U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Schuldsaneringsregeling en testamentair bewind. Testeervrijheid erflater. Instellen testamentair bewind in beginsel geen grond voor beëindiging wsnp, aanvaarden nalatenschap onder bewind evenmin. Geen verplichting lening te nemen om de waarde van het geërfde in de boedel te laten vloeien. Aanpassing nominale deel VTLB door rechter-commissaris vanwege mogelijkheden bij testamentair bewindvoerder. Moeizame verhouding schone lei en vrijvallen erfenis na schuldsaneringsregeling.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies – enkelvoudige kamer

Vonnis van 10 maart 2017

in de schuldsaneringsregeling van:

[schuldenaar], geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats], wonende te [adres, postcode en woonplaats]. [Schuldenaar] zal hierna worden aangeduid als ‘schuldenaar’.

1 Verloop van de procedure

1.1

Ten aanzien van schuldenaar is bij vonnis van 12 juli 2016 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. W.J. Don tot rechter-commissaris. H.A. Thomason, kantoorhoudende te Zuidland, is benoemd tot bewindvoerder.

1.2

Bij brief van 2 november 2017 heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend strekkende tot voortijdige beëindiging van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 350 van de Faillissementswet (Fw). De rechter-commissaris heeft niet te kennen gegeven dit verzoek te ondersteunen.

1.3

Namens schuldenaar is door mr. T.J. Fluitman, advocaat te Naaldwijk, op 2 februari 2017 een verweerschrift ingediend.

1.4

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 februari 2017. Bij die gelegenheid zijn verschenen:

- schuldenaar, bijgestaan door mr. Fluitman,- de bewindvoerder, vergezeld door J. Lagendaal.

1.5

De rechtbank heeft vonnis bepaald op heden.

2 De beoordeling

2.1

Van personen ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is, mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen en dat zij de uitvoering van de regeling door doen of nalaten ook niet anderszins belemmeren dan wel frustreren. Niet nakoming van één of meer van deze verplichtingen kan leiden tot een voortijdige beëindiging van de regeling.

2.2

De bewindvoerder heeft haar verzoek gegrond op de volgende feiten en omstandigheden. Schuldenaar is erfgenaam van zijn tante, [erflaatster]. Bij testament heeft zij hetgeen schuldenaar uit haar nalatenschap zou verkrijgen onder bewind gesteld van een andere neef. De constructie wordt louter gebruikt om een gedeelte van het vermogen van [schuldenaar] aan zijn schuldeisers te onttrekken. Door deze nalatenschap te accepteren heeft schuldenaar blijk gegeven van een niet-saneringsgezinde houding. Hij had de nalatenschap ook kunnen verwerpen, aldus de bewindvoerder.

2.3

Ter beoordeling staat of schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in een of meer van de verplichtingen die de schuldsaneringsregeling voor hem met zich brengt en of die tekortkomingen van dusdanige aard zijn dat die de tussentijdse beëindiging van de regeling rechtvaardigen.

2.4

Bij testament van 12 december 2013 heeft tante over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft in dat testament onder meer bepaald:

“Ik stel al hetgeen mijn neef, [schuldenaar], voornoemd, - hierna ook te noemen: rechthebbende – uit mijn nalatenschap onder algemene of bijzondere titel verkrijgt, onder bewind.”

[…]

“Het bewind eindigt voor de rechthebbende nadat de rechthebbende na beëindiging van een faillissement of schuldsaneringsregeling natuurlijke personen niet (meer) aansprakelijk is jegens de schuldeisers die waren betrokken bij bedoeld(e) faillissement respectievelijk schuldsaneringsregeling.”

Tante is overleden op 3 mei 2014.

2.5

Testamentair bewind is een wettelijke figuur (artikel 4:153 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Het kan onder meer worden ingesteld om hetgeen een nabestaande uit een nalatenschap verkrijgt te beschermen tegen hemzelf of tegen zijn schuldeisers (art. 4:175 BW). Het instellen van het testamentair bewind is een beslissing van de erflater (hier: tante). Die beslissing van tante - die testeervrijheid had en in beginsel vrij was om over haar nalatenschap te beschikken op de wijze die haar goed docht – komt niet voor rekening van schuldenaar en kan dus op zichzelf geen grond zijn voor tussentijdse beëindiging. Dat schuldenaar zo heeft ‘aangestuurd’ op het instellen van testamentair bewind, dat hij daarop in overwegende mate invloed heeft gehad, is niet gebleken (Rechtbank Den Haag, 24 december 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:15633). Dat schuldenaar in het testament niet eerder is genoemd dan in de aangehaalde bepaling en het woord ‘voornoemd’ in die bepaling daardoor nergens op terugslaat, kan indiceren dat dit testament een aanpassing is van een eerder testament, maar is voor het aannemen van invloed van schuldenaar op de beslissing van tante onvoldoende.

2.6

Dat schuldenaar de nalatenschap, die is opengevallen lang voordat op hem de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing werd verklaard, niet heeft verworpen kan hem niet thans als tekortkoming in de schuldsaneringsregeling worden tegengeworpen. De mogelijkheid die schuldeisers van een verwerpende erfgenaam op grond van artikel 4:205 BW hebben leidt hier niet tot een ander oordeel. Nu erflaatster een tante van schuldenaar was bieden ook gedachten over en constructies met een legitieme portie de schuldeisers geen soelaas.

2.7

Over het standpunt van de bewindvoerder dat schuldenaar zich tot het uiterste moet inspannen om zijn erfdeel in de boedel te laten vloeien overweegt de rechtbank dat het testamentair bewind in juridische zin niet per se betekent dat een erfgenaam op zijn lauweren kan gaan rusten. De rechtbank verwijst daarbij naar de jurisprudentie over de verhouding tussen testamentair bewind en het recht op bijstand (b.v. CRvB 25 maart 2014 ECLI:NL:CRVB:2014:1013). Het is niet vanzelfsprekend dat het onder bewind gestelde vermogen ‘onaangeroerd blijft’.

2.8

In het onderhavige geval is – anders dan bij een bijstandsuitkering, die ten laste van de gemeenschap komt – geen sprake van een bijdrage die direct ten laste van de schuldeisers komt. Wel kan het zo zijn dat de rechter-commissaris bij het vaststellen van het nominale deel van het vrij te laten bedrag (art. 295, derde lid, Fw.) rekening houdt met de mogelijkheid van schuldenaar om bij de testamentair bewindvoerder aan te kloppen voor hetgeen hij boven de beslagvrije voet (art. 295, tweede lid, Fw) voor zijn levensonderhoud nodig heeft. Of die die uitkering weigert is tussen hem en schuldenaar. Bij die verlaging van het totale vrij te laten bedrag zijn de schuldeisers wél gebaat. Het verlagen of op nihil stellen van het nominale bedrag is echter geen verplichting van de schuldenaar, maar een bevoegdheid van de rechter-commissaris. Schuldenaar heeft geen achterstand in de afdrachten op grond van het thans geldende vrij te laten bedrag. Er is op dit moment dan ook geen tekortkoming in de afdrachtplicht.

2.9

De bewindvoerder heeft geopperd dat schuldenaar het geërfde bedrag bij derden zou kunnen lenen, het geleende aan de boedel overmaakt en de geldschieter later, na het einde van het bewind, met de eigenlijke erfenis terugbetaalt. Een zo vergaande algemene plicht kent de schuldsaneringsregeling echter niet, zeker niet omdat tijdens de looptijd van de regeling onduidelijk is of schuldenaar de schone lei zal krijgen. Zou hij de lening aangaan, maar de schone lei niet krijgen, dan hebben de pre-wsnpschuldeisers een maximale uitkering en hun verhaalsmogelijkheden op het ‘gewone’ vermogen terug, maar heeft schuldenaar door datzelfde uitblijven zijn restschulden én een schuld aan een (nieuwe) schuldeiser, die op zijn beurt mogelijk weinig verhaalsmogelijkheden heeft. Schuldenaar draagt dan de lasten, zonder het voordeel van de schone lei.

2.10

Hoewel voor schuldenaar een algemene plicht als bedoeld onder 2.9 niet bestaat – en hij op dat punt dan ook niet tekort is geschoten – moet onderkend worden dat de verhouding tussen testamentair bewind en de schone lei (art. 358, eerste lid, Fw.) een moeizame is. Buiten de schuldsaneringsregeling hebben de schuldeisers – ook als er een erfenis is waarop ze zich niet kunnen verhalen – voor hun vorderingen de gebruikelijke verhaalsmogelijkheden op het ‘gewone’ vermogen van schuldenaar. Volgt er na een schuldsaneringsregeling echter een schone lei, dan zijn zij die kwijt. Dat leidt in geval van testamentair bewind tot de situatie dat schuldenaar – kort gezegd – zijn schulden kwijt is én de vrije beschikking krijgt over de erfenis, terwijl de schuldeisers het nakijken hebben. Schuldeisers dragen dan de lasten, zonder het voordeel van de nalatenschap.

2.11

Hoe de situatie na het einde van de regeling is, hangt af van de uitspraak over de tekortkomingen, als bedoeld in art. 354 Fw. Een wettelijke bepaling die bepaalt dat (het onherroepelijke vonnis houdende) de vaststelling dat er geen tekortkomingen zijn of dat die buiten beschouwing blijven met zich brengt dat een testamentair bewind niet langer tegen de wsnpbewindvoerder kan worden ingeroepen ontbreekt. Of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de testamentair bewindvoerder na een dergelijke vaststelling het bewind aan de wsnpbewindvoerder blijft tegenwerpen – en het erfdeel niet in het kader van de afwikkeling van de schuldsaneringsregeling aan de boedel overmaakt – raakt niet de verplichtingen van schuldenaar, maar is een kwestie tussen de beide bewindvoerders. Die rechtsvraag is dan ook niet aan de wsnp-rechter om te beantwoorden. Datzelfde geldt voor de verstrekkender vraag die de bewindvoerder lijkt op te werpen: of een beroep op het testamentaire bewind niet al gedurende de termijn van de schuldsaneringsregeling jegens de wsnpbewindvoerder zijn werking ontbeert.

2.12

De rechtbank constateert dat schuldenaar ten aanzien van de nalatenschap van tante niet tekortschiet in enige verplichting die de schuldsaneringsregeling voor hem met zich brengt. Ook overigens is niet van een tekortkoming in die verplichtingen gebleken.

2.13

Het verzoek tot tussentijdse beëindiging zal worden afgewezen.

3 De beslissing:

De rechtbank:

- wijst af het verzoek tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] voornoemd.

Gewezen door mr. G.H.M. Smelt, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2017 in aanwezigheid van F.J. Knaap, LL.B., griffier.

Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature