Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

- Nareis

- Feitelijke gezinsband

- Beleid biologische minderjarige kinderen

- Contra-indicaties na peilmoment

- Motiveringsgebrek

- Beroep gegrond

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/26147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2017 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [nummer],

gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld,

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. N. Hamzaoui.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 oktober 2016 (het bestreden besluit) en tweemaal aanvullende gronden ingediend.

Van verweerder is een verweerschrift ontvangen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2017. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens waren aanwezig [referente], referente, en N. Idirisnha, tolk in de Somalische taal. Ter zitting is de zaak aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen schriftelijk een nadere toelichting te geven.

Op 20 februari 2017 is van verweerder een nadere toelichting ontvangen. Op 22 februari 2017 is een reactie daarop van eiseres ontvangen. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Somalische nationaliteit. Op 20 december 2007 heeft verweerder aan referente, haar moeder, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, geldig van 16 mei 2007 tot 16 mei 2012. Vervolgens is referente in de periode mei 2009 en april 2010 herenigd met haar drie zoons en haar stiefzoon. Ten aanzien van eiseres heeft referente op 15 januari 2015 opnieuw een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis ingediend, nadat eerdere aanvragen van 19 maart 2008 en 10 februari 2010 zijn afgewezen. Op 16 april 2015 heeft referente het Nederlanderschap verkregen.

2. Bij besluit van 11 januari 2016 (het primaire besluit) is ook deze aanvraag door verweerder afgewezen. Bij het bestreden besluit is het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.

3. Anders dan ten tijde van de afwijzing van de aanvraag van 19 maart 2008, is nu niet meer in geschil dat eiseres de biologische dochter is van referente. Verder is nu, anders dan in bezwaar, niet meer in geschil dat het peilmoment voor het beoordelen van de aanvraag gelegen is op 23 april 2007, de datum waarop referente Nederland is ingereisd, en dat eiseres toen minderjarig was. Evenmin is in geschil dat eiseres toen door ontvoering in gevangenschap leefde, zodat de reden waarom zij niet meer bij haar moeder woonde niet aan haar kan worden tegengeworpen.

4. Gebleken is dat eiseres in 2010 weer in contact is getreden met referente en zelfstandig naar de ambassade in Addis Abeba is gereisd voor een gehoor in het kader van de aanvraag van 10 februari 2010. Eiseres heeft tijdens dat gehoor verklaard dat zij op dat moment niet meer in gevangenschap leefde. Referente heeft dit bevestigd tijdens het gehoor dat verweerder op 8 december 2015 in het kader van de voorliggende aanvraag heeft afgenomen. Eiseres is echter teruggekeerd naar haar ontvoerder. In die omstandigheid ziet verweerder een contra-indicatie op basis waarvan hij heeft geoordeeld dat de gezinsband tussen eiseres en referente is verbroken. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat het feit dat deze contra-indicatie zich na het peilmoment heeft voorgedaan er niet aan in de weg staat dat hij deze aan eiseres kan tegenwerpen. Hij wijst daarbij op zijn beleid zoals neergelegd in hoofdstuk C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) onder het kopje ‘Biologische minderjarige kinderen’.

5. Eiseres voert daar in beroep primair tegen aan dat verweerder omstandigheden van na het peilmoment niet in de beoordeling heeft mogen betrekken. Zij voert subsidiair aan dat de door verweerder genoemde omstandigheden ten onrechte zijn aangemerkt als contra-indicaties bij de vraag of sprake was van een gezinsband. Immers voornoemde aanvraag van 10 februari 2010 zou zijn ingewilligd als het nu geldende, gunstigere beleid al van kracht zou zijn geweest en eiseres meent dat zij niet mag worden benadeeld door tijdsverloop. Daarnaast is het voor alleenstaande moeders in Somalië onmogelijk zich staande te houden zonder bescherming van een man, zodat zij feitelijk geen keuze had dan terug te keren naar haar verkrachter. Zij had op dat moment een kind van hem dat bij hem was achtergebleven en was opnieuw ongewenst zanger van hem.

6. Ter zitting is aan de orde geweest hoe nu precies het beleid luidt ten aanzien van de gevolgen voor de beoordeling van de gezinsband als zich na het peilmoment contra-indicaties voordoen en of de tekst van de Vc daar voldoende duidelijk over is. In reactie daarop heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij in ieder geval uitgaat van een verbroken gezinsband tussen de ouder en het minderjarige kind, als dat kind na het peilmoment kiest voor een eigen gezin. Daarnaast heeft verweerder meegedeeld dat hij niet was voorbereid op de vraag naar de toepassing van dit beleid in algemene zin en de weergave daarvan in de tekst van de Vc. Hij heeft de rechtbank daarom verzocht dit alsnog schriftelijk te mogen toelichten. In reactie daarop heeft de rechtbank de zaak aangehouden en verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een nadere schriftelijke toelichting in te brengen. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op deze toelichting te reageren.

7. In de nadere schriftelijke toelichting van verweerder van 20 februari 2017 is volstaan met het citeren van een gedeelte van hoofdstuk C2/4.1 van de Vc onder het kopje ‘Biologische minderjarige kinderen’ met daarbij de stelling dat terecht aan eiseres is tegengeworpen dat sprake is van beide daarin genoemde contra-indicaties. Eiseres heeft in haar reactie daarop van 22 februari 2017 gemotiveerd betwist dat deze contra-indicaties op haar van toepassing zijn.

8. Al met al ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of aan eiseres terecht de contra-indicaties zijn tegengeworpen zoals geformuleerd in hoofdstuk C2/4.1 van de Vc onder het kopje ‘Biologische minderjarige kinderen’. De betreffende passage luidt als volgt:

“Indien er sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden (contra-indicaties), kan in ieder geval worden aangenomen dat het kind niet langer feitelijk tot het gezin van de ouder(s) behoort:

• het kind woont zelfstandig en voorziet in eigen onderhoud;

• het kind is belast met de zorg voor een buitenechtelijk kind.

Indien het kind zelf de zorg heeft voor afhankelijke gezinsleden, onder wie (buitenechtelijke) kinderen, is dit alleen een reden om aan te nemen dat het niet langer feitelijk behoort tot het gezin van de ouder(s), indien daarnaast sprake is van de eerst genoemde omstandigheid.

Indien het minderjarige kind een huwelijk of relatie is aangegaan en er geen sprake is van een van de genoemde omstandigheden of andere contra-indicaties, acht de IND de gezinsband met de ouder(s) niet als verbroken.”

9. De rechtbank stelt vast dat, anders dan in het beleid zoals geformuleerd onder het kopje ‘Meerderjarige kinderen’, bij de eerstgenoemde contra-indicatie sprake is van twee cumulatief geformuleerde vereisten: zelfstandig wonen en voorzien in eigen onderhoud. Door verweerder is niet betwist dat eiseres financieel afhankelijk is van referente. In beroep is een zestiental recente kwitanties overgelegd waaruit blijkt dat referente regelmatig geld overmaakt aan eiseres. Ondanks het feit dat het zelfstandig wonen blijkens de formulering van het toepasselijke beleid niet als zelfstandige contra-indicatie kan worden tegengeworpen, heeft verweerder deze financiële afhankelijkheid niet kenbaar in de beoordeling betrokken.

10. Reeds hierom komt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit berust op een ondeugdelijke motivering. Daarmee is sprake van strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht . Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank komt niet toe aan de vraag of verweerder met de gegeven beoordeling terecht aan eiseres heeft tegengeworpen dat zij zelfstandig is gaan wonen, noch aan de vraag of het terecht is dat eerst in de schriftelijke toelichting van verweerder van 20 februari 2017 de tweede contra-indicatie mede is tegengeworpen.

11. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op een bedrag van € 1237,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting en een half punt voor het indienen van nadere schriftelijke inlichtingen en uitgaande van een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:

 verklaart het beroep gegrond;

 vernietigt het bestreden besluit;

 bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;

 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- (honderdachtenzestig euro) aan eiseres te vergoeden;

 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1237,50 (twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature