Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Discretionaire bevoegdheid / schrijnende situatie / gedragslijn / hoorplicht / 6:22 Awb / ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 18/3500 (beroep)

AWB 18/3501 (voorlopige voorziening)

V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 28 november 2018 in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [eiseres] , van Angolese nationaliteit, eiseres en verzoekster (eiseres)

(gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 29 november 2016 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) onder de beperking ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ niet in behandeling genomen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 9 mei 2018 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Op 9 mei 2018 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Bij brief van dezelfde datum heeft eiseres de rechtbank verzocht verweerder te verbieden haar uit te zetten totdat op het beroep is beslist (voorlopige voorziening). Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig [naam] , tolk Portugees. De rechtbank/voorzieningenrechter (rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep

Wat vooraf ging aan het beroep

1. Eiseres is in september 2002 Nederland ingereisd met haar dochter [naam] ( [geboortejaar] ) en zoon [naam] ( [geboortejaar] ). Eiseres deed in 2002, 2008 en 2011 asielaanvragen zonder dat dat tot een verblijfsvergunning heeft geleid. In 2006 zijn eiseres en haar kinderen uitgezet. Zij zijn in 2007 Nederland weer ingereisd. Aanvragen van eiseres en haar kinderen op grond van de kinderpardonregeling in 2013 heeft verweerder afgewezen. Op 19 juni 2014 heeft de burgemeester van Deventer verweerder verzocht om ten aanzien van eisers gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid. Bij brief van 17 december 2014 heeft verweerder geantwoord hiertoe geen aanleiding te zien.

2. Op 29 november 2016 deed eiseres de aanvraag waar het in deze beroepsprocedure over gaat. Eiseres verzoekt verweerder om haar met toepassing van zijn discretionaire bevoegdheid een verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden te verlenen. Zij doet daarbij een beroep op vrijstelling van leges op grond van artikel 3.34a, onder k, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV). Daarbij stelt eiseres dat in haar geval sprake is van een schrijnende situatie vanwege de volgende omstandigheden:

Eiseres en haar kinderen zijn geworteld in de Nederlandse samenleving;

Haar twee kinderen hebben inmiddels ook kinderen met Nederlandse partners (en hebben inmiddels rechtmatig verblijf op grond van het Unierecht). Daarvan dreigt zij nu gescheiden te raken;

Zoon [naam] [omschrijving] geweest, waarmee sprake is van maatschappelijk belang volgens eiseres;

Commotie in de gemeenschap die zal ontstaan als eiseres en haar kinderen moeten vertrekken;

De verblijfsprocedures van eiseres en haar kinderen hebben lang geduurd waarbij de overheid een rol speelde;

[naam] heeft verweerder in 2014 gewezen op de situatie van eiseres en haar kinderen;

Eiseres en de kinderen vielen net buiten de boot van de generaal pardonregeling, de kinderpardonregeling en de regeling gezinshereniging op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM);

Eiseres zelf lijdt onder medische problematiek ( [naam] );

Ook stelt zij dat in Angola discriminatie van vrouwen veelvuldig voorkomt;

Ten slotte zouden dochter [naam] en eiseres zijn bedreigd in Nederland door ene [naam] , waarvan ook aangifte bij de politie is gedaan op [datum] .

3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres niet in behandeling genomen omdat zij geen leges heeft betaald en hier niet van kan worden vrijgesteld. Verweerder ziet in haar situatie geen aanleiding om toepassing te geven aan de discretionaire bevoegdheid om een verblijfsvergunning te verlenen. Verweerder stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat geen sprake is van een samenstel van omstandigheden dat een schrijnende situatie oplevert.

4. Eiseres voert in deze beroepsprocedure aan dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een schrijnende situatie. Zij stelt – kort gezegd – dat verweerder niet alle relevante omstandigheden in zijn beoordeling heeft betrokken en dat verweerder niet tot een juiste afweging daarvan is gekomen.

Wat zijn de regels voor het toepassen van de discretionaire bevoegdheid?

5. De rechtbank zal eerst ingaan op het juridisch kader dat bij de beoordeling door verweerder van aanvragen als hier aan de orde van toepassing is.

5.1.

Uit artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) volgt dat verweerder een verblijfsvergunning aan een vreemdeling kan verlenen onder een andere beperking dan de beperkingen die in het eerste lid van dat artikel staan vermeld. Dit is de zogeheten discretionaire bevoegdheid van verweerder om een verblijfsvergunning te verlenen aan een vreemdeling die niet op andere gronden voor een verblijfsvergunning in aanmerking komt.

5.2.

In de Nota van Toelichting bij het Vb staat dat verweerder terughoudend van de discretionaire bevoegdheid gebruik zal maken. Omdat het hier om bijzondere onvoorziene gevallen gaat, zal de vreemdeling bij de indiening van de aanvraag nadrukkelijk moeten aangeven waarom de verblijfsvergunning naar zijn mening moet worden verleend en de aanvraag met de nodige gegevens en bescheiden moeten onderbouwen.

5.3.

Verweerder geeft in de praktijk toepassing aan zijn discretionaire bevoegdheid als sprake is van omstandigheden die maken dat de situatie van een vreemdeling schrijnend is.

5.4.

In beginsel moet iedere vreemdeling leges betalen om een reguliere verblijfsvergunning te kunnen krijgen. Onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden kan de vreemdeling hiervan worden vrijgesteld. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 oktober 2016 is hierover het volgende overwogen. Een vreemdeling kan bij een aanvraag om in het bezit te worden gesteld van een verblijfsvergunning met toepassing van de discretionaire bevoegdheid verzoeken om vrijstelling van het betalen van leges op grond van artikel 3.34a, onder k, van het VV . In het kader van deze vrijstellingsverzoeken worden de schrijnende omstandigheden waar de vreemdeling zich op beroept ten volle beoordeeld. De leges-eis worden niet tegengeworpen als verweerder tot de conclusie komt dat de schrijnende omstandigheden van de vreemdeling aanleiding geven om met toepassing van de discretionaire bevoegdheid een verblijfsvergunning te verlenen.

Wanneer geeft verweerder toepassing aan zijn discretionaire bevoegdheid?

6. In de uitspraak van 6 april 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats, die in zoverre in hoger beroep is bevestigd bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 september 2018, is vastgesteld dat verweerder bij de toepassing van eerder genoemd juridisch kader een vaste gedragslijn hanteert. Deze gedragslijn houdt het volgende in. Voor de toepassing van verweerders discretionaire bevoegdheid zijn de omstandigheden van langdurig verblijf en worteling in Nederland op zichzelf onvoldoende. Er dient sprake te zijn van een uniek samenstel van aanvullende factoren. Juist omdat het moet gaan om een uniek samenstel van factoren kan niet limitatief worden aangegeven welke omstandigheden daarbij van belang kunnen zijn, of welke omstandigheden daarbij een doorslaggevende rol spelen. Alle omstandigheden die de aanvrager in het kader van schrijnendheid aanvoert worden betrokken in de weging, waarbij sommige omstandigheden zwaarder wegen dan andere omstandigheden. Ook contra-indicaties worden in de weging betrokken. Deze vaste gedragslijn is neergelegd in een praktijkdocument die als bijlage bij de uitspraak van 6 april 2018 is gevoegd. Een aantal bij deze aanvragen veel voorkomende factoren alsmede contra-indicaties wordt daarin (niet-limitatief) opgesomd en uitgewerkt. Er wordt geen vast gewicht aan de factoren toegekend. Uit de beschrijving van de factoren in het praktijkdocument blijkt dat het gewicht dat aan een bepaalde factor wordt toegekend van geval tot geval kan verschillen.

Wat moet de rechtbank toetsen?

8. Mede gelet op deze gedragslijn is de rechterlijke toetsing van de toepassing door verweerder van zijn discretionaire bevoegdheid tweeledig. Ten eerste moet worden getoetst of verweerder alle door de vreemdeling aangedragen omstandigheden in zijn besluitvorming heeft betrokken. Dat moet de rechtbank vol toetsen. Ten tweede moet de rechtbank de weging van de omstandigheden toetsen. Daarbij is van belang dat verweerder bij de weging van de omstandigheden beslissingsruimte heeft. Dat betekent dat de rechtbank moet toetsen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door de vreemdeling aangevoerde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien niet maken dat er sprake is van een schrijnende situatie.

Mocht verweerder vinden dat geen sprake is van een schrijnende situatie?

9.1

De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle door eiseres aangevoerde en onderbouwde omstandigheden in zijn besluitvorming heeft betrokken. Verweerder is ingegaan op de medische klachten van eiseres, het quasi-rechtmatig verblijf van eiseres, het rechtmatig verblijf van [naam] en [naam] en hun kinderen, eventuele scheiding van kinderen, de aangevoerde gendergerelateerde / traumatische gebeurtenissen, de situatie in Angola, de [omschrijving] van [naam] en het al dan niet voldoen aan de kinderpardonregeling. Ook is verweerder ingegaan op de door eiseres gestelde maatschappelijke commotie en het gedane vrijwilligerswerk. Dat haar verblijfsprocedures lang hebben geduurd als gevolg van handelen van de overheid heeft eiseres ook niet onderbouwd.

9.2

Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft opgevraagd ten aanzien van haar medische omstandigheden. Verweerder stelt volgens eiseres ten onrechte dat geen advies is opgevraagd omdat de aanvraag niet in behandeling is genomen. Volgens eiseres betreft dit een van de omstandigheden die bij de weging moet worden betrokken. Deze beroepsgrond faalt. De rechtbank stelt vast dat verweerder de medische problematiek van eiseres niet betwist. Waarom een BMA-advies nodig is of de zaak anders zou maken heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt. In het primaire besluit, ingelast in het bestreden besluit, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de galsteenproblematiek dusdanig ernstig is dat sprake is van een schrijnende situatie. Hieruit blijkt dat verweerder de medische problematiek van eiseres in zijn besluitvorming heeft betrokken.

9.3

Eiseres heeft in dit verband ook aangevoerd dat verweerder ten onrechte in zijn weging heeft betrokken of zij al dan niet in staat is om de leges te betalen. Dit is volgens eiseres niet relevant voor de beoordeling van schrijnende omstandigheden. Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat nu hij het standpunt handhaaft dat eiseres niet kan worden vrijgesteld van leges op grond van schrijnendheid, hij ook moet beoordelen of eiseres op korte termijn niet in staat is om leges te voldoen.

9.4

Gelet op het voorgaande faalt de beroepsgrond van eiseres dat verweerder niet alle omstandigheden in zijn weging heeft betrokken.

10.1

Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien niet maken dat er sprake is van schrijnende omstandigheden.

10.2

Eiser heeft in dit verband aangevoerd dat verweerder ten onrechte het quasi-rechtmatig verblijf van eiseres niet in samenhang met de andere aangevoerde omstandigheden heeft gewogen. Verweerder heeft volgens eiseres ten onrechte niet in haar voordeel gewogen dat haar familieleden rechtmatig verblijf hebben. Verweerder heeft ook ten onrechte overwogen dat van eiseres en haar kinderen kan worden verwacht dat zij gezamenlijk terugkeren naar Angola. Hierbij worden immers de belangen van de kleinkinderen van eiseres niet meegewogen. Dat geen sprake is van scheiding van leden van een kerngezin is niet volgens de werkinstructie en het praktijkdocument. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij de aangifte van [naam] niet ziet als gendergerelateerde omstandigheid of traumatiserende gebeurtenis. Hetzelfde geldt voor de situatie voor alleenstaande vrouwen in Angola.

10.3

De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aangevoerde omstandigheden in samenhang bezien geen uniek samenstel van aanvullende factoren opleveren waardoor sprake is van een schrijnende situatie. Zoals hiervoor besproken volgt uit de vaste gedragslijn van verweerder niet hoe bepaalde omstandigheden moeten worden gewogen. De bijlage bij de richtsnoerenbrief, waarin wel een weging werd beschreven, is niet van toepassing op aanvragen van na 18 maart 2005. Hoe verschillende omstandigheden worden gewogen kan van geval tot geval verschillen. De stellingen van eiseres dat bepaalde omstandigheden niet volgens het praktijkdocument zijn gewogen slagen daarom niet. Verweerder heeft verder deugdelijk gemotiveerd hoe hij de aangevoerde omstandigheden heeft beoordeeld. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiseres geen onderdeel uitmaakt van het kerngezin van haar kinderen. Zij zijn inmiddels volwassen en van hen kan daarom worden verwacht dat zij zonder eiseres kunnen leven. Over de aangifte van bedreiging door [naam] heeft verweerder mogen overwegen dat dit onvoldoende bijzonder is omdat het bij deze aangifte is gebleven en de zaak verder niet is onderzocht, alsmede dat de gestelde dader in België verblijft en dus geen belemmering vormt voor terugkeer naar Angola. Verder geldt wat betreft de medische problematiek van eiseres dat verweerder die niet betwist. In het primaire besluit, ingelast in het bestreden besluit, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de galsteenproblematiek dusdanig ernstig is dat sprake is van een schrijnende situatie. De beroepsgronden die zich richten tegen de weging van verweerder slagen daarom niet.

11. De beroepsgrond van eiseres gericht op het maken van een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM slaagt ook niet. Het gaat hier niet om een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM . Verweerder heeft dus geen beoordeling hoeven maken op grond van deze bepaling. Als eiseres aanspraak denkt te maken op verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM , zal eiseres eerst een aparte aanvraag daartoe moeten indienen.

Gelijkheidsbeginsel

12.1

Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de door haar aangevoerde minuten van inwilligingen van andere aanvragen tot toepassing van verweerders discretionaire bevoegdheid niet kunnen gelden als gelijke of vergelijkbare gevallen. Eiseres had in dit verband in bezwaar aangevoerd dat de minuten gevallen laten zien waarin minder ‘klemmende redenen van humanitaire aard’ zoals genoemd in de ‘richtsnoerenbrief’ aanwezig waren.

12.2

Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar rechtsoverwegingen 4.5 t/m 4.9 en 6.3 t/m 6.9 van bovengenoemde uitspraak van 6 april 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval niet meer van die uitspraak kan worden uitgegaan.

Hoorplicht

13.1

Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte niet op grond van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gehoord.

13.2

Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank overweegt eerst dat op grond van artikel 7:2 van de Awb in de bezwaarfase moet worden gehoord, tenzij sprake is van een van de omstandigheden zoals genoemd in artikel 7:3 van de Awb . Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb . Hij stelt zich op het standpunt dat hij het bezwaar zorgvuldig heeft beoordeeld en dat uit deze beoordeling meteen bleek dat het bezwaar ongegrond is en dat daarover redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is. In de bezwaarfase zijn volgens verweerder geen nieuwe omstandigheden naar voren gekomen die niet al zijn betrokken of tot andere gezichtspunten leiden. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar. In haar bezwaarschrift heeft eiseres onder andere aangevoerd dat verweerder de weging van alle relevante omstandigheden afzonderlijk en in samenhang niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Eiseres licht dit in haar bezwaarschrift ook toe. Gelet op de omstandigheden die eiseres in haar bezwaarschrift naar voren heeft gebracht in samenhang met de heroverweging door verweerder van deze omstandigheden in de bezwaarfase, is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat uit het bezwaarschrift aanstonds blijkt dat het bezwaar geen kans van slagen heeft en dat daarover redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan. Nu geen sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb , had verweerder eiseres op grond van artikel 7:2 van de Awb moeten horen.

14. De rechtbank zal het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren. Eiseres heeft haar standpunt over de weging van verweerder in haar beroepschrift en op zitting uitgebreid voor het voetlicht kunnen brengen. Zoals uit het bovenstaande blijkt, blijft verweerders standpunt in het bestreden besluit, mede gelet op de nadere toelichting daarop in het verweerschrift, in stand. De rechtbank is immers van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien niet maken dat er sprake is van schrijnende omstandigheden. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres dan ook op goede gronden niet in behandeling genomen omdat zij geen leges heeft betaald en hier niet van kan worden vrijgesteld. Gelet daarop wordt eiseres door instandlating van het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Awb niet benadeeld.

15. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.

Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening

16. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder te verbieden haar uit te zetten zolang nog niet is beslist op haar beroep. Omdat de rechtbank nu op het beroep heeft beslist bestaat geen aanleiding meer om dit verzoek toe te wijzen.

Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening

17. Vanwege het onder 13 terecht aangedragen en geconstateerde gebrek en de toepassing van artikel 6:22 van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen om aan eiseres de door haar betaalde griffierechten te vergoeden en verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,

verklaart het beroep ongegrond;

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 340,- aan eiseres te vergoeden;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.503,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. B.V.A. Corstens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken

op 28 november 2018.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6: 6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Staatsblad 2000, 497, p.94.

JV 2017/55 (niet gepubliceerd op rechtspraak.nl).

Op het beroep geregistreerd onder nummer AWB 17/2491, ECLI:NL:RBDHA:2018:7514, gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Hoger beroep geregistreerd onder nummer 201803855/1/V1, ECLI:NL:RVS:2018:3090, gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Pagina 4 van het primaire besluit, ingelast in het bestreden besluit, en pagina 9 van het bestreden besluit.

Pagina 7 en 8 van het bestreden besluit.

Pagina 8 van het bestreden besluit.

Pagina 8 van het bestreden besluit.

Pagina 9 van het bestreden besluit.

Pagina 10 van het bestreden besluit.

Pagina 11 van het bestreden besluit.

Pagina 11 van het bestreden besluit.

Pagina 3 van het primaire besluit, ingelast in het bestreden besluit.

Zie eerder genoemde uitspraak van 6 april 2018.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature