U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Asiel Afghanistan, onafhankelijk deskundige, dreigbrieven Taliban, gegrond

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: NL17.6912 en NL17.6913

[persoonsnummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 23 april 2019 in de zaken tussen

[eiser 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1982, eiser 1, en

[eiser 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, eiser 2

beiden van Afghaanse nationaliteit,

gezamenlijk te noemen: eisers

(gemachtigde: mr. F.M. Holwerda),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.J. Pattiata).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 20 juli 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers van 8 december 2015 tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.

Op 14 augustus 2017 heeft de rechtbank de beroepschriften van eisers ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2017. De zaken zijn gelijktijdig behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. J.A. Nieman. Ook was ter zitting aanwezig A. Abdi, tolk in de taal Pashto. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Op 17 januari 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend op grond van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb . De reden hiervoor is dat de rechtbank bij de beraadslaging is gebleken dat de behoefte bestond een onafhankelijke deskundige te benoemen. Tevens heeft de rechtbank van belang geacht dat de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) over de vraag of het nog langer verantwoord is om asielzoekers terug te sturen naar Afghanistan afgewacht diende te worden.

Bij brief van 14 september 2018 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat een mogelijk geschikte onafhankelijk deskundige in het buitenland is gevonden. Tevens zijn partijen bij deze brief in de gelegenheid gesteld te reageren op de uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:915) waarin de Afdeling heeft geoordeeld over de veiligheidssituatie in Afghanistan. Eisers hebben op het voorgaande bij brief van 25 september 2018 hierop gereageerd. Verweerder heeft dat met zijn brief van 5 oktober 2018 gedaan.

Op 6 december 2018 heeft een regie-zitting plaatsgevonden met het oog op de benoeming van de door de rechtbank gevonden onafhankelijke deskundige, [de persoon 2] . Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. B.J. Pattiata. Ook was ter zitting aanwezig K. Wali, tolk in de taal Pashto. Ter zitting is met partijen afgesproken dat [de persoon 2] zal worden benoemd als deskundige.

Bij brief van 8 maart 2019 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat de opdracht aan

Deskundige [de persoon 2] is geannuleerd. In zijn e-mail van 25 februari 2019 heeft hij de rechtbank laten weten dat hij de opdracht bij nader inzien niet kan uitvoeren. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop, en op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2019:484), te reageren. Partijen hebben dat bij brieven van

15 maart 2019 gedaan en toestemming gegeven zonder nadere zitting uitspraak te doen. Hierop heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

A. De asielrelazen

1.1

Eiser 1 heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Hij is geboren in [geboorteplaats] , van Afghaanse nationaliteit en woonachtig in [woonplaats] . Van 2002 tot 2010 heeft hij bij verschillende instanties als beveiliger gewerkt. Daardoor loopt zijn leven, naar eigen zeggen, nu gevaar. Het gaat om de [bedrijven] van de Verenigde Naties, [organisatieonderdeel] . In 2010 is eiser 1 gestopt met de werkzaamheden als beveiliger. Eiser is toen [functie] geworden. Eiser 1 verklaart tevens dat hij op 26 juli 2015 is gebeld door Mollah Shir Mohamad, commandant van Taliban van de provincie Wardaq. Deze commandant zei te weten welke werkzaamheden eiser 1 in het verleden heeft verricht en vertelde hem dat hij nu de Moedjahedien moet helpen door motoren en wapens voor ze te kopen. Hij kreeg hier een paar dagen de tijd voor en was verplicht aan de eisen te voldoen. Op 1 augustus 2015 werd eiser 1 weer gebeld door de commandant. Eiser 1 heeft tegen de commandant gezegd dat hij niks geregeld heeft. De commandant antwoordde hierop dat eiser 1 te lang voor de goddelozen heeft gewerkt en dat dit hem beïnvloed heeft. Eiser 1 heeft vervolgens drie dreigbrieven van de Taliban ontvangen. In de eerste brief die dateert van [datum 1] 2015 is eiser 1 uitgenodigd om bij de militaire commissie van de Taliban te verschijnen. In de tweede brief daterend van [datum 2] staat dat de Taliban op de hoogte is van zijn werkzaamheden in het verleden en dat er ook getuigen zijn. Eiser nam [artikelen] in namens [land] en hielp voorkomen dat buitenlanders in de armen van de Taliban zouden vallen. Eiser 1 is in de brief tot de dood veroordeeld. In de derde brief die van [datum 3] 2015 dateert staat dat als eiser 1 aan de eisen zou voldoen de Moedjahedien hem zouden vergeven en ze zijn naam uit de lijst zouden verwijderen. Hij moet aan de eisen voldoen, anders moet zijn zoon, eiser 2, zich bij de Moedjahedien aansluiten. Ook moeten eisers deelnemen aan operaties van de Moedjahedien in Kaboel. Op 14 oktober 2015 heeft eiser 1 een brief geschreven aan de raad van de stammen in de [provincie] waarin hij vraagt of zij tussen hem en de Taliban willen bemiddelen. Op 19 oktober 2015 heeft eiser een brief gekregen van de raad van stammen waarin staat dat de raad zijn best heeft gedaan, maar de Taliban niet wilde afwijken van zijn eisen. Eiser 1 verklaart verder dat op [datum 4] 2015 twee mannen gepoogd hebben hem te ontvoeren. Hierop is een gevecht ontstaan waarbij eiser 1 is mishandeld en uiteindelijk gevallen is. De daders zijn gevlucht in een auto en getuigen hebben gezien dat het in totaal om vijf mannen ging. Eiser 1 heeft verder verklaard dat de personen die hem probeerde te ontvoeren door hem, in de tijd dat hij nog als beveiliger werkte, op 11 december 2002 zijn opgepakt. Eiser 1 denkt dat zij uit wraak gehandeld hebben. Dit was voor eiser 1 de aanleiding samen met zijn zoon (eiser 2) het land te verlaten.

1.2

Eiser 2 heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Ook hij is geboren in [geboorteplaats] , van Afghaanse nationaliteit en woonachtig in [woonplaats] . Hij verklaart dat hij het land heeft verlaten omdat er voor hem een levensgevaarlijk probleem was. Eiser 2 heeft verklaard dat zijn vader bij verschillende organisaties zoals [bedrijven] als beveiliger heeft gewerkt. Hij zamelde in verschillende provincies de [artikelen] in van onverantwoordelijke mensen. Zijn vader heeft veel met buitenlanders gewerkt. Dit is volgens eiser 2 de reden waarom zijn vader verschillende malen door de Taliban bedreigd is. Dit hebben ze zowel met brieven als telefonisch gedaan. In de derde dreigbrief van de Taliban is volgens eiser 2 opgeschreven dat hij nu groot genoeg is om mee te strijden in de Jihad en dat hij moet samenwerken met de Moedjahedien. Eiser 2 heeft verklaard dat zijn vader de laatste brief heeft laten zien en dat hij daar heel bang van is geworden. De ouders van eiser 2 waren heel bang dat hem iets zou overkomen en hij moest ook heel voorzichtig zijn als hij over straat ging. Ook daarvoor al had de vader van eiser 2 hem gewaarschuwd dat hij voorzichtig moest zijn, als hij bijvoorbeeld naar school ging. Eiser 2 verklaart dat hij niet terug kan naar Afghanistan omdat de Taliban hem overal kan vinden.

B. Verweerders besluiten: de relevante elementen

2.1

Verweerder heef in het asielrelaas van eiser 1 de volgende relevante elementen onderscheiden;

1Eiser 1 is [eiser 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1982 te [geboorteplaats] van Afghaanse nationaliteit. Eiser 1 is woonachtig te [woonplaats] .

2Eiser 1 heeft gewerkt als beveiliger voor de [bedrijven] van de Verenigde Naties, [organisatieonderdeel] ongeveer vanaf 2002 tot 2010.

3Eiser 1 is tweemaal telefonisch en drie maal middels een brief bedreigd. Hij diende geld en middelen aan de Taliban beschikbaar te stellen. Daarnaast werd hem te kennen gegeven dat zijn oudste zoon zich diende te melden om voor de Moedjahedien te vechten.

4Er heeft een poging tot ontvoering plaatsgevonden op [datum 4] 2015, mogelijk een wraakactie van geldcriminelen die eiser 1 dertien jaar eerder heeft gearresteerd ten tijde van zijn werkzaamheden voor de [bedrijven] .

2.2

Verweerder heeft de elementen 1 en 4. geloofwaardig geacht. Element 3 heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Element 2 heeft verweerder aanvankelijk ongeloofwaardig maar in de loop van de procedure geloofwaardig geacht; deze standpuntwijziging wordt hierna in overweging 5 toegelicht.

3.1

Verweerder heef in het asielrelaas van eiser 2 de volgende relevante elementen onderscheiden;

1Eiser 2 is [eiser 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2000 te [geboorteplaats] van Afghaanse nationaliteit. Eiser 2 is woonachtig te [woonplaats] .

2De vader van eiser 2 heeft gewerkt als beveiliger voor de [bedrijven] van de Verenigde Naties, [organisatieonderdeel] ongeveer vanaf 2002 tot 2010.

3De vader van eiser 2 is tweemaal telefonisch en driemaal middels een brief bedreigd. Hij diende geld en middelen aan de Taliban beschikbaar te stellen. Daarnaast werd de vader van eiser 2 te kennen gegeven dat eiser 2 zich diende te melden om voor de Mujaheddin te vechten.

3.2

Verweerder heeft element 1. en 2. geloofwaardig geacht. Element 3. Heeft verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder wijst daarbij op wat in het besluit ten aanzien van eiser 1 is overwogen. De overwegingen over het ongeloofwaardig gevonden element 3. in het asielrelaas van eiser 1 worden door verweerder in het bestreden besluit van eiser 2 als herhaald en ingelast beschouwd.

C. Verweerders standpunt over de gestelde werkzaamheden voor verschillende organisaties

4.1

Verweerder heeft in het voornemen opgenomen dat eiser 1 zijn gestelde werkzaamheden voor de verschillende organisaties niet heeft kunnen onderbouwen. Echter, omdat eiser zijn werkzaamheden heeft onderbouwd met documenten is verweerder vooralsnog uitgegaan van de geloofwaardigheid van dit element. In het bestreden besluit werpt verweerder eiser 1 weer tegen dat hij met zijn verklaringen zijn werkzaamheden voor verschillende organisaties niet heeft weten te onderbouwen.

Verweerders standpunt over de bedreigingen door de Taliban

- Dreigbrieven

4.2.1

Verweerder heeft ongeloofwaardig geacht dat eiser 1 bedreigd is door de Taliban. Ter onderbouwing van deze bedreigingen heeft eiser drie dreigbrieven overlegd. Deze brieven zijn door verweerder voorgelegd aan Bureau Documenten ten einde de echtheid te onderzoeken. Uit de verklaring van onderzoek van 31 augustus 2016 is gebleken dat de dreigbrieven van [datum 2] 2015 en [datum 3] 2015 met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door een daartoe bevoegde instantie zijn opgemaakt en afgegeven. Ten aanzien van de dreigbrief van [datum 1] 2015 is geconcludeerd dat deze mogelijk niet door een daartoe bevoegde instantie is opgemaakt en afgegeven. De dreigbrieven van [datum 2] 2015 en [datum 3] 2015 blijken onder andere scheurranden te hebben die op elkaar aansluiten en de stempel is middels een reproductietechniek aangebracht. Eiser 1 heeft zelf een contra-expertise laten verrichten door [de persoon 1] . Die heeft, vanwege de beperkte financiële middelen van eiser 1, alleen de brief van [datum 1] 2015 onderzocht en de bevindingen per brief van 4 mei 2017 naar verweerder gestuurd. Bureau Documenten heeft ook na kennisneming van het rapport van [de persoon 1] geen aanleiding gezien de conclusies uit de verklaring van onderzoek van 31 augustus 2016 te wijzigen.

Nu de documenten mogelijk dan wel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet door de daartoe bevoegde instantie zijn opgemaakt, hecht verweerder geen waarde aan deze dreigbrieven en heeft eiser 1 niet middels documenten de gestelde bedreigingen door de Taliban weten te onderbouwen.

- Verklaringen

4.2.2

Volgens verweerder heeft eiser 1 evenmin middels zijn verklaringen aannemelijk gemaakt dat hij bedreigd werd door de Taliban. Het enkele gegeven dat de invloedsfeer van de Taliban is toegenomen is volgens verweerder geen voldoende verklaring voor het gestelde dat eiser 1 pas in 2015 problemen heeft ondervonden van de Taliban vanwege zijn werkzaamheden van 2002 tot 2010. Volgens verweerder heeft eiser 1 er terecht op gewezen dat de Taliban onder andere gebruik maakt van bedreigingen en intimidatie om hun

invloed en controle te vergroten. Dit wordt niet door verweerder weersproken. Verweerder acht het echter niet aannemelijk dat de Taliban geen consequenties verbindt aan de onwil van eiser 1 om te voldoen aan hun eisen na vijf bedreigingen over een periode van tweeëneenhalve maanden. Temeer nu eiser [datum 3] 2015 een termijn van tien dagen opgelegd heeft gekregen waarna er door de Taliban geen actie is ondernomen en eiser 1 zelfs twintig dagen na het verlopen van de termijn [woonplaats] zonder problemen kon verlaten. Verweerder ziet het inschakelen van de raad van stammen door eiser niet als een daadwerkelijke poging om bescherming te krijgen. Uit de verklaringen van eiser 1 blijkt dat de Taliban zich door niets, en dus ook niet door de raad van stammen, zou laten weerhouden tot het ondernemen van actie tegen eiser 1. Voor zover eiser 1 stelt dat de omstandigheid dat hij niet naar buiten ging een beschermingsmaatregel betrof, is volgens verweerder niet aannemelijk geworden dat de Taliban zijn bedreiging niet daadwerkelijk zou uitvoeren bij eiser thuis.

4.2.3

Voorts werpt verweerder eiser 1 tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard aan zijn zoon, eiser 2. Eiser 2 zegt dat eiser 1 hem niet eerder dan na ontvangst van de derde dreigbrief, dus [datum 3] 2015, voor het eerst heeft ingelicht over de telefonische bedreigingen en de eerdere twee brieven. Eiser 1 zegt daarentegen dat hij eiser 2 na de tweede telefonische bedreiging, 1 augustus 2015, heeft ingelicht over wat er aan de hand is. Vervolgens zou eiser 1 eiser 2 hebben ingelicht over de ontvangst van de tweede dreigbrief op [datum 2] 2015, en zou hij hem na ontvangst van de derde dreigbrief op [datum 3] 2015 verteld hebben op zijn hoede te zijn. Gelet hierop is verweerder van mening dat eisers op dit punt tegenstrijdig aan elkaar hebben verklaard.

Middels de correcties en aanvullingen op het nader gehoor van eiser 2 wordt gesteld dat hij steeds van eiser 1 hoorde over de bedreigingen. Eiser 2 zou pas na de derde dreigbrief begrepen hebben dat ook hij zelf werd bedreigd, maar wel steeds op de hoogte zijn geweest van het feit dat eiser 1 werd bedreigd. Nu de reden van wijziging in verklaring niet nader wordt toegelicht, kan volgens verweerder wat in de correcties en aanvullingen wordt gesteld, niet tot een andere conclusie leiden. Niet valt in te zien immers waarom eiser 2 in de correcties en aanvullingen een andere verklaring aflegt dan tijdens het gehoor. Hier wordt eveneens bij betrokken dat eiser 2 gehoord is met behulp van een tolk in de taal Pashtu en heeft aangegeven de tolk goed te hebben begrepen.

Eiser 2 heeft tevens verklaard over het moment dat hij op de hoogte gebracht werd van de situatie dat hij en zijn moeder apart zijn genomen na de avondmaaltijd door eiser 1. Eiser 1 zegt eveneens dat hij eiser 2 en zijn vrouw apart heeft genomen nadat hij thuiskwam. Verweerder vindt het echter bevreemdend dat hij geen idee had of ze op dat moment iets aan het doen waren.

Eiser 1 heeft daarnaast aangegeven dat hij die dag eerder naar huis gegaan was van het werk omdat hij verdrietig was, zodat het volgens verweerder zeer bevreemdingwekkend is dat eisers niet dezelfde situatie beschrijven over de omstandigheden thuis van het moment dat hij eiser 2 en echtgenote op de hoogte bracht van de ernst van de situatie. Volgens verweerder mag immers aangenomen worden dat eiser 1, vanwege zijn vroege thuiskomst, heeft deelgenomen aan de avondmaaltijd, dan wel op de hoogte was van het gegeven dat deze net was afgerond.

Eiser 2 heeft vervolgens verklaard dat hij, nadat hij voor het eerst was ingelicht over de hele situatie op [datum 3] 2015, de brieven allemaal heeft gelezen. Eiser 1 zegt daarentegen dat hij niet weet of eiser 2 de brieven heeft gelezen. Hij heeft in ieder geval de eerste twee brieven niet aan eiser 2 gegeven om te lezen. Volgens verweerder zijn ook deze verklaringen niet consistent. Dat eiser 1 middels de correcties en aanvullingen heeft aangegeven de vraag niet goed begrepen te hebben maakt volgens verweerder bovenstaande niet anders, nu niet wordt uitgelegd wat er niet goed begrepen is aan de vraag. Ook ziet verweerder niet in hoe de vraag niet goed begrepen kan zijn, zeker nu nog eens nadrukkelijk is nagevraagd door de contactambtenaar of één en ander goed is begrepen en eiser 1 in zijn antwoord benadrukt dat hij de derde brief wel, maar de andere twee niet aan zijn zoon gegeven heeft om te lezen. Middels de correcties en aanvullingen op het nader gehoor van eiser 2 wordt aangegeven dat eiser 1 hem de brieven al eerder had laten zien. Nu deze wijziging in verklaring niet nader wordt gemotiveerd, kan volgens verweerder wat in de correcties en aanvullingen wordt gesteld, niet tot een andere conclusie leiden.

Verweerder heeft tevens betrokken dat op verschillende momenten in het gehoor eiser 2 is gevraagd naar het moment waarop hij op de hoogte raakte van de situatie, telefoontjes of brieven en steeds is het antwoord hetzelfde: Eiser 2 was niet eerder dan op de dag van de derde dreigbrief geïnformeerd over de situatie.

E. Vluchtelingschap en ernstige schade

4.3.1

Eiser 1 kan evenmin worden aangemerkt als een vluchteling in de zin van het Vluchtelingen verdrag. Verweerder stelt voorop dat de algehele situatie in Afghanistan niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken. Ook is eiser 1 er niet in geslaagd dat er voor hem persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen. Eiser 1 heeft verklaard geen problemen te hebben ondervonden vanwege zijn geloof, etnische afkomst of nationaliteit. Tevens heeft hij verklaard nimmer problemen te hebben ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging dan wel vanwege het verrichten van activiteiten voor, of het behoren tot, enige politieke organisatie. Verder is niet gebleken dat eiser 1 problemen heeft ondervonden vanwege het behoren tot een sociale groep of verklaard dat hij gearresteerd of gedetineerd te zijn geweest. Dat eiser 1 heeft gewerkt voor buitenlandse organisaties en dat gepoogd is hem te ontvoeren leidt volgens verweerder ook niet tot vluchtelingschap. De vermoedens van eiser 1 over wat hem bij terugkeer te wachten staat zijn volgens verweerder niet aannemelijk nu de bedreigingen door de Taliban niet geloofwaardig zijn geacht. De poging tot ontvoering waaraan eiser 1 onderworpen is geweest kan evenmin gelieerd worden aan de werkzaamheden van eiser 1 voor buitenlandse organisaties, nu onbekend is wie de ontvoerders zijn geweest en met welke motieven zij eiser 1 hebben willen ontvoeren.

Evenmin kan de poging tot ontvoering op zichzelf leiden tot de conclusie dat eiser 1 bij terugkeer opnieuw aan een dergelijk risico zal worden onderworpen.

4.3.2

Volgens verweerder is eiser 1 er evenmin in geslaagd op grond van zijn persoonlijke situatie dan wel individuele asielrelaas aannemelijk te maken dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Het gegeven dat eiser 1 heeft gewerkt voor buitenlandse organisaties leidt volgens verweerder niet tot de conclusie dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een risico loopt op een behandeling zoals bedoeld in artikel 3 EVRM . Immers, niet is gebleken dat eiser 1 vanwege zijn werkzaamheden problemen heeft ondervonden nu de gestelde bedreigingen door de Taliban niet geloofwaardig zijn. De poging tot ontvoering waaraan eiser 1 is onderworpen, kan evenmin gelieerd worden aan zijn werkzaamheden voor buitenlandse organisaties, nu onbekend is wie de ontvoerders waren en met welke motieven zij eiser 1 hebben willen ontvoeren. Gelet hierop kan de poging tot ontvoering evenmin leiden tot de conclusie dat betrokkene bij terugkeer opnieuw aan een dergelijk risico zal worden onderworpen.

Standpunt eisers en toespitsing van het geschil op de zitting van 21 december 2017

5. Eiser 1 stelt zich op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft mogen tegenwerpen dat eiser niet middels verklaringen en documenten aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor verschillende buitenlandse organisaties in Afghanistan heeft gewerkt. Verweerder heeft deze werkzaamheden immers in het voornemen geloofwaardig geacht.

6. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting van 21 december 2017 heeft toegelicht dat eiser 1 niet meer wordt tegengeworpen dat hij zijn werkzaamheden voor verschillende organisaties niet heeft onderbouwd. Voor zover daar nog twijfel over bestond worden de werkzaamheden als beveiliger door eiser 1 voor de [bedrijven] van de Verenigde Naties, [organisatieonderdeel] ongeveer vanaf 2002 tot 2010 door verweerder thans geloofwaardig geacht. De geloofwaardigheid van de werkzaamheden van eiser 1 voor de verschillende buitenlandse organisaties in Afghanistan is aldus niet langer in geschil.

7. Eiser 1 voert verder aan dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij bedreigd is door de Taliban. Hiertoe heeft hij dreigbrieven overgelegd en het rapport van de [de persoon 1] . Ook heeft eiser 1 gedetailleerd en consistent verklaard over de bedreigingen. Volgens eiser is de macht van de Taliban de afgelopen jaren toegenomen en is [woonplaats] steeds onveiliger geworden. Eiser heeft in tegenstelling tot wat verweerder in het bestreden besluit heeft opgenomen wel degelijk beschermingsmaatregelen getroffen en gepoogd de problemen op te lossen.

De benoeming van de onafhankelijke deskundige en de annulering van de opdracht

8. De rechtbank is bij de beraadslaging in raadkamer gebleken dat, mede gelet op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Singh e.a. tegen België van 2 oktober 2012 (nummer 332 10/11), de behoefte bestond een onafhankelijke deskundige te benoemen die de door eiser overgelegde dreigbrieven van de Taliban en de brief van de raad van stammen onderzoekt. Reden hiervoor is dat de door verweerder ingeschakelde expert van Bureau Documenten en de door eisers ingeschakelde expert, [de persoon 1] , elkaar ten aanzien van de door beiden onderzochte brief van de Taliban tegenspreken over de echtheid van het document.

Bureau documenten heeft alle Taliban-dreigbrieven onderzocht. De door eisers ingeschakelde expert heeft één van deze dreigbrieven onderzocht, omdat eisers niet de middelen hadden voor een completer onderzoek. De rechtbank heeft het mede gelet op genoemd arrest van het EHRM van belang geacht dat een onafhankelijk deskundige alle door eiser 1 overgelegde dreigbrieven, de brief van de raad van stammen en de brieven van buurtbewoners onderzoekt.

9. Bij brief van 14 september 2018 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat een mogelijk geschikte onafhankelijk deskundige in het buitenland is gevonden. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft de rechtbank op het spoor gezet van de Landelijke Deskundigheidsmakelaar (LDM). De LDM richt zich op het bemiddelen van externe deskundigen voor (opsporings)onderzoeken. De rechtbank heeft Hans Molenaar, Teamcoördinator van de LDM, gevraagd of het LDM iemand kent die de door eiser overgelegde dreigbrieven en de brief van de Raad van stammen van de [provincie] kan onderzoeken. De LDM heeft de rechtbank laten weten dat zij via hun netwerk een mogelijk geschikte deskundige hebben gevonden in het buitenland, [de persoon 2] . Op de regie-zitting die op 6 december 2018 heeft plaatsgevonden zijn de aan de onafhankelijk deskundige te stellen vragen met partijen besproken. Na de regiezitting is via het LDM contact gelegd met de deskundige en is de deskundige vervolgens benoemd.

10. Met de brief van 8 maart 2019 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat de opdracht aan [de persoon 2] is geannuleerd. In zijn e-mail van 25 februari 2019 heeft hij de rechtbank het volgende laten weten;

“…Reading through the material you have provided the two main issues appear to be:

1. the way the documents have been produced in terms of the paper, production of text,

etc which is a general questioned documents issue.

2. the way the threats have been expressed in terms of the language used which 1 would

consider a matter of forensic linguistics rather than handwriting.

1 would not undertake a linguistic comparison even in English and so 1 certainly do not

believe that Jam qualified to undertake one in Pashto. Even though in the last year 1 have

spent 6 weeks training the document examiners of the National Directorate of Security in

Kabul they have never raised the question of Taliban threat letters as one that concerns them

and, consequently, 1 have not had any significant dealings with these letters before. In order

to comment on the general production issues ii’ would be necessary to have, or have had,

access to a large number of undoubtedly genuine Taliban threat letters in order to determine

in what ways these questioned letters are similar to or different from the genuine letters. As 1

am not in the position of having access to large numbers of genuine letters with which to

compare these letters 1 do not consider that 1 would be able to reach any reliable conclusions on whether the way they are produced is indicative of their genuineness or not.

1fthese letters are not genuine and you were in the position of having individuals that you

believed may have written them then 1 would definitely feel that 1 could assist you with a

comparison of the handwriting of the suspected authors with the handwriting of the

questioned letters. I would add that my preliminary assessment of the letters is that more than one writer is involved. However, as this case does not seem to require handwriting

comparisons 1 believe that 1 am not the appropriate person to act as the independent

expert. If you can confirm that that you have no requirement for any handwriting comparisons then 1 wilt arrange to return the documents to you as soon as possible…”

Nu deskundige [de persoon 2] was gevonden na een uitgebreide zoektocht met behulp van expertise van de nationale politie heeft de rechtbank geen mogelijkheden meer gezien om een nieuwe deskundige te vinden.

Standpunt verweerder na annulering opdracht deskundige

11. Verweerder handhaaft zijn standpunt dat het onderzoek van Bureau Documenten van 31 augustus 2016 en het weerwoord op 21 juni 2017 op de contra-expertise die eisers hebben laten uitvoeren, zorgvuldig tot stand is gekomen en tevens naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Volgens verweerder is het van belang dat de gestelde bedreigingen door de Taliban, anders dus dan in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, niet enkel ongeloofwaardig zijn bevonden op grond van de uitkomst van het onderzoek door Bureau Documenten, maar dat dit ook afdoende is gemotiveerd in het voornemen en het bestreden besluit door verwijzing naar de over de bedreigingen afgelegde verklaringen. Eiser 1 heeft immers volgens verweerder onlogische, bevreemdingwekkende en in vergelijking met zijn zoon, eiser 2, tegenstrijdige verklaringen over de bedreigingen afgelegd. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam leidt, naar de mening van verweerder, dan ook niet tot een ander oordeel.

I. Standpunt eisers

12. Eisers stellen zich op het standpunt dat nu er geen onafhankelijk deskundige is gevonden, en in die zin geen zekerheid kan worden verkregen over de echtheid van de documenten, dit niet voor hun risico komt. Eisers hebben immers originele documenten overgelegd. Ook hebben zij hun identiteit, nationaliteit en herkomst afdoende aangetoond.

Door verweerder is bovendien geloofwaardig geacht dat eiser heeft gewerkt voor [bedrijven] van de Verenigde Naties, organisatieonderdeel DDR. Dat personen die voor deze organisaties werken of hebben gewerkt het risico lopen om doelwit van de Taliban te worden is evenmin bestreden door verweerder. Ook komen de verklaringen van eisers over de werkwijze van de Taliban overeen met de informatie van de UNHCR. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat hij ontvoerd is geweest door de Taliban. In tegenstelling tot wat verweerder stelt zijn eisers van mening dat zij wel degelijk voldoende gedetailleerd en (onderling) consistent hebben verklaard over de problemen met en over de bedreigingen door de Taliban.

Oordeel rechtbank

13. In geschil is de vraag of verweerder al dan niet terecht de gestelde bedreigingen door de Taliban ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank zal het standpunt van verweerder dat deze bedreigingen ongeloofwaardig zijn, vol toetsen omdat de gestelde bedreigingen zijn onderbouwd met documenten.

14. Verweerders standpunt dat de gestelde bedreigingen door de Taliban ongeloofwaardig zijn rust op vijf pijlers. De eerste pijler is de bevindingen van Bureau Documenten dat de dreigbrieven hoogst waarschijnlijk dan wel mogelijk niet zijn afgegeven door de daartoe bevoegde instantie. De tweede pijler is verweerders bevinding dat het vreemd is dat de bedreigingen pas in 2015 zijn begonnen terwijl eiser I in 2010 was gestopt met werken voor de buitenlandse organisaties. De derde pijler is verweerders bevinding dat het niet aannemelijk is dat de Taliban meerdere bedreigingen zouden hebben geuit en een termijn zouden hebben gesteld en dat zij hun bedreigingen, ook na verstrijken van de termijn, niet ten uitvoer hebben gelegd. De vierde pijler is het door verweerder geconstateerde verschil tussen de verklaringen van eiser I en de verklaringen van eiser II over de dreigbrieven en de omstandigheden waaronder en momenten waarop deze nu precies bekend zijn geraakt. Tot slot is de vijfde pijler verweerders bevinding dat het vreemd is dat eiser I hulp zou hebben gezocht bij de raad van stammen terwijl tegelijkertijd uit zijn verklaringen blijkt dat in feite niemand op zou kunnen tegen de Taliban.

15. De rechtbank zal deze pijlers hierna een voor een beoordelen.

16. De rechtbank volgt niet het standpunt van verweerder dat geen waarde kan worden gehecht aan de door eisers overgelegde dreigbrieven van de Taliban.

Allereerst is hierbij van belang dat de door eisers overgelegde dreigbrieven originele stukken zijn. Uit het feit dat Bureau Documenten en de door eisers ingeschakelde deskundige [de persoon 1] tot tegengestelde bevindingen zijn gekomen ten aanzien van een van de dreigbrieven, bezien in samenhang met de omstandigheid dat de door de rechtbank benoemde deskundige de echtheid van de door eisers overgelegde brieven bij nader inzien niet bleek te kunnen onderzoeken en vaststellen, volgt onmiskenbaar dat het zeer moeilijk, zo niet in feite onmogelijk, is om vast te stellen of dreigbrieven zoals die door eisers zijn overgelegd, echt zijn of niet. Dit lijkt ook te volgen uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 17 januari 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:484. In de casus die ten grondslag lag aan deze uitspraak, waren eveneens Taliban dreigbrieven overgelegd door de asielzoeker en heeft verweerder eveneens door Bureau Documenten onderzoek laten doen naar deze brieven. In die zaak heeft Bureau Documenten meegedeeld dat niet kon worden vastgesteld of de in die zaak overgelegde dreigbrieven al dan niet authentiek zijn vanwege het ontbreken van referentiemateriaal. Verweerder heeft in zijn reactie van 15 maart 2019, waarmee hij onder andere heeft gereageerd op de uitspraak van zittingsplaats Rotterdam, niet uitgelegd waarom er in de onderhavige zaak wel een conclusie is getrokken over de echtheid van de dreigbrieven terwijl in de Rotterdamse zaak geen conclusie over de echtheid van de dreigbrieven kon worden getrokken aangezien er geen referentiemateriaal beschikbaar was om de overgelegde Taliban dreigrieven mee te vergelijken. In het licht van al deze omstandigheden acht de rechtbank de bevinding van Bureau Documenten dat de dreigbrieven (hoogstwaarschijnlijk / mogelijk) niet door een daartoe bevoegde instantie zijn opgemaakt en afgegeven zonder nadere toelichting die verder gaat dan de geconstateerde technische aspecten niet inzichtelijk. De vraag rijst ook wat precies wordt bedoeld met ‘daartoe bevoegde instantie’ als wordt bedacht dat de Taliban een verzamelnaam is voor een zeer grote diffuse politieke en militaire organisatie die er hoogstwaarschijnlijk niet een uniforme werkwijze op nahoudt wat betreft vervaardiging en afgifte van documenten.

Bij deze stand van de zaken heeft verweerder de bevindingen van Bureau Documenten – die dus niet voldoende inzichtelijk zijn - niet als pijler kunnen gebruiken voor zijn standpunt dat de gestelde bedreigingen door de Taliban niet geloofwaardig zijn.

17. Tegenover verweerders standpunt dat het vreemd is dat de bedreigingen pas in 2015 zijn begonnen terwijl eiser I in 2010 was gestopt met werken voor de buitenlandse organisaties heeft eiser met verwijzing naar landeninformatie aangedragen dat de invloedssfeer van de Taliban de afgelopen jaren sterk is toegenomen en dat dit heeft geresulteerd in onder andere een toename van aanslagen en bedreigingen. De rechtbank stelt vast dat eisers stellingen op dit punt inderdaad steun vinden in verschillende betrouwbare openbare bronnen over de situatie in Afghanistan. Het tijdsverloop van vijf jaar tussen het einde van de werkzaamheden van eiser I voor de internationale organisaties en de bedreigingen door de Taliban doet om deze reden zonder nadere motivering, die ontbreekt, geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde bedreigingen door de Taliban. Eiser 1 heeft er terecht op gewezen dat de Taliban onder andere gebruik maakt van bedreigingen en intimidatie om hun invloed en controle te vergroten. Dit wordt door verweerder ook niet weersproken.

18. Verweerders standpunt dat het niet aannemelijk is dat de Taliban geen gevolgen heeft verbonden aan de onwil van eiser 1 om te voldoen aan de gestelde eisen na vijf bedreigingen over een periode van tweeëneenhalve maand acht de rechtbank niet deugdelijk gemotiveerd. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom een reeks van bedreigingen door de Taliban per sé ongeloofwaardig wordt doordat die bedreigingen niet daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Het standpunt van verweerder is niet onderbouwd met landeninformatie dat de Taliban na een concreet te bepalen aantal bedreigingen altijd overgaan tot uitvoering daarvan. De in de vorige alinea genoemde landeninformatie vermeldt juist dat de Taliban gebruik maakt van bedreigingen en intimidatie om hun invloed en controle te vergroten. Daar staat niet bij dat die bedreigingen ook altijd worden uitgevoerd, bijvoorbeeld na een bepaalde termijn of ultimatum.

19. De rechtbank volgt verweerder evenmin in zijn standpunt dat het geconstateerde verschil tussen de verklaringen van eiser I en de verklaringen van eiser II over de dreigbrieven maakt dat de gestelde bedreigingen door de Taliban ongeloofwaardig zijn. Eisers hebben verklaringen afgelegd over het moment waarop eiser 2 op de hoogte is geraakt van de bedreiging. Volgens eiser 2 is dat in elk geval niet voor [datum 3] 2015 geweest. Eiser 1 heeft verklaard eiser 2 ingelicht te hebben na de tweede telefonische bedreiging van 1 augustus 2015 over wat er aan de hand is. Ook heeft eiser 1 verklaard eiser 2 te hebben ingelicht over de ontvangst van de tweede dreigbrief op [datum 2] 2015 en heeft hij hem na ontvangst van de derde dreigbrief op [datum 3] 2015 verteld op zijn hoede te zijn.

De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat er verschillen zijn tussen de verklaringen van eisers over het moment waarop de bedreigingen bekend zijn geworden bij eiser 2. De rechtbank is echter van oordeel dat deze verschillen niet dusdanig zijn dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eisers dat sprake is geweest van bedreigingen door de Taliban. De verschillen tussen de verklaringen hebben hoofdzakelijk betrekking op de volgorde van de bedreigingen en het precieze moment waarop eiser 1 eiser 2 zou hebben ingelicht. Het gaat hier naar het oordeel van de rechtbank om details ten aanzien waarvan kan worden gezegd dat zekere verschillen niet per sé bevreemdingwekkend hoeven te zijn. De rechtbank acht daarvoor van belang dat de bedreigingen in eerste instantie vooral gericht waren aan eiser 1, eiser 2 grotendeels en aanvankelijk de bedreigingen van horen zeggen heeft, en de relatief jonge leeftijd van eiser 2 in 2015. Hij was toen immers nog maar vijftien jaar oud. Ook de verklaringen van eiser 2 dat hij nadat hij was ingelicht over de hele situatie op [datum 3] 2015, de brieven allemaal heeft gelezen, moeten in dit licht worden bezien. Dat eiser 1 heeft verklaard dat hij niet weet of eiser 2 de brieven heeft gelezen en hem in ieder geval de eerste twee brieven niet heeft gegeven om te lezen, doet gelet op het voorgaande geen afbreuk aan de geloofwaardigheid. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat eiser 1 niet heeft verklaard dat eiser 2 en zijn vrouw na de avondmaaltijd op de hoogte zijn gebracht van de situatie geen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eisers. Eisers hebben gelijkluidend verklaard dat eiser 1 zijn vrouw en eiser 2 apart heeft genomen om ze op de hoogte te stellen. Dat eiser 1 niet heeft genoemd dat dit na de avondmaaltijd was, acht de rechtbank niet zo cruciaal dat dit betekent dat de verklaringen op dit punt van eiser 1 ongeloofwaardig zijn. Verweerder had op dit punt kunnen doorvragen. Nu is volstaan met de enkele vraag ‘Waren zij iets aan het doen toen u thuiskwam?’ Bovendien ligt het gelet op de vraagstelling niet voor de hand dat eiser 1 hierop antwoord met iets dat zijn vrouw en eiser 2 dan al hebben gedaan. De vraag is immers gericht op het heden.

20. Verweerders standpunt dat het vreemd is dat eiser I stelt hulp te hebben gezocht bij de raad van stammen terwijl hij tegelijkertijd ook heeft verklaard dat in feite niemand hulp zou kunnen bieden tegen de Taliban rust naar het oordeel van de rechtbank niet op een zorgvuldig onderzoek naar de feiten en is niet deugdelijk gemotiveerd. Eisers hebben hun verklaring dat hulp is gezocht bij de raad van stammen onderbouwd met originele documenten, namelijk een verzoek van eisers aan de raad van stammen en een antwoord van de raad van stammen. Bovendien is het in Afghanistan op het platteland gebruikelijk om bij conflicten de raad van stammen te betrekken. De rechtbank verwijst tevens naar het Algemeen Ambtsbericht Afghanistan 2019. Op pagina 65 is opgenomen: ‘De stamraden zijn te vinden in heel het land. In gebieden in handen van de Taliban spreekt deze recht.’ Verweerder heeft de brief aan de raad van stammen waarop ook de reactie van de raad van stammen is opgenomen, niet onderzocht.

Zonder nadere motivering, die ontbreekt, ziet de rechtbank ook niet in waarom het feit dat de Taliban zeer machtig is per sé maakt dat pogingen van eisers om bescherming te krijgen tegen bedreigingen en intimidatie door de Taliban niet logisch zijn en daardoor de gestelde bedreigingen ongeloofwaardig maken.

21. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden besluiten onzorgvuldig zijn voorbereid en ondeugdelijk zijn gemotiveerd en daarom zijn genomen in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb . De beroepen van eisers zijn, gelet op de samenhang, gegrond. Nu verweerder zich eerst opnieuw zal moeten uitlaten over de geloofwaardigheid van de asielrelazen, komt de rechtbank op dit moment niet toe aan beoordeling van de zwaarwegendheid. De rechtbank ziet geen mogelijkheid het geschil tussen partijen definitief te beslechten. Verweerder zal binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.

22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank is van oordeel dat deze zaken, die ter zitting gelijktijdig zijn behandeld, met elkaar samenhangen. Er is daarom sprake van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht die als één zaak worden beschouwd. De rechtbank stelt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.048,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 2 punten voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor de nadere reacties met een waarde per punt van € 512,-- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank,

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt het bestreden besluiten;

- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.048,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Conc.: MBe

D:C

VK

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6: 6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Nader gehoor, p. 24.

Nader gehoor, 10 en 12.

Zie pagina Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, november 2016, p. 15 en UNHCR Eligibility Guidelines van april 2016, p. 34.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature