,

slachtoffer 1 ( p.7-8)

[aangever 2] met kracht tegen/op het hoofd en/of het lichaam te

slaan/te stompen en/of

en/of

slachtoffer 2 ( p. 12-14)

[aangever 1]

met een ploertendoder, althans een soortgelijk voorwerp met kracht tegen/op

het gezicht/oor en/of het hoofd/de nek althans tegen/op het lichaam te slaan

en/of

met kracht tegen/op het hoofd en/of de rug/arm, althans het lichaam te

slaan/te stompen en/of

en/of

slachtoffer 3 ( p. 41-43) [aangever 3] met een ploertendoder, althans

een soortgelijk voorwerp met kracht tegen/op het voorhoofd, althans het

lichaam te slaan en/of

het roepen van de woorden tegen die [aangever 3] dat hij dood moest en/of

en/of

het gooien van een dakpan, althans een soortgelijk hard voorwerp in de

richting van die [aangever 3] en/of [aangever 2] en/of [aangever 1] .

De hierna genoemde pagina’s zijn deel van het politiedossier met nummer PL1500-2018182544 z.

Pag. 41 t/m 43, proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] .

Verklaring van [aangever 3] bij de rechter-commissaris op 20 februari 2019.

Pag. 12 t/m 14, proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] .

Verklaring van [aangever 1] bij de rechter-commissaris.

Pag. 7, 8, proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] .

Verklaring van de verdachte op de zitting van 17 oktober 2019.

Verklaring van [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris op 10 juli 2018.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature