U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

TKB + IRV 10 jaar. Artikel 62a, derde lid, van de Vw 2000. Strafblad, gevan genisstraf i.v.m. overtreding Opiumwet. IRV ondanks verblijfsvergunning Spanje mogelijk gelet op uitspraak HvJ 16 januari 2018 (C.240/17).

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 19/673

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P. Scholtes)

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Mackic)

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en tevens een inreisverbod voor de duur van tien jaar uitgevaardigd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Makaddam.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1982 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Eiser is in het bezit van een verblijfsvergunning voor Spanje, geldig tot 21 augustus 2021. Op 5 juli 2018 is eiser door de politie Rotterdam gehoord in verband met een in te dienen voorstel eiser tot ongewenst vreemdeling te verklaren. Vervolgens is op 29 oktober 2018 een voorstel tot ongewenstverklaring ingediend.

2. Bij vonnis van 26 september 2018 van de rechtbank Rotterdam is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar wegens het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en eenvoudig witwassen.

3. Op 14 januari 2019 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd. Verweerder heeft aan het terugkeerbesluit ten grondslag gelegd dat eiser in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft. Voor zover er verblijfsrecht zou bestaan op grond van het arrest Chavez-Vilchez, overweegt verweerder dat het belang van de Staat op grond van de openbare orde zwaarder weegt dan het belang van eiser. Eiser vormt een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde, aldus verweerder. Daarbij is rekening gehouden met de aard en de ernst van de misdrijven, het tijdsverloop sinds het misdrijf werd gepleegd en de evenredigheid van de maatregel. Eiser dient Nederland onmiddellijk te verlaten, ook vanwege het feit dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

Verweerder heeft eiser op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) een inreisverbod opgelegd. Dit verbod geldt vooralsnog enkel voor Nederland. Eiser is geregistreerd in het Nationaal Opsporingsregister (OPS) en de Spaanse autoriteiten zijn op de hoogte gesteld van het strafvonnis, waarbij het verzoek is gedaan de verblijfsvergunning van eiser in te trekken. Totdat aan dit verzoek gehoor is gegeven, geldt het inreisverbod enkel voor Nederland en zal eiser niet worden geregistreerd in het Schengen Informatie Systeem (SIS). Dat het verbod voor tien jaar geldt, is gerelateerd aan de ernst van het gepleegde misdrijf en de ernstige bedreiging die het misdrijf voor de openbare orde vormt. Van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding kunnen geven om de duur van het inreisverbod te verkorten, is verweerder niet gebleken.

De belangenafweging in het kader van artikel 8 van het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft verweerder in het nadeel van eiser laten uitvallen, nu het belang van de Nederlandse overheid om de openbare veiligheid van Nederland te beschermen en strafbare feiten te voorkomen zwaarder weegt dan eisers recht op familieleven. Daarbij is getoetst aan de guiding principles van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), zoals verwoord in de arresten Boultif van 2 augustus 2001 (nr 54273/00) en Üner van 18 oktober 2006 (nr. 46410/99).

4. Eiser kan zich met dit besluit niet verenigen en voert daartoe het volgende aan.

Er is geen sprake van een zorgvuldig voorbereide beslissing als bedoeld in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu eiser ten onrechte na het uitbrengen van het voorstel tot ongewenstverklaring niet meer in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen. Verweerder is daarbij voorbij gegaan aan de stelbrief van gemachtigde. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het arrest van het Hof van Justitie van de EU (HvJ) van 11 juni 2015, Zh. en O. (ECLI:NL:EU:C:2015:377). Bovendien is sprake van een tijdsverloop van meer dan zes maanden tussen het voor het eerst horen van eiser en het nemen van de beslissing, is eiser gehoord voordat er een beslissing in zijn strafzaak was genomen, is de echtgenote van eiser telefonisch gehoord zonder dat zij zich kon laten bijstaan door een advocaat en heeft eiser hierop evenmin kunnen reageren.

Aan eiser had bovendien een termijn voor vrijwillig vertrek moeten worden geboden, ingaande op de laatste dag van de detentie. Pas aan het einde van de detentie kan worden beoordeeld of eiser nog steeds een gevaar vormt voor de openbare orde.

Eiser verwijst naar een arrest van het HvJ van 26 juli 2017 aangaande een verzoek om een prejudiciële beslissing (C-225/16) en meent dat uit rechtsoverweging 45 kan worden afgeleid dat een inreisverbod niet in de weg staat aan het verlenen van rechtmatig verblijf zolang de vreemdeling het grondgebied van de Europese Unie nog niet heeft verlaten.

Ten onrechte is in het bestreden besluit overwogen dat eiser geen verblijfsrecht aan het Chavez-Vilchez arrest kan ontlenen, nu nog niet op de aanvraag toetsing aan het EU recht van 6 november 2018 is beslist. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit wel degelijk een schending van het recht op gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM inhoudt.

Aan eiser is ten onrechte een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd terwijl hij een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in Spanje heeft. Van hem kan niet worden verlangd terug te keren naar een land buiten de EU.

5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

6. De rechtbank overweegt als volgt.

6.1

Op grond van artikel 62a, derde lid, van de Vw , wordt de vreemdeling die in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf, opgedragen zich onmiddellijk naar het grondgebied van de betrokken lidstaat te begeven. Indien dit bevel niet wordt nageleefd of indien om redenen van openbare orde of nationale veiligheid het onmiddellijke vertrek van de vreemdeling is vereist, wordt tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit uitgevaardigd. In dat kader heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser bij vonnis van 26 september 2018 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar wegens het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod en eenvoudig witwassen. Zo is in de woning van de vrouw van eiser – waar eiser verbleef – 53 kilo verdovende middelen aangetroffen, lag in de auto 3,5 kilo heroïne en cocaïne en werd in de vloer van de woning

€ 11.950,- aangetroffen, in combinatie met weegschalen en verpakkingsmateriaal. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de handel in harddrugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt en daarnaar een toename van vermogensdelicten bevordert. Met zijn gedrag heeft eiser bijgedragen aan de instandhouding van het criminele drugscircuit en was eiser (mede) verantwoordelijk voor de ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Bovendien heeft verweerder kunnen overwegen dat deze feiten recent hebben plaatsgevonden en er geen feiten bekend zijn die erop duiden dat eiser de criminaliteit achter zich heeft gelaten. Van inzet direct voorafgaand aan- of tijdens de detentie om zijn leven te beteren, is immers niet gebleken. Terecht heeft verweerder er voorts op gewezen dat de echtgenote van eiser nog altijd bang is voor andere personen waarmee eiser te maken heeft gehad, waardoor zij haar woonplaats heeft verlaten en tevens niet langer werkzaam is in dezelfde stad. Niet valt uit te sluiten dat eiser na vrijlating uit detentie opnieuw met deze personen in aanraking komt. Ten aanzien van de evenredigheid van de maatregel heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat gepleegde feiten ernstig zijn, eiser geen verblijfsrecht heeft in Nederland en eisers vrouw en kinderen hem kunnen volgen naar Spanje of Marokko, waar ook eisers ouders nog woonachtig zijn. De enkele stelling dat aan eiser een vertrektermijn had behoren te worden geboden in combinatie met de verwijzing naar het arrest Zh. en O. acht de rechtbank zonder nadere toelichting dan wel onderbouwing waarom eiser wel een vertrektermijn had moeten krijgen, onvoldoende. Bovendien is gesteld noch onderbouwd dat eiser geen gevaar voor de openbare orde vormt. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank een terugkeerbesluit kunnen opleggen en een vertrektermijn kunnen onthouden.

6.2

De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder een inreisverbod heeft kunnen opleggen, ondanks het feit dat eiser in het bezit is van een verblijfsvergunning voor Spanje. Het Hof van Justitie van de EU (het HvJ) heeft in het arrest van 16 januari 2018 (nr. C. 240/17) overwogen dat het doel van artikel 25, tweede lid, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst is ‘het voorkomen van een tegenstrijdige situatie waarin een derdelander enerzijds beschikt over een door een overeenkomstsluitende staat afgegeven geldige verblijfstitel en anderzijds ter fine van verwijdering van toegang gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem’. Tussen de betreffende lidstaten dient op grond van dit artikel een overlegprocedure plaats te vinden. Uit punt 58 van het arrest volgt dat als de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven besluit om deze niet in te trekken, de andere lidstaat de signalering moet intrekken en deze – indien nodig – moet omzetten naar een signalering op zijn nationale lijst. Door het inreisverbod op te nemen in OPS en de Spaanse autoriteiten op de hoogte te stellen van het strafvonnis en hen te vragen of zij aanleiding zien het verblijfsrecht van eiser in te trekken, alvorens eiser te registreren in het SIS, heeft verweerder in lijn met de jurisprudentie van het HvJ gehandeld. Bovendien volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:272) dat indien een derdelander in het bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning, dit niet in de weg staat aan het opleggen van een inreisverbod. Dat ter zitting is gebleken dat de Spaanse autoriteiten tot op heden niet hebben gereageerd op het verzoek van verweerder, doet aan het voorgaande niets af.

6.3

Naar het oordeel van de rechtbank is de duur van het inreisverbod niet in geschil, nu hiertegen geen gronden zijn aangevoerd. Voor zover eiser heeft betoogd dat ten onrechte niet is onderkend dat het inreisverbod nog niet is ingegaan, eiser van rechtswege gedurende de Chavez bezwaarprocedure rechtmatig verblijf heeft en de rechtmatigheid van het inreisverbod pas beoordeeld kan worden aan het einde van eisers detentie, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat uit de uitspraak van de Afdeling van 9 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2308) kan worden afgeleid dat een inreisverbod niet asielrechtelijk van aard is, artikel 83 van de Vw niet van toepassing is en er aldus een ex tunc toets voor de rechter geldt. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser is aangevoerd geen aanleiding van dit standpunt af te wijken. De beroepsgrond slaagt niet.

6.4

Uit paragraaf A4/2.4.1 gelezen in combinatie met paragraaf A4/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) blijkt dat in het geval van een op te leggen besluit tot ongewenstverklaring of een inreisverbod een ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen uitvoering geeft aan de hoorplicht zoals neergelegd in artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht indien een vreemdeling niet rechtmatig in Nederland verblijft, de vreemdeling zich een politiecel, een cel van de Kmar of een huis van bewaring bevindt of als de vreemdeling een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. In overige situaties geeft de IND uitvoering aan de genoemde hoorplicht. Uit het dossier blijkt dat eiser tijdens zijn verblijf op de Arrestantenafdeling van het Hoofdbureau Politie te Rotterdam op 5 juli 2018 door de vreemdelingenpolitie is gehoord in het kader van het uit te brengen voorstel tot ongewenstverklaring. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de hoorplicht. Het betoog dat sprake is geweest van een zorgvuldige besluitvorming omdat (de gemachtigde van) eiser na het uitbrengen van het voorstel tot ongewenstverklaring niet meer in de gelegenheid is gesteld een zienswijze in te dienen, slaagt dan ook niet.

7. Het beroep is ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2019.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature