U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Harddrugs, softdrugs, witwassen en verboden wapenbezit

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummers: 09/827017-18 en 09/857333-16 (TUL)

Datum uitspraak: 2 mei 2018

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,

thans verblijvende in de penitentiaire inrichting “Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan” te Alphen aan den Rijn.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 april 2018.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. T. Sen naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 18 april 2018 - ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2017 tot en met 02 januari 2018 te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en /of afgeleverd, een hoeveelheid cocaïne en/of amfetamine en/of XTC/MDMA zijnde XTC/MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij op of omstreeks 02 januari 2018 te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem, opzettelijk aanwezig heeft gehad, - ongeveer 4 bolletjes (totaal 0,4 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of

- ongeveer 2 ponypacks (totaal 0,3 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,

- ongeveer 7 ponypacks (totaal 2,9 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of

- ongeveer 6 pillen (totaal 1,9 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC/MDMA,

zijnde XTC/MDMA en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

hij op of omstreeks 02 januari 2018 te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem,, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een honkbalknuppel, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;

4.

hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2017 tot en met 02 januari 2018 te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem en/of Den Haag en/of Schipluiden en/of elders in Nederland,

opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid joints en/of gripzakjes met daarin een stof bevattende hasjiesj en/of hennep zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

5.

hij op of omstreeks 02 januari 2018 te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem,, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (totaal 466 euro), heeft verworven en/of

voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of

middellijk - afkomstig was uit enig, al dan niet uit eigen misdrijf.

3 Bewijsoverwegingen

3.1

Inleiding

De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs in de periode van 31 augustus 2017 tot en met 2 januari 2018 (feit 1) en het aanwezig hebben van harddrugs op laatstgenoemde datum (feit 2). Voorts houdt de verdenking in dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit, omdat hij een honkbalknuppel voorhanden heeft gehad (feit 3). Tot slot wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in softdrugs in voornoemde periode (feit 4) en aan het witwassen van een geldbedrag van 466 euro (feit 5).

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.

3.3

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard dat de verdachte in de ten laste gelegde periode heeft gehandeld in drugs. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.4

De beoordeling van de tenlastelegging

Inleiding

De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvragen dienen.

De verdachte is op 2 januari 2018 te Oude Ade, binnen de gemeente Kaag en Braassem door de politie staande gehouden. Hij bevond zich op dat moment als bestuurder in een personenauto met het [kenteken] . Hij heeft nadat hij uit zijn auto was gestapt een plastic zakje weggegooid. Dit zakje is in beslag genomen. Het bevatte 7 plastic zakjes met brokjes hasj, een plastic zakje met 6 pillen (vermoedelijk XTC), 9 ponypacks met vermoedelijk cocaïne en een plastic zakje met 4 bolletjes, vermoedelijk ook cocaïne. In het schoudertasje dat de verdachte droeg zijn twee gsm’s, één van het merk Samsung en één van het merk Nokia, en een geldbedrag van in totaal 466 euro gevonden.

Bij inspectie van de auto van de verdachte zijn op de achterbank zes telefoonkaarten aangetroffen en in de kofferbak, onder de afdekplaat die toegang geeft tot het reservewiel, een zwarte bak met daarin veertig voorgedraaide joints aangetroffen. In de auto van de verdachte lag verder een honkbalknuppel. Dit betreft een wapen in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie .

Bij de verdachte zijn verder nog twee telefoons, één van het merk Samsung en één van het merk Alcatel, aangetroffen en in beslag genomen.

Onderzoek verdovende middelen

De verbalisant heeft een van de 40 voorgedraaide joints geopend. Deze was gevuld met tabak en enkele groene stukjes welke de verbalisant ambtshalve heeft herkend als wiet. Tevens rook hij de hem ambtshalve bekende geur van wiet.

Uit nader onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is gebleken dat de overige in beslag genomen, op drugs lijkende, goederen bestonden uit:

4 bolletjes met een gewicht van in totaal 0,49 gram, bevattende cocaïne;

2 ponypacks met een gewicht van in totaal 0,34 gram, bevattende cocaïne;

7 ponypacks met een gewicht van in totaal 2,89 gram, bevattende cocaïne;

6 pillen met een gewicht van in totaal 1,9 gram, bevattende MDMA.

Onderzoek telefoons Nokia en Samsung en getuigenverhoren

Uit WhatsAppberichten die werden aangetroffen op de in beslag genomen Samsung S5 mini is gebleken dat diverse personen de naam ‘klant’ hadden met een cijfer erachter. In deze gesprekken werd besproken of de verdachte nog ‘chocolade en groenten’ kon leveren en over bedragen onderhandeld. De verbalisant merkt op dat hiermee mogelijk wiet en hasj wordt bedoeld.

Uit de instellingen van Whatsapp op deze telefoon is gebleken dat bij de gebruikersinformatie een foto van de verdachte stond met als [gebruikersnaam] (de rechtbank merkt op dat [verdachte] de voornaam is van de verdachte en 1997 zijn geboortejaar) en het [telefoonnummer 1] .

Uit de ontvangen sms-berichten die werden aangetroffen op de in beslag genomen Nokia is gebleken dat tussen 30 augustus 2017 en 31 december 2017 meerdere afzenders hebben gevraagd naar (een bepaalde hoeveelheid) hasj, dat er is gesproken over prijzen en er afspraken werden gemaakt waarbij adressen werden doorgegeven. “Vroeg me af of je 2 gram hash kan regelen voor me.” “Kan ik zo ff een grammetje hash halen bij je hoe duur is dat.” ‘Bel me als je hier bent.” “How much for 5 gram?” “ [verdachte] ik heb wat nodig.” Middels onderzoek in het bedrijfsprocessensysteem is een aantal afzenders van sms-berichten, onder wie de hierna te noemen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] achterhaald.

Op 30 november 2017 en 9 december 2017 is er een bericht verstuurd door een afzender met het [telefoonnummer 2] . In deze berichten is een adres doorgegeven. Dit telefoonnummer bleek te behoren bij [getuige 1] , geboren op 28 december 2000.

[getuige 1] heeft op 4 januari 2018 tegenover de politie verklaard dat [verdachte] en [alias] dezelfde persoon zijn en dat hij weet dat [alias] dealt in wiet. Hij had contact met hem op nummer [telefoonnummer 1]. Rond september 2017 vertelde [alias] dat hij in drugs dealde. Op 30 november 2017 heeft de getuige [alias] ge-sms’t en 1 gram wiet besteld. Op 9 december 2017 heeft hij ook 1 gram wiet besteld bij [alias] . [getuige 1] heeft de politie een foto getoond van [alias] , die als bijlage bij het proces-verbaal is gevoegd.

Op 7 en 9 december 2017 is een bericht verstuurd door een afzender met het [telefoonnummer 3] . In deze berichten werd eveneens een adres doorgegeven. Dit telefoonnummer bleek te behoren bij [getuige 2], geboren op 1 september 1999. [getuige 2] heeft op 4 januari 2018 tegenover de politie verklaard dat hij sinds twee tot drie maanden bij [alias] wiet koopt. Hij betaalt 10 euro aan [alias] voor iets meer dan 1 gram. Om wiet te kopen, belt hij [alias] en geeft hij zijn bestelling door en vervolgens komt [alias] naar de doorgegeven locatie. [getuige 2] heeft verklaard dat hij 1 à 2 keer per twee weken een bestelling doet. Op 27 november 2017 heeft hij een nieuw nummer van [alias] gekregen, te weten [telefoonnummer 4].

Op 31 oktober 2017 is een bericht verstuurd door een afzender met het [telefoonnummer 5] . Dit bericht bevatte de tekst: ‘sterk spul bro??’. Dit telefoonnummer bleek te behoren bij [getuige 3], geboren op 8 oktober 1999. [getuige 3] heeft op 8 januari 2018 tegenover de politie verklaard dat hij twee keer cocaïne heeft gekocht bij een jongen die hij kent als [verdachte] . Het telefoonnummer van [verdachte] is [telefoonnummer 6]. De eerste keer dat hij bij [verdachte] cocaïne kocht, was twee of drie maanden geleden. Beide keren kocht hij voor 20 euro aan cocaïne. Beide keren heeft hij naar het telefoonnummer gebeld en gezegd dat hij cocaïne wilde kopen. [verdachte] zei dan waar hij naartoe moest komen.

Uit (onder meer) deze vermelde getuigenverklaringen blijkt, dat gedeald werd via de telefoonnummers [telefoonnummer 6] , [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 1]. Van deze nummers zijn de historische verkeersgegevens gevorderd. Daaruit kwamen onder meer de volgende contacten naar voren.

Op 13, 24, 25 en 26 september 2017 is een bericht verstuurd door een afzender met het [telefoonnummer 7] . In het eerste bericht zegt de afzender dat hij in vergadering is tot zes uur en dat hij daarna gelijk ‘papier kan geven’ (straattaal voor ‘betalen’). Op 18 januari 2018 heeft de gebruiker van dit telefoonnummer, [naam 1], tegenover de politie verklaard dat hij wel eens wiet haalde bij [verdachte] en dat [verdachte] vaak een andere naam, te weten [alias] , gebruikt. [naam 1] belde [verdachte] en dan spraken ze af. Hij betaalde de wiet cash.

Op 14 oktober 2017 is twee keer een bericht verstuurd door een afzender met het [telefoonnummer 8] . Een van de berichten luidt: ‘1x10, 2x3, 2x1, 2x2’. Op 10 januari 2018 heeft de gebruiker van dit telefoonnummer, [naam 2], geboren op 31 augustus 2000, tegenover de politie verklaard dat hij wiet heeft gekocht van [alias] . Op 17 januari 2018 is aan [naam 2] een foto getoond van de verdachte. [naam 2] heeft daarop verklaard dat dit de [alias] is van wie hij wiet heeft gekocht.

Gebleken is verder dat er op 5 november 2017 4 keer contact is geweest tussen het [telefoonnummer 9] van getuige [getuige 4] en het [telefoonnummer 6] . Op 29 december 2017 en op 5 januari 2018 is 1 keer contact geweest tussen het nummer van Groeneveld en het [telefoonnummer 1] .

Op 25 januari 2018 is de [getuige 4] gehoord door de politie. [getuige 4] heeft verklaard dat hij de gebruiker is van het [telefoonnummer 10] en dat dit het nummer is dat hij gebruikte om [verdachte] te bellen. Hij heeft twee à drie maanden geleden voor het laatst cocaïne bij hem gekocht. [getuige 4] belde [verdachte] als hij drugs wilde kopen. Ze spraken dan ergens af in Pijnacker en Nootdorp. Hij betaalde [verdachte] 25 euro voor een halve gram cocaïne. De drugs werden altijd contant betaald. [getuige 4] heeft verklaard dat hij met ‘witte handel’ cocaïne bedoelde en met ‘3 x 25’ drie keer een halve gram cocaïne voor € 25. [getuige 4] heeft de verdachte op een door de politie aan hem getoonde foto herkend als zijnde [verdachte] .

Uit een daarvan opgemaakt proces-verbaal blijkt dat de meeste voornoemde en andere kopers vaak tientallen malen contact hebben gehad met de telefoonnummers eindigend op

[telefoonnummer 6] , [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 4] in de ten laste gelegde periode.

Verklaringen van de verdachte

Op 11 januari 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij wiet en hasj verkocht. Hij weet niet waarom andere mensen hem [alias] noemen en ontkent harddrugs te hebben verkocht.

Ter terechtzitting heeft de verdachte nog verklaard dat de aangetroffen ponypacks en bolletjes niet van hem waren. De veertig joints in de kofferbak waren wel van hem. Die waren bedoeld om gratis weg te geven aan vrienden. Daarnaast verkocht hij wel eens wiet en hasj aan vrienden, tegen een vriendenprijsje. De honkbalknuppel lag in zijn auto om af en toe een balletje te kunnen slaan. Het geld dat hij bij zich had, had hij verdiend door taxiritjes te maken. Het was al zijn spaargeld en een deel daarvan was bedoeld om de Apk-keuring van de auto te betalen. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij geen andere bron van inkomsten heeft dan zijn uitkering en het geld dat hij verdient met het rijden van taxiritjes, en dat hij een schuld heeft van tussen de 3.000 en 5.000 euro.

Conclusies van de rechtbank

In verdachtes auto zijn bij zijn aanhouding op 2 januari 2018 onder meer hasj, cocaïne en veertig joints aangetroffen. In zijn schoudertasje bevond zich de Nokiatelefoon, waarvan gebleken is dat dit een dealtelefoon is. Op het toestel zijn immers allerlei berichten (uit de laatste vier maanden van 2017) aangetroffen die gaan over het kopen en bezorgen van hasj. Een van de berichten is gericht aan ‘ [verdachte] ’, de voornaam van de verdachte. Ook op de bij de verdachte aangetroffen Samsung zijn berichten gevonden die gelinkt kunnen worden aan het verkopen van hasj. Bovendien werd met deze telefoon gebruik gemaakt van een van de dealtelefoonnummers. Een aantal van de personen die berichtjes hadden gestuurd naar de Nokia of die via de dealtelefoonnummers in beeld kwamen, is achterhaald. Zij hebben verklaard dat zij wiet en in twee gevallen cocaïne kochten bij de persoon met wie zij op die nummers contact hadden. Dat deze persoon de verdachte is geweest, blijkt zonneklaar uit het feit dat de klanten hem, zoals in hun verklaringen vermeld, bij zijn voornaam [verdachte] noemden ( [naam 1] , [getuige 1] , [getuige 3] , [getuige 4] ), een foto van verdachte herkenden als de dealer ( [naam 2] , [getuige 4] ) en in twee gevallen zowel zijn [alias] als zijn eigen naam noemden ( [naam 1] , [getuige 1] ).

Gezien deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 31 augustus 2017 tot en met 2 januari 2018 meerdere keren opzettelijk cocaïne en hennep dan wel hasjiesj heeft verkocht (feiten 1 en 4). Dat verdachte XTC/MDMA heeft verkocht, is niet gebleken. Hiervan zal de rechtbank hem dan ook partieel vrijspreken.

Ook acht de rechtbank op grond van vorenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 2 januari 2018 - kort samengevat - harddrugs voorhanden heeft gehad, zoals hierna in de bewezenverklaring gespecificeerd (feit 2).

Voorts is de rechtbank van oordeel dat gezien de omstandigheden waaronder de honkbalknuppel is aangetroffen, te weten in de auto van de verdachte waarin hij drugs vervoerde, het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen (zie ook HR ECLI:NL:HR:1999:ZD1647).

Gelet op de hoeveelheden drugs die in de auto van de verdachte zijn aangetroffen en de getuigenverklaringen over zijn dealeractiviteiten mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het aangetroffen contante geld (vgl. onder meer HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787). De verklaring dat dit spaargeld betreft dat hij (deels) heeft verdiend met het rijden van taxiritjes, heeft de verdachte op geen enkele wijze gestaafd en het is ook niet anderszins aannemelijk geworden, bijvoorbeeld uit het onderzoek dat de politie naar de financiën van verdachte heeft ingesteld. Daarom concludeert de rechtbank dat dit geldbedrag onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig is. Om die reden acht de rechtbank ook het witwassen van 466 euro wettig en overtuigend bewezen (feit 5).

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:

1.

in de periode van 31 augustus 2017 tot en met 02 januari 2018 in Nederland opzettelijk heeft vervoerd en verkocht en afgeleverd, een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.

op 02 januari 2018 te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem, opzettelijk aanwezig heeft gehad:

- 4 bolletjes (0,4 gram) cocaïne en

- 2 ponypacks (0,3 gram) cocaïne, en

- 7 ponypacks (totaal 2,89 gram) cocaïne en

- 6 pillen (totaal 1,9 gram) MDMA,

zijnde MDMA en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3.

op 02 januari 2018 te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem, een wapen van categorie IV heeft gedragen, te weten een honkbalknuppel, een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dat voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en dat niet onder een van de andere categorieën viel;

4.

in de periode van 31 augustus 2017 tot en met 02 januari 2018 in Nederland

opzettelijk heeft verkocht en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid joints en/of zakjes met daarin een stof bevattende hasjiesj en/of hennep zijnde hasjiesj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;

5.

op 02 januari 2018 te Oud Ade, gemeente Kaag en Braassem, een geldbedrag (totaal 466 euro), heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van de hem onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals door GGZ Reclassering Fivoor geadviseerd in het rapport d.d. 6 april 2018. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de verdachte ten aanzien van feit 3 wordt veroordeeld tot 3 dagen hechtenis.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 en dat dientengevolge de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde straf moet worden gehalveerd.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

De verdachte heeft zich gedurende een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan het verhandelen van soft- en harddrugs, alsmede het in bezit hebben van harddrugs en witwassen. De verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de vele nadelige effecten die de handel in en het gebruik van verdovende middelen veroorzaken. Het is een feit van algemene bekendheid dat soft- en harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers en de volksgezondheid in het algemeen. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van drugs vaak gepaard met diverse andere vormen van (ernstige) criminaliteit, waarmee de samenleving schade wordt toegebracht. Het feit dat in de auto van de verdachte eend honkbalknuppel lag, laat bovendien zien dat de verdachte zich bewust was van deze criminaliteit en de bijbehorende gevaren van het handelen in soft- en harddrugs. Ook bevonden zich onder zijn afnemers van softdrugs minderjarige jongeren. De verdachte heeft deze jongeren kennelijk als winstgevende afzetmarkt gezien, omdat zij nog niet op legale wijze softdrugs konden kopen in coffeeshops. Hij heeft zich niet bekommerd om de nadelige (verslavings)gevolgen voor zijn (jonge) afnemers en slechts gehandeld uit eigen belang en geldelijk gewin. Ten slotte faciliteert ook het witwassen van crimineel geld ander strafbaar handelen.

De rechtbank heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 februari 2018, waaruit is gebleken dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De verdachte loopt bovendien in de proeftijd van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.

Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het omtrent de verdachte opgemaakte rapport van GGZ Reclassering Fivoor d.d. 8 april 2018, opgesteld en ondertekend door [naam 3] . Uit dit rapport is gebleken dat de verdachte geen stabiele leefsituatie heeft en het hem ontbreekt aan een zinvolle dagbesteding, geschikte huisvesting en een stabiele financiële situatie. Sturing en begeleiding op het verkrijgen van een zinvolle dagbesteding is noodzakelijk. De verdachte is onvoldoende in staat om zijn financiën te beheren en de kans op recidive wordt hoog geacht, met name door het ontbreken van een stabiele leefsituatie. Met de plaatsing van de verdachte in een beschermde woonvorm wordt een afname in het recidiverisico verwacht. De reclassering heeft geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting, een traject van begeleid wonen of maatschappelijke opvang, waarbij de verdachte zich dient te houden aan het dagprogramma en andere voorwaarden, het gedrag van de verdachte betreffende.

De rechtbank dient voorts op grond van artikel 62 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) aparte straffen te bepalen voor misdrijven (het bewezen verklaarde onder 1, 2, 4 en 5) en overtredingen (het bewezen verklaarde onder 3) Alles afwegende is zij van oordeel dat ten aanzien van het onder 1, 2, 4 en 5 bewezen verklaarde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, met na te melden bijzondere voorwaarden, een passende en geboden reactie vormt. Tenslotte zal de rechtbank ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde de verdachte, gezien de straf die hem reeds wordt opgelegd, met toepassing van artikel 9a Sr . schuldig verklaren zonder oplegging van enige straf of maatregel.

7 De in beslag genomen goederen

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) nummers 2 t/m 13 zullen worden onttrokken aan het verkeer, de onder 1 en 16 genummerde voorwerpen verbeurd worden verklaard en dat de onder 14 en 15 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ten aanzien van het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder nummer 14, te weten een gouden ring, op het standpunt gesteld dat dit voorwerp een erfstuk betreft en om die reden dient te worden teruggegeven aan de verdachte. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2, 9 t/m 13 en 15 genummerde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten onder 1 tot en met 5 zijn begaan.

De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 3 t/m 8 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten onder 1, 2 en 4 zijn begaan, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 14 en 16 genummerde voorwerpen.

8 De vordering tenuitvoerlegging

8.1

De vordering van de officier van justitie

Bij de stukken bevindt zich een vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Den Haag van 2 februari 2017 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur 2 maanden. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 april 2018 gevorderd om voornoemde proeftijd met twee jaren te verlengen.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen standpunt ingenomen aangaande de vordering tenuitvoerlegging.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Deze vordering ligt dan ook in beginsel voor toewijzing gereed.

Echter vanwege het belang van de verdachte om zo snel mogelijk met de opgelegde behandeling en begeleiding aan de slag te gaan, is tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf naar het oordeel van de rechtbank op dit moment niet aangewezen. De rechtbank zal om die reden de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde straf met twee jaren verlengen.

9 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

9a, 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 62 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;

de artikelen 2, 3, 10, en 11 van de Opiumwet , en de daarbij behorende lijsten I en II;

de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10 De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd ;

ten aanzien van feit 2:

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod ;

ten aanzien van feit 3:

handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

ten aanzien van feit 4:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd ;

ten aanzien van feit 5:

eenvoudig witwassen;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

bepaalt dat aan verdachte met betrekking tot het onder 3 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;

veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 4 en 5 bewezen verklaarde tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 2 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:

- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Weterdijkplein 40, 2521 EN te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;

- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de Forensische Polikliniek Fivoor, FACT Jeugd, waarbij een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek tot de mogelijkheden behoort;

- gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Middin of soortgelijke instelling, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;

- de begeleiding en de afspraken van de Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor naleeft, en zich houdt aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn;

- de begeleiding en afspraken van Reflex of een soortgelijke instelling naleeft, en zich houdt aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn;

geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;

verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2, 9 tot en met 13 en 15 genummerde voorwerpen, te weten:

- (2) 1 STK honkbalartikel;

- (9) 1 STK telefoontoestel kl: zwart Nokia;

- (10) 1 STK telefoontoestel kl: zwart Samsung, registratienummer: A3700412;

- (11) 1 STK telefoontoestel kl: goud, Samsung;

- (12) 1 STK telefoontoestel Alcatel;

- (13) 6 STK geheugensimm Lebara, 6 simkaarten;

- (15) Geld Euro 466,00 IBG: 02-01-18

verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 3 tot en met 8 genummerde voorwerpen, te weten:

- (3) 40.00 STK Hennep, 40 gedraaide joints;

- (4) 7 STK hasjiesj, 7 zakjes in totaal 10,7 gr bruto;

- (5) 2.00 STK cocaïne, 2 ponypacks mix 5 en 5,5 gewicht ex verpakking;

- (6) 6.00 STK xtc, 6 pillen 2,5 gram;

- (7) 7 STK amfetamine, 7 ponypacks scarface 2,89 gram;

- (8) 4.00 STK xtc, 4 witte bolletjes 0,49 g;

gelast de teruggave aan de veroordeelde van het op de beslaglijst onder 1, 14 en 16 genummerde voorwerp, te weten:

- (1) 1.00 STK bankrekening, ING , rekeningnummer NL28INGB0002807666;

- (14) 1.00 STK sieraad kl: goud, goud kleurige ring mist 1 steentje;

- (16) 1.00 STK bankrekening, ING, rekeningnummer NL28INGB0002807666;

verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Den Haag van 2 februari 2017, gewezen onder parketnummer 09/857333-16, opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden met twee jaren.

Dit vonnis is gewezen door

mr. J. Eisses, voorzitter,

mr. L.C. Bannink, rechter,

mr. H. Doets, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. S. Imami-Kalloemisier, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2018.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2018002403, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 314).

Proces-verbaal aanhouding, blz. 11-13.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 30.

Proces-verbaal relaas, blz. 5 en proces-verbaal inbeslagneming, blz. 291.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 32.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 32 en proces-verbaal narcotica, blz. 308.

Een geschrift, rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 maart 2018, blz. 313.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 32 en proces-verbaal narcotica, blz. 308.

Een geschrift, rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 maart 2018, blz. 311 en aanvullend proces-verbaal van bevindingen narcotica, blz. 314.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 33 en proces-verbaal narcotica, blz. 308.

Een geschrift, rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 maart 2018, blz. 310.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 33 en proces-verbaal narcotica, blz. 307.

Een geschrift, rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 maart 2018, blz. 312.

Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, blz. 68 t/m 73.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 93

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 64 t/m 67.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 66.

Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , met bijlage, blz. 75 t/m 80.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 66.

Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , blz. 81 t/m 83.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 65.

Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , blz. 107 t/m 108.

Relaasproces-verbaal, blz. 143-144.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 64..

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , blz. 185 t/m 186 en proces-verbaal van bevindingen, blz. 187.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 65.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , blz. 116 t/m 118.

Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, blz. 151 t/m 152.

Een geschrift, te weten een Overzicht alle printgegevens m.b.t. label, blz. 195.

Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , blz. 191 t/m 194.

Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, blz. 196 t/m 197.

Proces-verbaal van bevindingen, blz. 153-156.

Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 135-136.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature